3.3.1Feit 1 en 2
3.3.1.1 De bewijsmiddelen
Op 28 mei 1944 rond 20.20 uur is boven Meerlo, in de provincie Limburg, een vliegtuig van het 542ste Squadron van de Engelse luchtmacht Royal Air Force, een Supermarine-Spitfire MKXL, neergeschoten en terecht gekomen in een drassig stuk grond (met het kadastrale nummer Meerlo H 484). Het vliegtuig (of de restanten daarvan) lag vermoedelijk op een diepte van enkele meters.
Op 29 november 2018 is door de eigenaar van het grondstuk, [naam 3] , aangifte gedaan van het opgraven van het vliegtuig met behulp van een graafmachine en het wegnemen van onderdelen en/of uitrustingsstukken van het vliegtuig. Het vliegtuig zit ongeveer 2 meter in de grond en de locatie is niet zichtbaar vanaf de openbare weg. Hij heeft hier niemand toestemming voor de opgraving gegeven. Van zijn buurvrouw hoorde hij dat ze had gezien dat op 1 september 2018 de propeller van het vliegtuig in twee stukken op een pallet stond en dat er een parachute en papieren uit het vliegtuig waren gehaald. Dit zou gedaan zijn door ene [naam 2] .
Nadat een archeoloog deze opgraving onder de aandacht van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed had gebracht, werd met ingang van juli 2019
een strafrechtelijk onderzoek gestart omdat het vermoeden rees dat bij die opgraving bepalingen van onder andere de Erfgoedwet waren overtreden. Nadat een vermoedelijk uit het bewuste vliegtuig afkomstige zuurstoftank op Marktplaats te koop werd aangeboden, werd tot een pseudokoop overgegaan. Hierbij werd door de verkoper, de verdachte, verteld dat hij nog meer onderdelen van het vliegtuig had.
Op 3 maart 2020 heeft de verdachte bij de politie verklaard:
U zegt dat ik ben aangehouden in verband met een illegale opgraving van een vliegtuig, een Supermarine Spitfire, rond 1 september 2018 op de locatie Keuter te Meerlo, binnen de gemeente Horst aan de Maas. Daar ben ik bij betrokken.
U zegt dat uit de aangifte blijkt dat een vliegtuigwrak van een Spitfire Supermarine uit W02 is opgegraven. Ik weet alleen van een paar spullen die eruit zijn gekomen. Een blok, enkele stukken blok, brokken aluminium, stukken van een motor en een stuk parachute. De meegenomen onderdelen lagen op een aanhanger, maar ook daarvoor moet je bij die gast zijn niet bij mij. De zuurstoftank is het enige wat heb ik heb meegekregen. Die andere onderdelen liggen bij [naam 2] . U vraagt wat mijn rol was. [naam 2] heeft mij gevraagd voor advies. Hij zei daar ligt een vliegtuig kom eens kijken. Er was al een gat en ik voelde dat ik op het blok stond. Ik zei hem dat hij nog een stuk dieper moest. Er stond een aggregaat en een dompelpomp. Ik was razend enthousiast. Ik heb [naam 2] aangeraden een graafmachine erbij te nemen om het eruit te halen. Een maat van mij, [naam 1] , zit in het grondverzet en daar is de graafmachine geregeld. We hebben denk ik drie uurtjes gegraven. U vraagt hoe ik aan de zuurstoftank kwam. Die heb ik gekregen voor de hulp met graven van [naam 2] . Ik ben daar 1 keer of twee keer een halve dag geweest. U vraagt wat de rol van [naam 2] was. We zijn er allemaal bij betrokken maar hij heeft de locatie gezocht en ons erbij gehaald. Locaties staan gewoon op internet. Hij zegt dat hij de locatie zelf had ingemeten. Hij had de informatie van de mensen uit de buurt.
heeft gevraagd of ik iemand kon en ik heb daarna [naam 1] gevraagd om de graafmachine te leveren. Ik heb een schep gebruikt. We hebben de locatie bereikbaar gemaakt door met een mes wat bramen en brandnetels weg te hebben gehaald. Dit was ergens rond 1 september 2018. [naam 2] heeft het gat met de schep gegraven. Hij zal daar 2 a 3 weken bezig zijn geweest. [naam 2] heeft gegraven en later kwam de graver erbij. Het grondwater heeft [naam 2] met de dompelpomp en aggregaat uit gehaald. Na de opgravingen hebben we gaten met een kraan dichtgeduwd.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard:
Ik had geen certificaat om te graven.
