ECLI:NL:RBLIM:2022:9548

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
ROE 22/84
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. T.H.M.M. Kusters, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. E.F.D.A. Römgens. De eiser had een WIA-uitkering ontvangen, maar het UWV beëindigde deze per 9 september 2021, omdat de arbeidsongeschiktheid van de eiser was vastgesteld op minder dan 35%. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een online zitting op 15 november 2022. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 9 september 2021 in staat was om arbeid te verrichten, rekening houdend met de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er geen tegenstrijdigheden in de rapporten aanwezig waren. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat de rapporten niet aan de vereisten voldeden.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het UWV opgedragen om de proceskosten van eiser te vergoeden. De rechtbank heeft ook bepaald dat het UWV het betaalde griffierecht aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/84

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.H.M.M. Kusters),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. E.F.D.A. Römgens).

Procesverloop

Met het besluit van 8 juli 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de uitkering van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 9 september 2021 beëindigd omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 16,77%.
Met het besluit van 3 december 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 22,55%. Daarmee is eiser nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 15 november 2022. Eiser en het UWV hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser ontving een WIA-uitkering, laatstelijk naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Het UWV heeft in het kader van een professionele herbeoordeling de arbeidsongeschiktheid van eiser opnieuw beoordeeld.
2. Een arts [1] van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 9 september 2021 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er vijf functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 83,23% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 16,77%. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering meer krijgen.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van nieuwe medische gegevens de FML aangepast. Als gevolg van de aangepaste FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een van de geduide functies verworpen. Er zijn nog steeds vier geschikte functies. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 22,55%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

4. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij verwijst naar wat hij in bezwaar heeft aangevoerd. Verder voert hij aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij het opstellen van de FML onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn klachten en beperkingen. Ook vindt eiser dat de geduide functies niet passend zijn, omdat zijn belastbaarheid wordt overschreden, respectievelijk dat hij niet beschikt over de juiste opleiding en vereiste type- en/of computervaardigheid. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een verzekeringsgeneeskundig expertiserapport van 1MA overgelegd. Tot slot verzoekt eiser de rechtbank een deskundige te benoemen.

Waarover het gaat in deze zaak

5. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 22,55% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 9 september 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

6. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
8. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Hij beschrijft (onder andere) de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 25 november 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier met daarin informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft hij eiser gesproken op de hoorzitting en na afloop van de hoorzitting lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij aanleiding ziet de FML op een aantal punten aan te passen.
10. In beroep heeft eiser een verzekeringsgeneeskundig expertiserapport overgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 9 juni 2022 aangegeven dat het verzekeringsgeneeskundig expertiserapport aanleiding geeft zijn standpunt te wijzigen. Hij heeft daarom de FML nogmaals aangepast.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars en het door eiser overgelegde expertiserapport betrokken in zijn beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten in bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
12. De arts gaat uit van de diagnoses: HNP L4-L5 of L5-S1 (component aspecifiek), pijn in bovenste extremiteit en pijn in onderste extremiteit. In de FML heeft de arts beperkingen opgenomen voor sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 25 november 2021 uiteengezet waarom hij aanleiding ziet om de FML aan te passen. Hij wijst er op dat eiser op sommige punten meer beperkt is geacht dan in de FML van 2014, maar dat andere beperkingen niet meer zijn opgenomen, zonder dat daarvoor een motivering is gegeven. Het betreft aspecten van persoonlijk risico (beperkt vluchtvaardig, buigen, klimmen, zitten, zitten tijdens het werk en geknield of gehurkt actief zijn). Bij buigen werd in de FML die door de arts in de primaire fase is opgesteld een frequentie van 300 keer aangegeven, terwijl bij de FML van 2014 een frequentie van 150 keer werd opgenomen. In de nieuwe FML heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser meer beperkt geacht voor persoonlijk risico en buigen. Daarnaast ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding om eiser beperkt te achten op het gebied van nekbewegingen. Ook heeft eiser weinig kracht in de dominante rechterhand. Hij merkt op dat in de sociaal-medische beoordeling niet is beschreven dat de nek is onderzocht of dat de spierkracht is getest. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter op basis van zijn eigen bevindingen bij lichamelijk onderzoek en de onderliggende problematiek geen argumenten om aan te nemen dat deze beperkingen op datum in geding niet aanwezig waren. Deze beperkingen zijn daarom toegevoegd aan de FML. Omdat eiser nu pas met looptraining start, verwacht de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de belastbaarheid ten aanzien van de mobiliteit nog aanzienlijk zal verbeteren. Ook is volgens hem niet uitgesloten dat bijvoorbeeld een her-operatie of pijnbestrijding tot een afname of het verdwijnen van de nek- en handklachten kan leiden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan niet mee te gaan in de standpunten van eiser wat betreft zitten, traplopen en frequent reiken.
14. Eiser voert in beroep aan dat hij zich ten aanzien van de volgende aspecten meer beperkt acht: werk met verhoogd persoonlijk risico, horen, buigen, buigen tijdens het werk, torderen, duwen of trekken, tillen of dragen, frequent zware lasten hanteren, traplopen, klimmen, overige beperkingen van het dynamisch handelen, knielen of hurken, zitten, zitten tijdens het werk, geknield en gehurkt actief zijn, staan, staan tijdens het werk en afwisseling van houding. Ter onderbouwing heeft eiser een verzekeringsgeneeskundig rapport van 9 mei 2022 van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] overgelegd.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 9 juni 2022 op het beroepschrift en het rapport van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] gereageerd. Op basis van het rapport ziet hij aanleiding om de in bezwaar opgestelde FML aan te passen. Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep sprake van een novum en hij geeft aan een fout te hebben gemaakt in de in bezwaar opgestelde FML. Hij kan echter niet volledig meegaan in wat in het rapport wordt geadviseerd. Zo kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet meegaan in de stelling dat er sprake is van beperkingen op het gebied van horen en geluidsbelasting. Uit het bezwaarschrift en de hoorzitting blijken geen beperkingen op dit gebied en er zijn ook geen resultaten van een audiologisch onderzoek ontvangen. Daarom staat niet vast dat er op de datum in geding gehoorbeperkingen aan de orde waren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het advies met betrekking tot de toelichting bij ‘frequent reiken tijdens het werk’ overgenomen uit het rapport. Ook is in de FML bij het item torderen de toelichting toegevoegd dat eiser geen snelle tordeerbewegingen dient te maken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat ook mee in het advies uit het rapport om ten aanzien van traplopen in de FML op te nemen dat eiser in één keer een trap op of af kan lopen in plaats van op en af. Uit een recente CT-scan blijkt namelijk dat de vaatproblematiek heviger is dan eerder bekend was. Met het advies uit het rapport dat eiser hooguit twee keer per uur kan knielen of hurken gaat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet mee. Hij schat de belastbaarheid van eiser op dat gebied hoger in maar geeft aan in de FML bij de toelichting wel op te nemen dat de norm-waarde het maximale is. Hij kan het advies in het rapport ten aanzien van ‘geknield en gehurkt actief zijn’ wel volgen, en zal daarom de FML ook op dit punt aanpassen. In zijn rapport van 25 november 2021 heeft hij de beperkingen op dat gebied wel benoemd, maar abusievelijk niet in de FML opgenomen. Ten aanzien van het item zitten volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep het rapport niet. Hij wijst hierbij op zijn bevindingen tijdens de hoorzitting, het dagverhaal van eiser en het verslag van het onderzoek bij eiser thuis dat in het rapport wordt beschreven. Ten slotte geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat hij ten aanzien van het item ‘boven schouderhoogte actief zijn’ in de toelichting in de FML zal opnemen dat rechts sterk beperkt is en links volgens de norm belast mag worden.
16. Met het aanvullend rapport van 25 juli 2022 heeft [naam verzekeringsarts] gereageerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 juni 2022. [naam verzekeringsarts] geeft aan onveranderd van mening te zijn dat beperkingen op de items horen en geluidsbelasting zijn aangewezen. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser een audiogram gedateerd van 29 maart 2022 overgelegd. Daarnaast handhaaft [naam verzekeringsarts] haar standpunt dat eiser beperkt moet worden geacht op de items knielen en hurken. Eiser kan volgens haar hooguit 2 keer per uur knielend of hurkend met de handen de grond bereiken.
