ECLI:NL:RBLIM:2022:9482

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
C/03/311736/KG 22/439
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over de wens tot crematie of begrafenis van een overleden moeder met dementie

In deze zaak vorderde eiser, een van de erfgenamen, dat de voorzieningenrechter de crematie van zijn moeder, gepland op 29 november 2022, zou verbieden en zou bepalen dat zij begraven moest worden. Eiser stelde dat zijn moeder, voor haar overlijden, zich had bekeerd tot de Islam, wat volgens hem betekende dat zij niet gecremeerd mocht worden. De moeder had echter in een testament uit 1996 en in een brief uit 2007 expliciet aangegeven dat zij gecremeerd wilde worden. De voorzieningenrechter moest beoordelen of de wens van de moeder om gecremeerd te worden, die zij in het verleden had geuit, nog steeds geldig was, gezien de bewering van eiser dat zij niet meer compos mentis was ten tijde van haar bekering tot de Islam.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de moeder op het moment van haar bekering tot de Islam in staat was om een weloverwogen beslissing te nemen. De verklaringen van de huisarts en de behandelende artsen wezen op een ernstige dementie, die al in 2021 was vastgesteld. De rechter concludeerde dat de wens van de moeder om gecremeerd te worden, zoals vastgelegd in haar testament, gerespecteerd moest worden. De vordering van eiser werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/311736/KG 22/439
Vonnis in kort geding van 28 november 2022 in de zaak van:
[eiser],
wonend te [woonplaats 1] aan de [adres 1] ,
eiser,
advocaten mr. S.X.J. Zuidema en mr. A. inar,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend te [woonplaats 1] aan de [adres 2] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend te [woonplaats 2] aan het [adres 3] ,
gedaagden,
advocaat mr. B.M.A. Jegers.
Partijen zullen hierna [eiser] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 25 november 2022 door de voorzieningenrechter verleende verlof aan eiser om gedaagden op verkorte termijn te mogen dagvaarden
  • de dagvaarding met producties 1 en 2,
  • de akte aan de zijde van eiser houdende overlegging producties 1 tot en met 4, waarvan productie 3 een filmpje betreft,
  • de e-mail van eiser van 25 november 2022 met productie 5,
  • de e-mails van eiser van 25 november 2022 met twee verklaringen,
  • de e-mail van mr. Jegers van 27 november 2022 met drie ongenummerde producties,
  • de e-mail van eiser van 28 november 2022 met producties 6 en 7,
  • de mondelinge behandeling op 28 november 2022, waarbij [eiser] , bijgestaan door mrs. Zuidema en Çinar voornoemd, en [gedaagde sub 1] , bijgestaan door mr. Jegers voornoemd, zijn verschenen,
  • de pleitnotities van eiser.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn broers van elkaar. Hun moeder, mevrouw [erflaatster] (verder: moeder), is op [overlijdensdatum] overleden.
2.2.
Moeder heeft bij testament, op 18 maart 1996 verleden voor notaris
[naam notaris] te [plaats] , over haar laatste wil beschikt. In dit testament staat - voor zover van belang - “Ik wens dat mijn stoffelijk overschot gecremeerd zal worden”.
2.3.
Moeder heeft op 11 april 2007 een brief van Roda JC ontvangen waarin het volgende staat:
“Geachte mevrouw [erflaatster] ,
In uw brief van 30 maart jl. verzoekt u ons toestemming te geven om, na uw overlijden, uw as uitgestrooid te krijgen in het Parkstad Limburg Stadion. Ofschoon wij uw verzoek niet alledaags vinden, realiseren wij ons ook dat deze wens recht uit het hart komt want u bent immers een Roda-fan in hart en nieren.
Wij willen uw wens graag inwilligen en verlenen u hierbij toestemming om het Parkstad Limburg Stadion te gebruiken voor het symbolisch verstrooien van een gedeelte van de as van uw lichaam (…)”
Op de brief staat met de hand geschreven:
“Voor [gedaagde sub 2] en Kinderen
Vrijdag 13-4-2007 heb ik toestemming
ontvangen van Roda J.C dat ik
mag worden uitgestrooid van de as
van uw lichaam ik hoop [gedaagde sub 2]
dat je met de Kinderen erbij zult zijn
wanneer ligt aan God?
Liefs Mam en Oma”
2.4.