Ook medeverdachte [naam 2] heeft bij de politie meerdere verklaringen afgelegd. Op 5 maart 2020 heeft hij verklaard:
Toen ik een jaar of 8 was heb ik al verhalen gehoord over de oorlog. Het verhaal ging dat er een vliegtuig op de desbetreffende plek is neergestort en dat de piloot met zijn parachute in de boom heeft gehangen. In 2018 was het een hele droge zomer. Het grondwater was toen veel lager dan andere jaren. Ik heb toen binnen vier weken een gat gegraven met een diameter van 5 meter. Ik heb met de hand 2,5 meter diep gegraven. Ik ben één dag geholpen door twee mensen uit het dorp. De laatste week heb ik iedere dag met twee dompelpompen en aggregaat het grondwater uitgepompt. Dit water werd afgevoerd door een sleuf die ik heb gegraven. Op enig moment had ik zo diep gegraven dat ik op het motorblok kon staan. Het blok was echter te zwaar om uit het gat te trekken. Ik heb toen [verdachte] erbij betrokken. [verdachte] is toen komen kijken en bij het zien van wat er uit het gat kwam, werd hij ook enthousiast. Het regelen van de graafmachine is via een vriend van [verdachte] gegaan. De graafmachine is geregeld voor één dag. We hebben vervolgens alle spullen in één dag uit het gat gehaald. Dit waren veel stukken aluminium, een stuk motor en allemaal kapotte fragmenten, een dinghy pakket, kaarten en papiergeld. Uiteindelijk was het een aanhanger vol. Het spul is bij mij thuis voor op straat schoongemaakt. Daarna is het meteen naar een opslag gegaan, dit betreft een gehuurde container in Grubbenvorst. […] De volgende goederen afkomstig van het vliegtuig heb ik aangetroffen: een mapje met een kaart, papiergeld, papierenkaart, reddingsboot, een houten paddel, twee flares, deksel van een blik noodvoeding en een parachute. Ik heb al deze goederen nog in mijn bezit. Ik heb drie zuurstofflessen die normaal achter de piloot zitten weggeven. Ik heb één zuurstoffles zelf
gehouden. Eén heb ik aan [verdachte] gegeven en de andere aan een derde persoon. Een zuiger heeft de kraanmachinist meegenomen, die wilde hij graag hebben.
Op 7 mei 2020 heeft medeverdachte [naam 2] verklaard:
Er is niets verkocht, stel dat er iets verkocht zou worden dan zou het door drieën gedeeld worden. Bij [naam 1] heeft een stuk blok en de parachute gelegen. Die zijn inmiddels terug bij de politie. [naam 1] mocht die tijdelijk in zijn museum leggen. [verdachte] heeft het geld van de verkoop van het aluminium gekregen.
Op 10 maart 2020 heeft medeverdachte [naam 1] verklaard:
Ik ben gevraagd of ik mee wilde helpen met graven. Ik ben op zaterdag gaan kijken en zag een groot diep gat. [naam 2] heb ik daar voor het eerst gezien. Hij had al flink gegraven. Het klopt dat ik de graafmachine heb geregeld. U vraagt wat er uit het gat is gekomen. Een aanhangwagen vol schrot, aluminium, de parachute, de kaart, zuurstoffles. Ik heb een zuurstoffles meegekregen van [naam 2] . Ook heb ik een stuk kaart. Ik heb niet zelf gegraven in het gat. De kraan heeft gegraven.
Op 6 mei 2020 verklaarde medeverdachte [naam 1] verder:
U houdt mij voor dat er een filmpje is gemaakt op zaterdag 1 september 2018, om 08.18 uur. U toont mij een screenshot uit dat filmpje [
opmerking rechtbank: pagina 192 van het dossier]. Ik was daar de kraanmachinist aanwijzingen aan het geven, zodat niets beschadigd raakte wat er in de grond werd aangetroffen. Het enige wat ik heb gekregen is een zuurstoftankje en een logboek. Ik heb de parachute thuis schoongemaakt, die is later naar [naam 2] toe gegaan. Ik heb ook een stuk blok van het vliegtuig in mijn bezit gehad. Ik had er echter geen plaats meer voor. Ik heb het blok inmiddels teruggeven aan [naam 2] .
