Uitspraak
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2022 in de zaak tussen
[eiser] , eiser, uit [woonplaats] ,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray, verweerder,
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Beoordeling door de rechtbank
onder andereagrarisch grondgebruik (onder a) en de uitoefening van een intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', waarbij ook activiteiten behorende tot een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met uitzondering van glastuinbouw (onder h). In artikel 1.15 van de planregels is agrarisch grondgebruik gedefinieerd als het gebruik van grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van agrarisch grondgebruik, nu eiser met het bouwplan beoogt de gronden te gebruiken voor het telen van gewassen, in dit geval zacht fruit. Het betoog van de gemachtigde van eiser op zitting dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van agrarisch grondgebruik slaagt dan ook niet. Het betoog van eiser dat verweerder het bouwplan niet aan de gebruiksregels zoals genoemd onder 3.1, onder a in samenhang met artikel 1.15 van de planregels (agrarisch grondgebruik) had moeten toetsen, maar juist aan artikel 3.1, onder h in samenhang met artikel 1.62 van de planregels (intensieve veehouderij), volgt de rechtbank niet. Het enkele feit dat op het perceel de functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’ is opgenomen, betekent niet dat enkel intensieve veehouderij op het perceel is toegestaan. Dit volgt niet uit artikel 3.1 van de planregels of een andere regel van het bestemmingsplan. Evenmin is in de planregels bepaald dat ‘agrarisch grondgebruik’ op een perceel met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ niet zou zijn toegestaan. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.