ECLI:NL:RBLIM:2022:9544

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
10083290 cv expl 22-4163
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie door zorgverzekeraar tegen bewindvoerder van onderbewindgestelde

In deze zaak vorderde VGZ Zorgverzekeraar N.V. betaling van een achterstallige zorgpremie van € 500,00 van de gedaagde, die als bewindvoerder optreedt voor een onderbewindgestelde. De gedaagde had een premie-achterstand van € 930,46 opgebouwd. VGZ had eerder geprobeerd om tot een minnelijk regeling te komen, maar deze pogingen waren niet succesvol. De kantonrechter oordeelde dat VGZ op de hoogte was van de problematische schuldenpositie van de onderbewindgestelde en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een incassotraject rechtvaardigden. Hierdoor werden de gevorderde buitengerechtelijke kosten afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de hoofdsom van € 500,00 toewijsbaar was, evenals de wettelijke rente, maar dat de proceskosten tussen partijen gecompenseerd dienden te worden. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 10083290 \ CV EXPL 22-4163
Vonnis van 7 december 2022
in de zaak van
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: VGZ,
gemachtigde: Inkassier, Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
COMPASS ZUID NEDERLAND B.V. IN DE HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER IN HET BEWIND VAN [onderbewindgestelde],
te Reuver,
gedaagde partij,
hierna te noemen: gedaagde,
in rechte verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde is bewindvoerder van [onderbewindgestelde] , die met VGZ een zorgverzekeringsovereenkomst is aangegaan. De verzekering is bij VGZ geregistreerd onder klantnummer [nummer] /VGZ.
2.2.
Gedaagde is maandelijks bij vooruitbetaling premie aan VGZ verschuldigd. Gedaagde heeft een premie-achterstand laten ontstaan van € 930,46.

3.Het geschil

3.1.
VGZ vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde tot betaling van € 500,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Als onweersproken staat vast dat gedaagde een bedrag van € 930,46 in hoofdsom onbetaald heeft gelaten. Naast die hoofdsom vordert VGZ € 51,93 aan wettelijke rente tot 28 juli 2022 en buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 168,18. Er is een bedrag van
€ 3,87 door gedaagde voldaan.
4.2.
VGZ heeft aangegeven haar vordering op gedaagde in het kader van deze procedure te beperken tot € 500,00 aan hoofdsom. Zij reserveert haar rechten tot invordering van het nog resterende deel van de vordering van € 646,70. VGZ wil met deze dagvaarding (en een toewijzend vonnis) de ernst van de situatie aan gedaagde duidelijk maken nu eerdere pogingen om tot een minnelijke regeling te komen niet tot (voldoende) resultaat hebben geleid.
4.3.
Gedaagde is bewindvoerder van de heer [onderbewindgestelde] en stelt dat deze kampt met een enorme schuldenlast. Deze kan enkel worden opgelost door een minnelijke of wettelijke schuldsanering (MSNP of WSNP). Er zijn voorwaarden waaraan voldaan moet worden om voor een dergelijk traject in aanmerking te kunnen komen en daaraan wordt gewerkt. Een van de voorwaarden is dat schuldeisers hun vordering moeten opgeven, en dat juist VGZ dit niet doet. VGZ wil niet meewerken aan een regeling en neemt alleen genoegen met een betalingsregeling. Gedaagde is echter verplicht om in het kader van een schuldregeling de concurrente schuldeisers gelijk te behandelen en kan geen afzonderlijke regelingen treffen. Zij verzoekt de kantonrechter om de openstaande vordering niet te verzwaren met buitengerechtelijke kosten en rente.
4.4.
Gelet op de erkenning door gedaagde van de vordering is het gevorderde bedrag van € 500,00 toewijsbaar. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de gevorderde wettelijke rente af te wijzen, zodat deze ook toewijsbaar is.
4.5.
Voor wat betreft de buitengerechtelijke- en proceskosten overweegt de kantonrechter als volgt. Uit de stukken blijkt dat VGZ voorafgaande aan de incasso op de hoogte was van de problematische schuldenpositie van haar verzekerde, het feit dat er bewindvoering liep én het feit dat er gepoogd werd om een minnelijk of wettelijk schuldsaneringstraject te doorlopen. Onder die omstandigheden dienen er bijzondere omstandigheden te zijn als desondanks toch tot een incassotraject wordt overgegaan. VGZ weet namelijk dat in die situatie geen betalingsregelingen mogen worden afgedwongen. Voorts dat een vonnis de kans op daadwerkelijke incasso van haar vordering niet of nauwelijks vergroot. Aan een schuldsaneringstraject zijn in de regel aanmerkelijke kosten verbonden die doorgaans (via subsidies, bijzondere bijstand of gewoon inzet van gemeentelijke ambtenaren) geheel of gedeeltelijk door de overheid of maatschappij worden gedragen. Deze omstandigheden brengen met zich mee dat als een schuldeiser desondanks aanleiding ziet om tot een voor diezelfde schuldenaar kostbare procedure over te gaan (via een veroordeling in kosten), zij dat zodanig toelicht dat daarvoor begrip kan worden opgebracht. De opmerking in dat verband van VGZ dat zij de kans op het slagen van een minnelijk traject gering acht, is onvoldoende. Daaruit volgt dat de buitengerechtelijke kosten worden afgewezen en er geen proceskostenveroordeling van gedaagde zal worden uitgesproken.
4.6.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde om aan VGZ te betalen een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 2 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken op
7 december 2022.
type: em