3.3.1.2 Bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 1
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of sprake is van (onderdelen van) ‘cultureel erfgoed’.
Uit de Memorie van Toelichting bij de Erfgoedwet blijkt (Kamerstukken II, 2014-2015, 34109, nr.3) dat het nieuwe begrip ‘cultureel erfgoed’ aanmerkelijk ruimer is dan het oude begrip. De omvang wordt niet alleen bepaald door de bescherming die de overheid er aan toekent, maar ook door de betekenis die in de samenleving aan wordt toegekend.Naar het oordeel van de rechtbank is er in dit bijzondere geval, juist bij (onderdelen van) een vliegtuigwrak uit de Tweede Wereldoorlog, sprake van herinneringswaarde en belevingswaarde. Dit blijkt niet alleen uit de belangstelling bij het grote publiek bij voorwerpen over de Tweede Wereldoorlog in het algemeen, maar te meer ook uit het feit dat er vanuit het dorp Meerlo veel animo was tijdens de opgraving van het vliegwrak en uit de verklaring van medeverdachte [naam 2] dat hij al van jongs af aan verhalen hoorde over het neergestorte vliegtuig. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook, gelet op de memorie van toelichting en het historische belang van het gevonden vliegtuigwrak, in het onderhavige geval sprake van cultureel erfgoed. Voorts overweegt de rechtbank dat in dit geval de Spitfire gezien moet worden als een gezamenlijkheid van goederen, zodat ook de voorwerpen die technisch gezien niet
tothet vliegtuig behoren maar daar wel
toebehoren, zoals de parachute, de kaart en de dinghy, in dit geval moeten worden gezien als onderdeel van de bewuste Spitfire.
De rechtbank legt de door de verdediging overgelegde brief van de lokale deskundige, [naam 7] , terzijde, omdat de deskundige uitgaat van de kennelijk feitelijk onjuiste opvatting dat het vliegtuig geborgen zou zijn. Uit de aangetroffen onderdelen, zoals het motorblok, blijkt dit niet te zijn gebeurd.
Rolverdeling bij de opgraving
Met betrekking tot het medeplegen (‘tezamen en in vereniging met anderen’) stelt de rechtbank het volgende voorop. Voor een bewezenverklaring van medeplegen moet sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht moet zijn. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
De rechtbank stelt aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen vast dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie verdachten. Medeverdachte [naam 2] was de initiator van de opgraving. Hij komt op een gegeven moment op het punt dat hij niet verder kwam met graven en heeft de verdachte benaderd om te helpen. De verdachte heeft toen mee gegraven. De verdachte heeft vervolgens medeverdachte [naam 1] benaderd om met een graafmachine te komen helpen. Medeverdachte [naam 1] regelt vervolgens een graafmachine, waarmee de grote stukken vliegtuigonderdelen uit het gat konden worden gehaald. Uit de foto in het dossier (pagina 192) blijkt dat [naam 1] naast het feit dat hij een kraanmachine had geregeld en bij de opgraving aanwezig was; in het gat staat en aanwijzingen geeft aan de kraanmachinist. De graafmachine is evident noodzakelijk geweest om in ieder geval het motorblok uit de grond te krijgen. De opgegraven onderdelen en resten van het vliegtuig zijn onder alle drie de verdachten verdeeld. Medeverdachte [naam 2] heeft het grootste deel daarvan - behouden. De verdachte heeft een zuurstoftank en enkele verbrande delen van het logboek meegenomen naar huis. Medeverdachte [naam 1] heeft ook enkele spullen meegenomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van medeplegen.