Huisarts [naam huisarts] van Huisartsenpraktijk Medisch Centrum Kruisstraat te Kerkrade heeft op 25 november 2022 aan de erfgenamen van moeder het volgende bericht:
“U heeft informatie opgevraagd met betrekking tot de diagnoses van jullie moeder en oma. Ik begreep dat dit nodig is om te kunnen bepalen of ze gecremeerd of begraven zal worden. Zij was in september 2022 bij onze praktijk ingeschreven. In haar dossier was een brief van Klinikum Aachen waarin de diagnose dementie is vastgesteld in de zomer van 2022. Hetero anamnestisch was dit ongeveer een jaar eerder ook al aan de hand volgens dezelfde dokter. In september 2022 heb ik de diagnose dementie bevestigd. Op dat moment was het in ernstige mate”
2.5.
Prof. [naam 1] , Direktor ZOUW, [naam 2] , Oberartz en [naam 3] , Assistenartz van het Rhein-Maas Klinikum hebben bij een “Endgültiger Entlassungsbrief” van moeder aan [naam 4] , Fachartz für Inner Medizin, te Herzogenrath op 22 augustus 2022 - voor zover van belang - bericht:
NEUROPSYCHOLOGISCHER BEFUND
Frau [erflaatster] war zum Untersuchungszeitpunkt personenbezogen orientiert, jedoch zu allen weiteren Qualitäten unscharf orintiert. Bei der Überprüfung von mnestischen Funktionen demonstrierte die Pat. eine noch durchschnittliche Leistung beim kurzfristigen Abruf einfacher sprachlicher lnhalte. Komplexe verbale Informationen wurden kurzfristig mit mittelschwer defizitärer Leistung reproduziert. Die sprachliche Lernfähigkeit zeigte sich schwer beeinträchtigt. Das verbale Wiedererkennen sowie der freie Abruf von gelernten verbalen Inhalte waren ebenfalls als stark unterdurchschnittlich zu bewerten. Längerfristig wurden komplexe verbale Inhalte mit schwer defizitärer Leistung reproduziert. Von Gedächtnisstützen konnte die Pat. nicht ausreichend profitieren.
Im Bereich der Exekutivfunktionen lieβen sich semantische und phonematisch Wortflüssigkeit sowie das verbale Arbeitsgedächtnis als leicht unterdurchschnittlich bewerten. Keine Wortfindungsstörung.
Bei der Durchführung eines strukturierten Interviews zur Erfassung des emotionalen Befindens gab die Pat. an aufgrund ihres gesundheitlichen Zustands häufig traurig zu sein sowie Dinge kaum noch genieβen zu können. Sie habe kaum noch Energie und sei ständig müde und erschöpft. Auβerdem habe sie sehr wenig Appetit und schlafe viel mehr als sonst. Suizidgedanken wurden glaubhaft verneint.
lm Gespräch berichtete die Pat., dass sie bald 88 Jahre alt werde, es sei nichts mehr so wie früher, sie schaffe·kaum noch etwas ohne Hilfe. Sie sei müde, sie möchte nur noch nach Hause - "und wenn ich sterbe, sterbe ich" so die Patientin. Im Kontakt zeigte sich die Pat. freundlich, kooperativ sowie emotional bei reduzierten Schwingngfähigkeit. Fremdanamnestisch sei bei der Pat. eine dementielle Entwicklung seit ein paar Jahren bekannt.
Die beschriebenen kognitiven Defizite sind im Rahmen einer dementiellen Entwicklung (F03) einzustufen. Aus neuropsychologischer Sicht ist die Pat. derzeit sich bezogen entscheidungsfähig”
2.6.
Op 29 november 2022 te 12:30 uur te Imstenrade is de crematie van moeder gepland.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de crematie van [erflaatster] , geboren
[geboortedatum] , gepland aanstaande dinsdag 29 november 2022 om 12:30 uur, te verbieden en te bepalen dat moeder zal worden begraven, gedaagden te veroordelen mee te werken aan de begrafenis van moeder, laatstgenoemde medewerking op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag dat gedaagden daarmee in gebreke blijven.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vordering voert [eiser] aan dat moeder in juli 2022 tijdens een officiele ceremonie in aanwezigheid van meerdere getuigen is bekeerd tot de Islam. Nu moslims enkel en alleen mogen worden begraven is het uitdrukkelijk in strijd met de laatste wil én het geloof van moeder om gecremeerd te worden. Aangezien de crematie van moeder op dinsdag 29 november 2022 te 12:30 uur is gepland en indien uitgevoerd onomkeerbaar is, en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan een begrafenis van moeder weigeren mee te werken, heeft hij hen in rechte betrokken.
