ECLI:NL:RBLIM:2022:9486

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
ROE 21/3009
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken Wob-verzoek en bezwaar

Op 23 november 2022 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers en het bestuur van de stichting Calamiteitenfonds Mijn(water)schade Limburg. De rechtbank heeft het beroep van eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen Wob-verzoek hebben ingediend en ook geen bezwaar hebben gemaakt tegen het primaire besluit van 29 juni 2021. Dit primaire besluit wees het verzoek van eisers om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) integraal af. Het bestreden besluit van 18 oktober 2021 verklaarde het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat alleen belanghebbenden tegen een besluit beroep kunnen instellen. Aangezien eisers het Wob-verzoek niet zelf hebben ingediend en geen aan [handelsnaam] tegengesteld belang hebben, kunnen zij niet als partij worden ontvangen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Ten overvloede heeft de rechtbank aangegeven dat met de inwerkingtreding van de Wet open overheid (Woo) op 1 mei 2022, verweerder eisers kan helpen bij het indienen van een nieuw informatieverzoek.

De uitspraak is gedaan in het openbaar en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De uitspraak is ondertekend door rechter N.J.J. Derks-Voncken en griffier D.H.J. Laeven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/3009
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
het bestuur van de stichting Calamiteitenfonds Mijn(water)schade Limburg(verweerder)
(gemachtigde: mr. D. van Tilborg).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eisers tegen het bestreden besluit van verweerder van 18 oktober 2021 op 23 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van verweerder, [naam 1] (secretaris van verweerder) en [naam 2] (coördinator van verweerder).
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Inleiding

Bij besluit van 29 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten het verzoek van [naam gemachtigde] (hierna: [naam gemachtigde] ) namens [handelsnaam] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) integraal af te wijzen.
Bij besluit van 18 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van [handelsnaam] tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

1. Voordat de rechtbank het beroep inhoudelijk kan beoordelen ligt eerst de vraag voor of eisers ontvankelijk zijn in beroep.
2. Artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt: “Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken”.
Artikel 8:1, eerste lid, van de Awb luidt: “Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter”.
3. Uit de hiervoor vermelde artikelen volgt dus dat alleen een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen.
4. [naam gemachtigde] heeft namens [handelsnaam] het Wob-verzoek en het bezwaarschrift ingediend tegen de beslissing van verweerder, zijnde een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb. [handelsnaam] is geadresseerde zowel in het primaire besluit als het bestreden besluit. Het beroepschrift is door [naam gemachtigde] enkel en alleen namens eisers ingediend. Dit heeft [naam gemachtigde] ter zitting ook erkend.
5. Nu eisers het Wob-verzoek niet hebben ingediend en verder geen bezwaar tegen het primaire besluit hebben gemaakt en zij geen aan [handelsnaam] tegengesteld belang hebben, kunnen zij niet als partij worden ontvangen.
6. Het bovenstaande betekent dat het beroep van eisers niet-ontvankelijk is.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. Gelet op het feit dat [naam gemachtigde] ter zitting heeft aangegeven dat hij een nieuw informatieverzoek bij verweerder wil indienen, merkt de rechtbank ten overvloede nog op dat met ingang van 1 mei 2022 de Wet open overheid (Woo) van toepassing is en dat verweerder, indien hij meent dat het informatieverzoek te algemeen is, [naam gemachtigde] behulpzaam moet zijn door persoonlijk contact met hem op te nemen om dit verzoek nader te preciseren.
9. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022 door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 30 november 2022

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.