Opzet
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad. Hoewel de verdachte naar eigen zeggen in de veronderstelling verkeerde dat [naam 2] toestemming had verkregen van de grondeigenaar voor het graven en dat alles in orde was, heeft de verdachte verzuimd na te gaan welke regels er gelden. Vooral nu de verdachte, als actieve bodemonderzoeker, veel kennis heeft van munitie en oorlogsrelikwieën, ook vanwege zijn interesse in de periode van de Tweede Wereldoorlog, mag van hem worden verwacht dat hij bekend is met de regels van het opgraven. Bovendien had de verdachte het certificaat aan [naam 2] kunnen opvragen om de juistheid van de opgraving te verifiëren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte daarmee willens en wetens het aanmerkelijk risico genomen om toch te gaan graven, waarmee sprake is van voorwaardelijk opzet.
3.3.1.3 Bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte delen of resten van het neergestort Engels militair vliegtuig, merk Supermarine Spitfire Mark XI, heeft gestolen.
De rechtbank acht eveneens bewezen dat de verdachte dit samen met medeverdachten [naam 2] en [naam 1] heeft gedaan. Uit de overwegingen van feit 1 blijkt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Medeverdachte [naam 2] kon op een gegeven moment niet verder met graven, zonder bijstand van de verdachte. De verdachte heeft vervolgens door tussenkomst van medeverdachte [naam 1] een graafmachine geregeld. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze handelingen essentieel voor een nauwe en bewuste samenwerking en daarom is sprake van medeplegen.
Oogmerk wederrechtelijke toe-eigening?
Uit de overweging van feit 1 blijkt dat de opgraving van het vliegtuigwrak illegaal was. Voorts blijkt daaruit dat de verdachte heeft nagelaten de vereiste zorgvuldigheid met betrekking tot de rechtmatigheid van de opgraving in acht te nemen. Hiermee heeft hij willens en wetens het aanmerkelijke risico genomen dat de toe-eigening wederrechtelijk was.
Uit de bepaling van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht volgt dat het goed dat wordt weggenomen aan iemand anders moet toebehoren, wil sprake zijn van diefstal. Een goed dat aan niemand toebehoort, is niet voor diefstal vatbaar: diefstal van een ‘res nullius’, waaronder begrepen ‘res derelicta’, is dus uitgesloten.
De rechtbank overweegt dat volgens het Burgerlijk Wetboek het land van herkomst in principe eigenaar blijft van de opgegraven materialen, in dit geval de Britse staat. Mocht dit niet het geval zijn, is de eigenaar door natrekking gaan toebehoren aan grondeigenaar [naam 3] . Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval dus geen sprake van ‘res nullius/res derelicta’.
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen mede in onderling verband beschouwd acht de rechtbank feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
3.3.3Feit 4
3.3.3.1 De bewijsmiddelen
Op 3 maart 2020 werden tijdens een doorzoeking in de woning van de verdachte aan de [straat] te Well (L) de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- Logboek vliegtuig
- Diverse wapenonderdelen
- Diverse munitieonderdelen
- Diverse scherpe patronen
- Buskruit.
Uit het onderzoek naar de aangetroffen munitie en wapenonderdelen in de woning van de verdachte blijkt het volgende.
1 patroonmagazijn
• Een patroonmagazijn voor een brengun. (foto 1, dit patroonmagazijn functioneert nog)Gelet op artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie.• De bepalingen betreffende wapens zijn mede van toepassing op hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor die wapens, de essentiële onderdelen van vuurwapens en op onderdelen van wapens die van wezenlijke aard zijn.• Ingevolge onderdeel 1.2.3 van de Circulaire wapens en munitie 2019, wordt het patroonmagazijn aangemerkt als een onderdeel waarop de Wet wapens en munitie van toepassing is.Derhalve zijn de bepalingen betreffende wapens van de categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie mede van toepassing op deze patroonmagazijnen.
een loop van een mitrailleur en een afsluiter
Deze voorwerpen betreffen een loop van een automatisch vuurwapen en een bijbehorende afsluiter en onderdelen. De loop en de onderdelen zijn op dit moment niet geschikt om patronen af te vuren, maar zijn wel bestemd om kogelpatronen door een loop te verschieten. De bepalingen betreffende wapens van de categorie II subs 1 van de Wet wapens en munitie zijn mede van toepassing op de loop en afsluiter.
