ECLI:NL:RBLIM:2022:9534

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
ROE 22 / 2577
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning op basis van de Opiumwet na aantreffen van hard- en softdrugs

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster, een huurder van een woning, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Venlo, dat haar woning voor drie maanden gesloten zou worden op basis van de Opiumwet. Dit besluit volgde na een politieonderzoek waarbij in de woning en de bijbehorende schuur aanzienlijke hoeveelheden hard- en softdrugs zijn aangetroffen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, maar dat de noodzaak van de sluiting en de gevolgen voor verzoekster nader moeten worden gewogen. De voorzieningenrechter schorst het besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, zodat verzoekster de gelegenheid krijgt om de gevolgen van de sluiting verder te onderbouwen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de burgemeester om niet alleen de bevoegdheid, maar ook de proportionaliteit van de sluiting te onderbouwen, vooral gezien de impact op de minderjarige kinderen van verzoekster. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat de burgemeester de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/2577

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 december 2022 in de zaak tussen

[Naam 1] , uit [plaatsnaam] , verzoekster

(gemachtigde: mr. Q.J. van Riet),
en

de Burgemeester van de gemeente Venlo, verweerder, verder de burgemeester

(gemachtigde: mr. E.B.P. Moors).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van 24 oktober 2022 waarbij aan verzoekster een last onder bestuursdwang is opgelegd in de vorm van de sluiting van de woning gelegen aan de [straatnaam] [huisnummer] te [plaatsnaam] .
1.1.
Met het bestreden besluit van 24 oktober 2022 heeft de burgemeester gelast de woning van verzoekster met ingang van 7 november 2022 te sluiten voor de duur van drie maanden. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, haar gemachtigde, haar bewindvoerder [naam 2] en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
3. Deze zaak gaat over een last tot sluiting van de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit artikel maakt het mogelijk om – kort gezegd – een woning te sluiten als vanuit die woning hard- of softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.
4. Verzoekster, geboren [datum] , huurt via Stichting Antares Woonservice een woning aan de [straatnaam] [huisnummer] , stadsdeel [*] , gemeente [plaatsnaam] . Op dit adres staan ook haar vier kinderen, waarvan één minderjarig is, ingeschreven: zoon [naam 3] , geboren [datum] ( [naam 3] ), dochter [naam 4] ( [naam 4] ), geboren [datum] , zoon [naam 5] ( [naam 5] ), geboren [datum] en zoon [naam 6] ( [naam 6] ), geboren [datum] .
5. In de bestuurlijke rapportage van de politie, gedateerd 20 augustus 2022, staat
vermeld dat op 21 juli 2022 de politie met toestemming van verzoekster een onderzoek heeft verricht in verzoeksters woning en de aangrenzende schuur. Het onderzoek in de woning heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de aanhouding op die dag van oudste zoon [naam 3] , in verband met handel in verdovende middelen. De politie heeft in de schuur, alwaar [naam 3] volgens verzoekster verblijft, in twee slaapkamers van respectievelijk [naam 6] en [naam 4] , in de keuken en in de serre in totaal 126,2 gram hennep, 86,8 gram hasj, 0,6 gram heroïne en 29,3 gram Crystal Meth aangetroffen. De verdovende middelen waren allemaal in boterhammenzakjes of plastic zakken verpakt. De politie heeft verder in de slaapkamer van [naam 4] een busje pepperspray, een boksbeugel en € 900,- contant in verschillende coupures aangetroffen.
5.1.
[naam 3] is gehoord op het politiebureau en heeft over de aangetroffen verdovende middelen en wapens en over de handel in verdovende middelen zich beroepen op zijn zwijgrecht. Ten aanzien van de aangetroffen 87,2 gram hennep die in de schuur is aangetroffen heeft hij verklaard dat die van hem zijn.
[naam 4] is gehoord in de woning en heeft over de op haar slaapkamer aangetroffen 19,2 gram hennep, het busje pepperspray, de zwarte boksbeugel, het geldbedrag en de 0,6 gram heroïne verklaard dat deze van haar zijn.