3.3.
[gedaagde sub 1] voert verweer en stelt - verkort weergegeven - dat moeder ten tijde van de beweerdelijke bekering tot de Islam niet compos mentis was waardoor die bekering niet rechtsgeldig is geschied en dat moeder niet begraven maar, overeenkomstig haar wens, gecremeerd dient te worden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

het spoedeisend belang

4.1.
Geen van gedaagden heeft verweer gevoerd tegen het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vordering. Gelet op de aard van de vordering acht de voorzieningenrechter spoedeisend belang voldoende aanwezig.
de inhoudelijke beoordeling
4.2.
Artikel 18 lid 1 van de Wet op de lijkbezorging bepaalt dat de lijkbezorging geschiedt overeenkomstig de wens of de vermoedelijke wens van de overledene. Moeder heeft haar wens in het verleden twee keer uitdrukkelijk uitgesproken. Bij testament in 1996 heeft zij verklaard gecremeerd te willen worden (zie 2.2.) en in maart 2007 heeft zij aan Roda JC heeft gevraagd of haar as over het speelveld uitgestrooid mocht worden en [gedaagde sub 2] ervan op de hoogte gesteld toen die toestemming was verleend (zie 2.3.). Uit het voorgaande volgt evident de wens die moeder toen had. [eiser] stelt zich op het standpunt dat de wens van moeder zich sindsdien heeft gewijzigd, omdat zij zich heeft bekeerd tot de Islam, wat inhoudt dat zij niet gecremeerd mag worden.
4.3.
In geschil tussen partijen is aldus de vraag of moeder in juli 2022 compos mentis was toen moeder zich, zoals [eiser] stelt, tot de Islam bekeerde en of daarmee de wil van moeder met betrekking tot haar lijkbezorging gewijzigd was.
Standpunt van partijen
4.4.
[eiser] stelt dat moeder compos mentis was op het moment dat moeder zich in aanwezigheid van getuigen (hijzelf en een lid van de moskee) tijdens een ceremonie in juli 2022 tot de Islam heeft bekeerd. [eiser] verwijst ter onderbouwing van zijn stelling naar een filmpje van die bekeringsceremonie dat hijzelf heeft gefilmd (productie 3). Hij erkent dat moeder, net als hij, een enorme Roda JC fan was. Vorig jaar heeft hij moeder nog naar een uitwedstrijd van Roda JC in IJmuiden meegenomen en moeder straalde toen ze de trainer van Roda JC een hand mocht geven. Als het de uitdrukkelijke wens van moeder was dat zij haar as over het speelveld uitgestrooid wilde hebben dan zou hij zich daaraan conformeren, maar gezien het feit dat moeder zich tot de Islam heeft bekeerd leidt dat ertoe dat moeder begraven dient te worden.
4.5.
Volgens [gedaagde sub 1] was moeder in 2021 al niet meer compos mentis. [gedaagde sub 1] verwijst daartoe naar de verklaring van de huisarts (2.4.). Ook uit pagina 6 van het Rhein-Maas Klinikum (2.5.) en het filmpje volgt dat moeder dement was. In het filmpje is te zien dat moeder ziek was, geen idee had wat ze zei, laat staan de Arabische tekst die [eiser] haar voorzegde en zij nazegde begreep, en geen idee had wat dat ná haar overlijden zou betekenen. Moeder heeft altijd volgens het Rooms-Katholieke geloof geleefd, ging naar de kerk en naar Lourdes. Moeder was een enorme Roda JC fan en het was haar wens dat haar as na haar crematie verstrooid zou worden over het speelveld van Roda JC. Dat moeder zich tot de Islam wilde bekeren en dat zij zich in juli 2022 heeft bekeerd, was bij hem noch [gedaagde sub 2] bekend en zij vernamen dat niet eerder dan na het overlijden van moeder.
Beoordeling van de rechter
4.6.
De voorzieningenrechter deelt de mening van [eiser] niet, dat uit het filmpje en uit productie 6 volgt dat moeder tijdens de bekeringsceremonie compos mentis was.