195 hulzen met een niet ingeslagen slaghoedje, 5 kogelpatronen met scherpslaghoedje, een huls met niet ingeslagen slaghoedje en een clip met 3 hulzen en 2 voorzien van een projectiel
Deze munitie betreft een bulk partij aan verschillende kalibers munitie.De munitie bestaat onder andere uit, diverse, hulzen met een ingeslagen slaghoedje ( dit zijn verschoten hulzen), hulzen met nog een scherp niet ingeslagen slaghoedje. Verder zijn er kogelpatronen samengesteld door een kogelkop (projectiel) op de huls te zetten, waarschijnlijk met het doel deze als niet verschoten te doen laten uitzien. De munitie is op een paar exemplaren na, onder andere voorzien van een Boxer huls. Dat wil zeggen, een Boxer huls wordt door verlofhouders gebruikt om munitie te herladen, om nieuwe munitie van te maken. Een aantal hulzen waren van het type Berdan. Berdan hulzen, zijn lastiger te herladen, het is onwaarschijnlijk dat deze hulzen voor herladen gebruikt worden, maar het is mogelijk om ook deze hulzen te herladen. Deze munitie betreft:• 195 hulzen met een niet ingeslagen slaghoedje. Deze slaghoedjes zijn geschikt om nieuwe munitie van te maken. Het betreft hier om munitie (1943/ 1944 mitrailleurband ) WW II Duits. Foto’s 8, 9 &10.• Vijf kogelpatronen samengesteld met scherpslaghoedje. Duits 1936. Deze munitie is geschikt om nieuwe munitie van te maken. Foto 11.• Een huls met niet ingeslagen slaghoedje, Oostenrijk Hirtenbergerpatroon 1938.dit slaghoedje is geschikt om nieuwe munitie van te maken. Foto 12.• Twee doorsnedes een maal .45 AGP pistool munitie en een maal Brits 1942. Beide patronen bezitten een niet afgevuurd slaghoedje. Doorsnedes zijn vrij te verzamelen. Foto 13.• Een clip met 3 hulzen en twee voorzien van een projectiel. Deze munitie is op twee na geschikt om nieuwe munitie van te maken. Foto 14.Dit is munitie in de zin van artikel 1 lid 4 Wet wapens en munitie, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
een huls in het kaliber 3.7 cm, FLAKDit voorwerp betreft een huls in het kaliber 3.7 cm FLAK. (Duits).Omdat van deze huls, tijdens de controle en identificatie is gebleken, dat ze mogelijk direct gevaar kon opleveren, tijdens de opslag en het vervoer, vanwege de aanwezigheid van mogelijke springstofkristallen of de aanwezigheid van vermoede gevaarlijke en of gevoelige component werd deze huls door de EODD vernietigd.
Derhalve is dit munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie II sub 1 van de Wet wapens en munitie.
twee brisantgranaten 2.65 cm, KampfpistoleDeze voorwerpen betreffen twee brisantgranaten 2.65 centimeter. Kampfpistole. (Duits)
Omdat van deze beide brisantgranaten, tijdens de controle en identificatie is gebleken, dat ze mogelijk direct gevaar konden opleveren, tijdens de opslag en het vervoer, vanwege de aanwezigheid van mogelijke springstofkristallen of de aanwezigheid van vermoede gevaarlijke en of gevoelige component werden deze beide brisantgranaten op dinsdag 3 maart 2020 door de EODD vernietigd.
Derhalve is dit munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie II sub 3 van de Wet wapens en munitie.
een kogelpatroon in het kaliber 7.62 x 63 mmDit voorwerp betreft 1 kogelpatroon in het kaliber 7.62 X 63 mm (USA).
Omdat van deze kogelpatroon, tijdens de controle en identificatie is gebleken, dat ze mogelijk direct gevaar kon opleveren, tijdens de opslag en het vervoer, vanwege de aanwezigheid van mogelijke springstofkristallen of de aanwezigheid van vermoede gevaarlijke en of gevoelige component werd deze kogelpatroon op dinsdag 3
maart 2020 door de EODD vernietigd.
Derhalve is dit munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
een schokbuis van het type AZ23
Dit voorwerp betreft een schokbuis van het type AZ 23 (Duits).