[naam 6] is gehoord maar wil niet zeggen van wie de op zijn slaapkamer aangetroffen verdovende middelen (blok hasj 88,8 gram, hennepgruis 10,2 gram, hennep in combinatie met hennepgruis 5,4 gram) zijn. [naam 5] en verzoekster zijn niet gehoord. Verzoekster heeft tijdens de doorzoeking aangegeven niet te weten dat er verdovende middelen in haar woning lagen.
5.2.
Op grond van de bevindingen van de politie heeft de burgemeester verzoekster bij brief van 24 augustus 2022 in kennis gesteld van het voornemen tot sluiting van de woning. Verzoekster heeft bij brief van 12 september 2022 haar zienswijze gegeven. Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester bepaald dat de woning drie maanden wordt gesloten.
Wat vraagt verzoekster de voorzieningenrechter?
6. Verzoekster vraagt een voorlopige voorziening die inhoudt dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
6.1.
Verzoekster heeft samengevat naar voren gebracht dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat de aan de bestuurlijke rapportage ten grondslag liggende processen-verbaal en de politie-mutaties ontbreken terwijl zij daar wel om heeft gevraagd. Volgens verzoekster is het niet noodzakelijk om de woning te sluiten en voldoet het besluit niet aan het evenredigheidsvereiste. Verzoekster heeft verder verwezen naar de zienswijze waarin zij samengevat naar voren heeft gebracht dat de aangetroffen heroïne van 0,6 gram bruto, onder aftrek van het gewicht van boterhammenzakjes, geen handelshoeveelheid is, dat de schuur los staat van de woning en daarom buiten beschouwing moet blijven, dat de in de keuken aangetroffen hennep (bruto 4,2 gram) van een vriendin, die tijdens de huiszoeking aanwezig was, was en daarom buiten beschouwing moet blijven, dat de in de woning aangetroffen hasj en hennep van in totaal 121,4 gram voor dagelijks gebruik is voor verzoekster en haar vier inwonende kinderen, dat de in de serre aangetroffen Crystal Meth niet bekend was bij verzoekster en haar kinderen en deze door een bekende van de van de kinderen aldaar moet zijn verstopt en dat er geen attributen, zoals een weegschaal, verpakkingsmateriaal of een grote hoeveelheid geld, zijn gevonden die te relateren zijn aan drugshandel. Verzoekster heeft in de zienswijze verder toegelicht waarom geen noodzaak was voor de sluiting en dat de sluiting onevenredige gevolgen heeft.
Wat moet de voorzieningenrechter beoordelen?
7. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om schorsing van het besluit tot sluiting van de woning. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemzaak niet. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist.
8. Gelet op de aard van de zaak – een woningsluiting – en wat verzoekster hierover heeft aangevoerd, neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang aan.
Was de burgemeester bevoegd om tot sluiting over te gaan?
9. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd de woning te sluiten als in een woning hard- en/of softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Venlo tegen te gaan. Dit beleid is opgenomen in de “Beleidsregels ter voorkoming en bestrijding van drugoverlast-, handel en -productie” (beleidsregels) geldend vanaf 1 mei 2012. Volgens de beleidsregels wordt de woning, zonder eerst een waarschuwing te geven, gesloten voor de duur van één jaar als sprake is van een dringend geval. Als dringend geval is in elk geval-maar niet uitsluitend- te beschouwen de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van harddrugs en/of grote hoeveelheden softdrugs.
10. De hoogste bestuursrechter in dit soort zaken [1] heeft al vaker overwogen dat een hoeveelheid harddrugs van maximaal 0,5 gram en een hoeveelheid softdrugs van maximaal 5 gram of vijf hennepplanten als hoeveelheid voor eigen gebruik kan worden aangemerkt. Bij een grotere hoeveelheid drugs dan dat mag worden aangenomen dat het niet (alleen) voor eigen gebruik is, maar deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden. [2] Het ligt in dat geval op de weg van een betrokkene om het tegendeel aannemelijk te maken. Deze lijn heeft de Afdeling in de uitspraak van 22 juni 2022 nog bevestigd. [3]
11. Volgens verzoekster is het besluit onzorgvuldig tot stand gekomen omdat de processen-verbaal en politie-mutaties ontbreken. De mutaties kunnen afwijken van hetgeen in de bestuurlijke rapportage is opgenomen.