4.6.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit de verklaring de huisarts (2.4.) dat moeder al in 2021 aan dementie leed en dat die in september 2022 als zeer ernstig werd aangemerkt. Uit de verklaring van de behandelende artsen van het Rhein-Maas Klinikum (2.5.) kan geconcludeerd worden dat het woord “derzeit”, zoals de gemachtigde van [eiser] desgevraagd ter mondelinge behandeling beaamde, niet meer betekent dan op dát moment. Hieruit blijkt niet dat moeder op andere momenten ook beslissingsvaardig was. Uit die verklaring volgt verder ook dat moeder al jaren aan dementie leed, dat zij persoonsgericht was, maar niet duidelijk georiënteerd op andere kwaliteiten, dat complexe verbale informatie maar kort werd gereproduceerd met matig gebrekkige prestaties, dat het vermogen om taal te leren ernstig was aangetast, dat moeder onvoldoende kon profiteren van geheugensteuntjes en dat de beschreven cognitieve stoornissen moeten worden geclassificeerd als onderdeel van de ontwikkeling van dementie. Deze verklaringen ondersteunen de indruk die de voorzieningenrechter had bij het zien van het filmpje, namelijk van een moeder van 88, gelegen in een ziekenhuisbed, die geen idee lijkt te hebben van wat ze zegt en niet lijkt te begrijpen wat de inhoud van de door haar op voorspraak van [eiser] zin voor zin/woord voor woord nagezegde Arabische tekst betekent. Moeder kijkt niet in de camera en zegt ogenschijnlijk iets na zonder de betekenis te begrijpen of de gevolgen daarvan te kunnen overzien, welke indruk wordt versterkt door het feit dat zij direct na het nazeggen van de Shahada vraagt om een glas water, wat niet de verwachte reactie is van iemand waarvan net een gekoesterde wens in vervulling is gegaan. Kortom, het filmpje maakt niet aannemelijk dat moeder in juli 2022 tijdens de ceremonie van haar bekering tot de Islam compos mentis was. Het uitspreken van de Shahada door moeder betekent in het onderhavige geval niet automatisch het wijzigen van de laatste wil van moeder ten aanzien van haar lijkbezorging van cremeren in begraven, en de door [eiser] overgelegde verklaringen van twee moskeeën dat moeder gedurende enige tijd (hoe lang?) gebeden bijwoonde maken dat niet anders.
4.7.
Ter mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat moeder een enorme Roda JC fan was en dat het in de familie van moeder de gewoonte was om begraven te worden. In dat kader is het veelzeggend dat moeder, na het overlijden van haar echtgenoot, die, zoals de voorzieningenrechter op de mondelinge behandeling begreep, ook begraven is, bij testament in 1996 heeft verklaard gecremeerd te willen worden en in maart 2007 aan Roda JC heeft gevraagd of haar as over het speelveld uitgestrooid mocht worden. Uit het voorgaande volgt evident de wens die moeder toen had. Nu gesteld noch gebleken is dat moeder bij notariële akte haar laatste wil bij testament heeft herroepen of na de ontvangst van de brief van Roda JC op 11 april 2007 een eigenhandig geschreven, gedagtekende en ondertekende andersluidende verklaring over het bezorgen van haar lijk door middel van het begraven heeft gemaakt, of daar bij leven over heeft gesproken, kan niet anders geconcludeerd worden dan dat moeder ook nog tot aan haar overlijden gecremeerd wenste te worden. Dat oordeel wordt versterkt door de verklaring ter mondelinge behandeling door [eiser] , die desgevraagd niet met 100 % zekerheid kon verklaren dat moeder de gevolgen van de bekering tot de Islam (begraven in plaats van cremeren, en daarmee niet de as over het veld van Roda JC uitstrooien) begreep. Hij stelt haar daar wel op gewezen te hebben maar, net zoals [gedaagde sub 1] verklaarde, werd daar verder niet over gesproken.
4.8.
Ingevolge de hoofdregel van het dwingendrechtelijke bepaalde in artt. 18 en 19 van de Wet op de lijkbezorging (Wlb) geldt dat op de erfgenamen en daarmee in casu op [eiser] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de plicht rust om de wens van moeder (crematie) te respecteren (art. 18 lid 1 Wlb). Nu, zoals eerder overwogen, er buiten het testament van moeder geen andere uitdrukkelijke (schriftelijke) wens dan die van crematie is, dient de lijkbezorging volgens wens van moeder te gebeuren. Dat betekent dat moeder gecremeerd dient te worden en de vordering van [eiser] afgewezen zal worden.
4.9.
Nu partijen familie van elkaar zijn zullen de proceskosten gecompenseerd worden in die zin dat iedere partij de hare draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de hare draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken op
28 november 2022.
YT