17. In het rapport van 16 september 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangegeven dat het aanvullend rapport van [naam verzekeringsarts] en het audiogram geen aanleiding geven om de in beroep opgestelde FML aan te passen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst erop dat in het bezwaarschrift geen gehoorproblemen zijn vermeldt en dat deze tijdens de hoorzitting in bezwaar ook niet zijn benoemd of waargenomen. Ook heeft [naam verzekeringsarts] aangegeven dat de gehoorproblemen tijdens haar onderzoek niet direct merkbaar waren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat op het audiogram inderdaad gehoorverlies zichtbaar is maar dat het onduidelijk is wat de oorzaak van het gehoorverlies is, waardoor voor hem nog niet vaststaat dat er sprake is van een novum. Voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep staat niet vast dat op datum in geding beperkingen dienen te worden aangenomen ten aanzien van de items horen en geluidsbelasting. Ook kan hij kan het advies van [naam verzekeringsarts] met betrekking tot het knielen en hurken niet volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep handhaaft de normaalwaarde en de toelichting die daarbij gegeven is in de FML die in beroep is opgesteld.
18. Met het aanvullend beroepschrift van 19 oktober 2022 heeft eiser aangegeven dat tijdens de hoorzitting in bezwaar wel degelijk gehoorproblemen waargenomen konden worden. Eiser heeft namelijk herhaaldelijk de verzekeringsarts bezwaar en beroep verzocht de vraag te herhalen. Eiser heeft zijn gemachtigde desgevraagd verteld dat hij al langere tijd minder goed hoort. Deze problemen vielen echter in het niet bij de hevige pijnklachten in de rug waarmee eiser is uitgevallen. Om die reden heeft eiser de klachten toen niet benoemd. De klachten waren echter wel al aanwezig op datum in geding. Omdat twee verzekeringsartsen ( [naam verzekeringsarts] en de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het UWV) van mening verschillen verzoekt eiser de rechtbank om een deskundige in te schakelen. Ter zitting voert eiser nogmaals aan dat hij geen uur kan zitten, zoals in de FML is aangenomen. [naam verzekeringsarts] stelt in haar expertiserapport dat eiser maar een half uur kan zitten. Eiser geeft aan in het dagelijks leven geen uur te kunnen zitten.
19. De gemachtigde van het UWV heeft ter zitting aangegeven dat zij over het horen overleg heeft gevoerd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De gemachtigde van het UWV benoemt dat tijdens de hoorzitting in bezwaar de gehoorproblemen niet geobjectiveerd konden worden. Ook is de oorzaak van de gehoorproblemen nog niet bekend, waardoor niet duidelijk is of de gehoorproblemen al tijdens de datum in geding aanwezig waren. Verder heeft de gemachtigde van het UWV nog aangegeven dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opgemerkt dat uit het dagverhaal blijkt dat eiser wel een uur aangesloten kan zitten omdat veel van zijn activiteiten ook zittend worden gedaan. Er is geen medische reden eiser verder te beperken op het item zitten.
20. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom het rapport van [naam verzekeringsarts] leidt tot meer beperkingen in de FML, maar dat niet alle adviezen worden overgenomen. Hij heeft gemotiveerd aangegeven waarom bepaalde beperkingen of toelichtingen bij de beperkingen in de FML worden toegevoegd of aangepast. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd op welke specifieke aspecten hij de adviezen uit het rapport niet volgt. De rechtbank vindt deze motivering begrijpelijk en volgt deze. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook volgen in de stelling dat niet medisch geobjectiveerd kan worden dat er op datum in geding gehoorproblemen aanwezig waren. Ook ten aanzien van het zitten kan de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat er geen medische onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 9 september 2021.
21. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 9 september 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn vastgesteld. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht.
22. Nu de verzekeringsarts bezwaar en beroep pas na het indienen van het beroepschrift en expertiserapport verdergaande beperkingen heeft aangenomen, is het bestreden besluit pas in beroep van een juiste motivering voorzien. De rechtbank zal dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeren, nu het gebrek in beroep is geheeld en eiser hier niet door is benadeeld.
De arbeidskundige beoordeling
23. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de in beroep aangepaste FML bekeken of de eerder geduide functies nog geschikt zijn voor eiser. Volgens de arbeidskundige zijn de volgende van die functies nog geschikt:
- (315120) Medewerker receptie;
- (315133) Medewerker post;
- (315173) Klantadviseur.
Het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt niet.
24. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij voor de functies Medewerker receptie, Medewerker post en Klantadviseur niet voldoet aan de gestelde opleidingseisen/vaardigheden. Ter zitting heeft eiser nog gesteld dat hij voor de functies Medewerker Receptie en Klantadviseur niet voldoet aan de vereiste computervaardigheden. De functies Medewerker receptie, Medewerker post en Elektronisch medewerker kan eiser niet uitvoeren omdat hij in deze functies te lang moet zitten. De functie Elektronisch medewerker kan eiser bovendien niet uitvoeren omdat de functie te belastend zou zijn voor zijn handen.
25. In de rapporten van 10 februari 2022 en 27 juni 2022 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gereageerd op de beroepsgronden van eiser. Voor een reactie op wat eiser stelt over de opleidingseisen en vaardigheden verwijst de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep naar haar rapport van 1 december 2021. In dit rapport heeft zij per functie uitgelegd dat er geen overschrijding plaatsvindt van het opleidingsniveau van eiser en dat er verder geen specifieke vaardigheden of ervaring is vereist. Ook ten aanzien van het zitten verwijst de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep naar haar rapport van 1 december 2021 waarin zij heeft aangegeven dat er geen overschrijding van de belastbaarheid plaatsvindt. Ter zitting wijst de gemachtigde van het UWV erop dat computervaardigheid in de functies Medewerker receptie en Klantadviseur niet specifiek vereist is. Omdat er in deze functies geen ervaring vereist is, zal eiser het werk zich makkelijk eigen kunnen maken volgens de gemachtigde van het UWV. Aan de bezwaren tegen de functie Elektronisch medewerker kan worden voorbijgegaan omdat deze functie in beroep is komen te vervallen.
26. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft uitgelegd waarom de geduide functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. Zij heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hierin niet te volgen.
27. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 9 september 2021 met de middelste van de geduide functies 77,45% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als pijpfitter/montagemedewerker, zodat eiser voor de overige 22,55% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

28. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiser per 9 september 2021 terecht beëindigd omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
29. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt.
30. De rechtbank ziet in de toepassing van artikel 6:22 Awb aanleiding te bepalen dat het UWV aan eiser de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht moet vergoeden. De kosten voor verleende rechtsbijstand worden begroot op €1.518,- en het betaalde griffierecht op €50,-. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek om vergoeding van de kosten van de deskundige gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking komt. Bij het berekenen van de vergoeding voor deze kosten houdt de rechtbank rekening met het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts). Uit de overgelegde specificatie leidt de rechtbank af dat in totaal 16,75 uren werkzaamheden zijn verricht met een uurtarief van €186,78. Dat 1MA 16,75 uur voor het totale onderzoek in rekening heeft gebracht acht de rechtbank niet onredelijk. Het door eiser gedeclareerde uurtarief van 186,78,- vindt de rechtbank gezien de relevante bepalingen in het Bts wel onredelijk. Op grond van artikel 9, eerste lid, van het Bts is bepaald dat voor vaststelling van de vergoeding een gedeelte van een uur gelijk aan een half uur of korter, als een half uur telt, en een gedeelte langer dan een half uur als een heel uur. Op basis van het Bpb en het Bts kan voor de vergoeding van de kosten van de deskundige in dit geval een bedrag van €2.801,43 (17 uur x €136,19 + 21% btw) worden toegekend. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [2] komen administratiekosten niet voor vergoeding in aanmerking, zodat de op de factuur van 1MA vermelde kosten voor medisch secretariaat ten bedrage van €69,50 niet voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van €50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €4.319,43,-.
Deze uitspraak is gedaan op 1 december 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 1 december 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De sociaal-medische beoordeling is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3010