11.1.
Dat er mutaties zijn, zoals verzoekster stelt, is niet nader onderbouwd. Dat de processen-verbaal niet bij de bestuurlijke rapportage zitten, betekent niet dat de burgemeester niet kan uitgaan van de op waarheid opgemaakte bestuurlijke rapportage.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester dan ook heeft kunnen uitgaan van de juistheid van de inhoud van de bestuurlijke rapportage.
12. Verzoekster heeft betwist dat de hoeveelheid heroïne een handelshoeveelheid was; de aangetroffen hoeveelheid had een bruto gewicht van 0,6 gram en na aftrek van het gewicht van de boterhammenzakjes, doorgaans met een gewicht van 1 tot 3 gram, was dat minder dan 0,5 gram netto, aldus verzoekster.
12.1.
De voorzieningenrechter volgt deze stelling niet omdat het gewicht van de hoeveelheid heroïne inclusief het boterhammenzakje 0,6 gram (bruto) was zodat het niet mogelijk is dat het zakje 2 tot 3 gram heeft gewogen. Wat daar ook van zij, ook als verzoekster wel gevolgd zou worden in haar stelling dat de aangetroffen heroïne minder dan 0,5 gram netto was, dan is de totale hoeveelheid aangetroffen harddrugs, heroïne en Crystal Meth, nog steeds aanzienlijk meer dan de gebruikershoeveelheid
.
13. Volgens verzoekster dient de schuur en daarmee alles wat in de schuur is gevonden buiten beschouwing te blijven omdat de schuur niet in verbinding staat met de woning. De schuur wordt zelfstandig bewoond door haar zoon [naam 3].
13.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de woning en de bijbehorende schuur, ook al staat deze niet in directe verbinding met de woning, als een samenhangend geheel kan worden gezien. Verzoekster huurt de woning en daarbij hoort ook de schuur. Dat de schuur door de zoon wordt bewoond maakt dat niet anders. Zowel in de woning als in de schuur is drugs aangetroffen. Er is geen aanleiding om de schuur en de daarin aangetroffen hennep van 87,2 gram bruto buiten beschouwing te laten.
14. Verzoekster heeft aangevoerd dat de in de keuken aangetroffen hennep van 4,2 gram bruto buiten beschouwing moet blijven omdat deze van een tijdens de huiszoeking aanwezige vriendin van een van haar dochters was.
14.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, nog afgezien van het feit dat niet is komen vast te staan dat de aangetroffen hennep in de keuken daadwerkelijk van een vriendin was, het voor de bevoegdheid niet relevant is wie de eigenaar van de drugs is. Feit is dat de drugs, naast de overige aangetroffen soft- en harddrugs in de woning aanwezig was.
15. Verzoekster stelt dat de in de woning aangetroffen hoeveelheid softdrugs van in totaal 121,4 gram voor eigen gebruik was. De aangetroffen hoeveelheid softdrugs in de woning is 30 gram per persoon en is te kwalificeren als een ruime gebruikershoeveelheid teneinde niet iedere dag een aankoop te hoeven doen.
15.1.
De voorzieningenrechter acht de enkele stelling dat de aangetroffen softdrugs in de woning voor eigen gebruik van verzoekster en van drie van haar kinderen was, onvoldoende om dit aannemelijk te achten. De aangetroffen hoeveelheid softdrugs, ook als uitgegaan moet worden van een hoeveelheid per persoon, is beduidend meer dan de gebruikershoeveelheid van 5 gram.
16. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij en haar kinderen niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de Crystal Meth in de woning en dat deze harddrug door een bekende van één van de kinderen in de woning moet zijn verstopt.
16.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat voor de bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet niet is vereist dat verzoekster kennis moet hebben gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen en/of dat zij betrokken moeten zijn geweest bij de verkoop ervan. De stelling van verzoekster dat zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de Crystal Meth in de serre en dat deze door een bekende van een van de kinderen aldaar is verstopt, is voor de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang dan ook niet relevant. [4] Vast staat dat de Crystal Meth in de woning van verzoekster is aangetroffen. Verzoekster heeft haar stelling dat de Crystal Meth door een ander in de serre is verstopt overigens niet onderbouwd, zodat er van mag worden uitgegaan dat de aangetroffen Crystal Meth aan een of meerdere bewoners van de woning toebehoorde.
17. Op grond van de in de woning aangetroffen hoeveelheid harddrugs, in totaal 29,9 gram (heroïne 0,6 gram en 29,3 gram Crystal Meth), en de hoeveelheid softdrugs, in totaal 213 gram, heeft de burgemeester mogen aannemen dat de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden bestemd is, en hij dus bevoegd is de woning te sluiten. Volgens verzoekster zijn geen attributen, zoals een weegschaal, verpakkingsmateriaal of een grote hoeveelheid geld gevonden die te relateren zijn aan drugshandel. De voorzieningenrechter stelt vast dat een contant geldbedrag ter hoogte van € 900,-, verdeeld in kleine coupures, in de woning is aangetroffen. De aangetroffen hoeveelheid hard- en softdrugs in combinatie met het geldbedrag verdeeld in kleinere coupures zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter wel aanwijzingen dat sprake is geweest van handel. De burgemeester was dan ook bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan.
Was sluiting van de woning noodzakelijk?
18. Het specifieke toetsingskader voor woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet is weergegeven in de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 (hierna: de overzichtsuitspraak).
19. Zoals in de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022 [5] is uiteengezet, is bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. In de overzichtsuitspraak is de Afdeling ingegaan op de beoordeling van de noodzaak van een sluiting. De Afdeling heeft in haar uitspraak van
6 juli 2022 [6] , voortbordurend op de overzichtsuitspraak, een aantal verduidelijkingen aangebracht. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de "loop" naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. In dit soort gevallen vindt de Afdeling dat een sluiting van meer dan zes maanden in beginsel onevenredig is. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit er toe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.
20. Volgens verzoekster is er geen noodzaak voor sluiting omdat er geen loop naar de woning is, geen klachten van de verhuurder of omwonenden zijn over handel in drugs, geen attributen zijn gevonden die te relateren zijn aan drugs, geen sprake is van recidive en verzoekster en haar kinderen geen relevante antecedenten inzake handel in verdovende middelen hebben.
21. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een aantal omstandigheden er op wijzen dat er mogelijk handel heeft plaats gevonden vanuit de woning. De voorzieningenrechter heeft daartoe in de eerste plaats doen wegen dat vaststaat dat in de woning 29,9 gram harddrugs en 213 gram softdrugs is aangetroffen, wat een aanzienlijke overschrijding van de gebruikershoeveelheid is. Verder is een contant geldbedrag ter hoogte van € 900,- verdeeld in kleinere coupures in de woning is aangetroffen. Voorts blijkt uit de bestuurlijke rapportage dat een van de zonen ook antecedenten heeft die wijzen op handel.
22. De voorzieningenrechter is echter ook van oordeel dat de burgemeester een nadere onderbouwing zal dienen te geven of de drugs feitelijk werden verhandeld vanuit de woning en of sprake was van drugsgerelateerde overlast vanuit de woning.
22.1.
De burgemeester heeft in het bestreden besluit vermeld dat van verhuurder Antares is vernomen dat omwonenden drugsgerelateerde overlast hebben gemeld en dat dit ook uit de bestuurlijke rapportage blijkt. In de bestuurlijke rapportage staat vermeld dat vanuit de [straatnaam] vaker overlast is voor buurtbewoners. De buurtbewoners durven niet met naam en toenaam melding te maken van de overlast omdat ze bang zijn dat men verhaal bij hen komt halen. Daarnaast verblijven er veelvuldig jeugdigen die bekend zijn bij de politie, ook jeugdigen die bekend zijn ter zake van de Opiumwet. [naam 3] en [naam 5] zijn betrokken bij de overlast gevende jeugdgroep. Verder staan er geregeld groepen jongeren op straat bij de woning. Een van de bewoners staat dan bij deze groep jongeren. Dit gaat gepaard met overlast in de wijk, bestaande uit op en neer rijden van scooters en auto’s, schreeuwen en muziek.
22.2.
De in de bestuurlijke rapportage beschreven meldingen van buurtbewoners in de [straatnaam] zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter te algemeen beschreven. Hoeveel van dergelijke meldingen in welk tijdsbestek er geweest zijn en hoeveel buurtbewoners meldingen hebben gedaan is niet concreet beschreven. Niet duidelijk is of de in de bestuurlijke rapportage beschreven overlast (op en neer rijden scooters, schreeuwen en muziek) wel betrekking heeft op overlast vanuit de woning van verzoekster en of deze overlast te relateren is aan drugshandel. Verder valt uit de in het bestreden besluit genoemde meldingen van buurtbewoners bij verhuurder Antares over drugsgerelateerde overlast niet op te maken of deze meldingen betrekking hebben op overlast vanuit de woning van verzoekster.
22.3.
De burgemeester heeft ook gewicht gehecht aan de omstandigheid dat de woning van verzoekster in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk, [wijk 1], ligt. De burgemeester heeft in het bestreden besluit naar voren gebracht dat de woning van verzoekster is gelegen in het stadsdeel [*] , wijk [wijk 1], waar sinds 2017 tot en met heden ernstige geweldsdelicten hebben plaatsgevonden die te relateren zijn aan ondermijnende (drugs)criminaliteit tussen [*] jongeren, waaronder [naam 3] en [naam 5] .
De burgemeester heeft verwezen naar het sfeer proces-verbaal aangaande [*] van 3 mei 2022. De burgemeester heeft aangegeven dat de handel in verdovende middelen een onaanvaardbare reflexwerking op de omgeving heeft en dat de negatieve invloed van deze handel op de openbare orde en het woon- en leefklimaat de aanpak rechtvaardigt van alle onderdelen van deze georganiseerde criminaliteit, waaronder het zichtbaar onttrekken van een drugspand aan het criminele circuit.
22.4.
In de sfeerrapportage van 3 mei 2022 wordt problematiek van jeugdoverlast, drugscriminaliteit en illegaal gokken beschreven in het stadsdeel [*] . De door wijkbewoners ervaren overlast bestaat onder andere uit overlastgevende drugsincidenten zoals handel en vervaardiging en bezit van soft- en harddrugs. Er zijn signalen dat diverse jongvolwassenen zich bezig houden met drugscriminaliteit; zij zorgen voor veel overlast, intimidatie en geweldsgebruik. De problematiek blijkt geconcentreerd te zijn in de wijken [wijk 1] en [wijk 2].
22.5.
Verzoekster heeft ter zitting betwist dat haar woning in de wijk [wijk 1] ligt. Volgens verzoekster ligt haar woning in de wijk [wijk 3] en liggen twee wijken tussen haar woning en de wijk [wijk 1].
22.6.
Raadpleging van google maps wijst uit dat de woning van verzoekster inderdaad in de wijk [wijk 3] ligt en niet in de wijk [wijk 1]. De wijk [wijk 3] ligt aangesloten doch gescheiden door een grotere weg, ten zuiden ten opzichte van de wijk [wijk 2]. De wijk [wijk 1] ligt noord-oostelijk ten opzichte van de wijk [wijk 3] en ten oosten van de wijk [wijk 2]. Nu in de sfeerrapportage is beschreven dat de problematiek is geconcentreerd in de wijken [wijk 1] en [wijk 2], dan is het daarmee de vraag of en zo ja in welke mate deze problematiek ook aan de orde is in de [straatnaam] en of de aard van de problematiek zoals beschreven in de sfeerrapportage drugsgerelateerd is.
22.7.
Uit het gestelde onder 22.2 en 22.6 volgt dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting van het pand voor het herstel van de openbare orde en veiligheid nader zal dienen te onderbouwen.
Evenwichtigheid van de sluitingsmaatregel
23. Als de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. In de overzichtsuitspraak is overwogen dat bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
Verwijtbaarheid
24. Verzoekster heeft in de zienswijze aangevoerd dat zij geen enkele betrokkenheid heeft bij de gevonden Crystal Meth en daarom geen enkel verwijt treft. De Crystal Meth is door een bekende van een van de kinderen aldaar verstopt.
24.1.
Dat de Crystal Meth door een derde, niet-bewoner, in de woning van verzoekster is verstopt is niet komen vast te staan en is ook niet meer vast te stellen. In de woning en de schuur zijn ook andere harddrugs- en softdrugs aangetroffen waarvan door twee van verzoeksters kinderen is verklaard dat deze van hen waren. Verzoekster is als huurster verantwoordelijk voor hetgeen zich in en rondom haar woning afspeelt. Niet kan worden geconcludeerd dat iedere verwijtbaarheid bij verzoekster ontbreekt.
Gevolgen sluiting
25. Verzoekster heeft in het verzoek aangevoerd dat zij en haar minderjarige inwonende kind geen vervangende woonruimte hebben en daardoor dakloos zullen worden.
Verder zal de sluiting tot gevolg hebben dat de verhuurder de huurovereenkomst zal beëindigen en zij langdurig dakloos zullen worden. In de zienswijze heeft verzoekster aangevoerd dat zij op de ‘zwarte lijst’ komt te staan en daardoor geen sociale huurwoning meer kan vinden. Verzoekster heeft haar leven na een moeilijke periode weer op de rit en de sluiting zal onvermijdelijk leiden tot een terugval.
25.1.
De burgemeester heeft na afweging van de betrokken belangen en (bijzondere) omstandigheden en gelet op artikel 8 EVRM besloten om af te wijken van de in de beleidsregels vastgestelde sluitingsduur van één jaar en heeft de sluitingsduur beperkt tot drie maanden. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat het vinden van vervangende woonruimte in de omgeving voor een dergelijke periode niet onmogelijk is en dat de effecten op haar privéleven relatief beperkt en te overzien te achten zijn. Er is door verzoekster niet aangetoond aan de hand van objectieve gegevens dat zij financieel of anderszins niet in staat is tijdelijk vervangende woonruimte te vinden.
25.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat zowel de burgemeester als verzoekster
in de bezwaarprocedure de gevolgen van de sluiting voor verzoekster en haar minderjarige zoon preciezer in kaart moeten brengen. Er zal meer aandacht moeten zijn voor de concrete gevolgen van de sluiting, met name nu de positie van het minderjarige kind, dat zich in een kwetsbare leeftijdsfase bevindt, in het geding is. Ter zitting heeft verzoekster aangevoerd dat contact is geweest met Moveoo over opvang, maar dat er nauwelijks plekken vrij komen zodat de kans aanzienlijk is dat zij op straat komen te staan. In dat verband zal verzoekster zal met gegevens nader moeten onderbouwen dat zij geen vervangende woonruimte kan vinden, welke pogingen zij daartoe heeft gedaan en de burgemeester zal in concreto dienen aan te geven welke alternatieve huisvestingsmogelijkheden er zijn en welke hulp daar bij geboden kan worden. Verder zal de burgemeester aandacht moeten hebben voor het feit dat verzoekster met hulp van de bewindvoerder haar leven net weer op de rit heeft gekregen en wat voor haar de gevolgen zijn van de sluiting. De voorzieningenrechter is daarbij van oordeel dat er ook een evenwicht moet zijn tussen de sociale veiligheid van de buurt en de sociale omstandigheden van betrokkenen. Een sluiting mag er niet toe leiden dat betrokkenen langdurig afglijden in een sociaal onwenselijke situatie. De voorzieningenrechter geeft de burgemeester in overweging dat men behalve de bevoegdheden van artikel 13b van de Opiumwet ook andere bevoegdheden heeft op het terrein van veiligheid, waarbij te denken valt aan inschakeling van bijvoorbeeld het Veiligheidshuis.
Wat is de conclusie?
26. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester in beginsel bevoegd is de woning te sluiten, maar dat de burgemeester de noodzaak van de sluiting en de gevolgen van de sluiting nader zal dienen te wegen en te onderbouwen. Ook verzoekster zal dan eerst de gevolgen van de sluiting nader dienen te onderbouwen. Dit betekent dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar.
27. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe.
28. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat de burgemeester aan verzoeker het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
29. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De burgemeester moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Cremers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 1 december 2022.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
4.Onder meer de uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:851