De AZ schokbuis is een ontsteker welke op granaten werd geplaatst om bij het treffen van het doel tot detonatie over te gaan. Omdat van deze schokbuis, tijdens de controle en identificatie is gebleken, dat ze mogelijk direct gevaar kon opleveren, tijdens de opslag en het vervoer, vanwege de aanwezigheid van mogelijke springstofkristallen of de aanwezigheid van vermoede gevaarlijke en of gevoelige component werd deze schokbuis op dinsdag 3 maart 2020 door de EODD vernietigd.
Derhalve is dit munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie II sub 1 van de Wet wapens en munitie.
een mortier (licht) granaat in het kaliber 2”
Dit voorwerp betreft mortier (licht) granaat in het kaliber 2 Deze mortier, is een lichtmortier, die bestemd is om een gebeid te verlichten.
Omdat van deze mortier(licht)granaat, tijdens de controle en identificatie is gebleken, dat ze mogelijk direct gevaar kon opleveren, tijdens de opslag en het vervoer, vanwege de aanwezigheid van mogelijke springstofkristallen of de aanwezigheid van vermoede gevaarlijke en of gevoelige component werd deze mortier(licht)granaat op dinsdag
3 maart 2020 door de EODD vernietigd.
Derhalve is dit munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie II sub 1 van de Wet wapens en munitie.
een kogelpatroon in het kaliber 9.34 x 74R mmDit voorwerp betreft één kogelpatroon in het kaliber 9.34 mm X 74R mm.
Omdat van deze kogelpatroon, tijdens de controle en identificatie is gebleken, dat ze mogelijk direct gevaar kon opleveren, tijdens de opslag en het vervoer, vanwege de aanwezigheid van mogelijke springstofkristallen of de aanwezigheid van vermoede gevaarlijke en of gevoelige component werd deze kogelpatroon op dinsdag 3
maart 2020 door de EODD vernietigd.
Derhalve is dit munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Op 8 mei 2020 heeft de verdachte bij de politie het volgende verklaard:
U zegt dat jullie wapenonderdelen en verschillende soorten munitie in beslag hebben genomen tijdens de doorzoeking van mijn woning.
20 patroonmagazijnen:Het zijn gewoon verroeste bodemvondsten. Ze zijn niet meer bruikbaar. Ik zie het als roest, niet meer dan dat. Voor mij is het geen wapenonderdeel.
een loop van een automatisch vuurwapen:Dit waren watervondsten welke niet in mijn woning lagen, maar op de tafel in mijn tuin.
een hoeveelheid lege patroonhulzen en een aantal scherpe patronen: Die lege hulzen uit een patroonband, daar ben ik echt niet blij dat jullie die meegenomen hebben. Daar ga ik geen tweede van vinden, zo mooi. Deze munitie heeft voor mij een geschiedenis waarde en emotionele waarde, het komt niet in mijn hoofd om hier iets verkeerd mee te doen.
een kogelpatroon in het kaliber 7.62 X 63 mm (USA), gevonden in de tuin: Ik weet echt niet waar je het over hebt. Het zegt mij helemaal niets.
3.3.3.2 Bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend dat de verdachte twee brisantgranaten 2.65 cm (Kampfpistole), een kogelpatroon in het kaliber 7.62 x 63 mm en een kogelpatroon in het kaliber 9.34 x 74R mm voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt verder in het bijzonder ten aanzien van de overige onderdelen in de tenlastelegging.
20 patroonmagazijnen
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte 1 patroonmagazijn voorhanden heeft gehad, omdat het magazijn van de brengun nog in functionele staat. De rechtbank zal de verdachte van de overige 19 patroonmagazijnen (partieel) vrijspreken, nu deze dusdanig zijn geoxideerd dat deze volstrekt niet meer geschikt zijn voor gebruik. In dit geval is naast de geschiktheid van deze wapenonderdelen, ook de bestemming komen te ontvallen en kunnen daarom niet als onderdeel van een vuurwapen in de zin van de Wet wapens en munitie gezien worden.
Een loop van een mitrailleur en een afsluiter
De rechtbank stelt vast dat de loop en de onderdelen op dit moment niet geschikt zijn om patronen af te vuren, maar dat ze wel bestemd zijn om kogelpatronen door een loop te verschieten. Daarmee is het naar het oordeel van de rechtbank munitie in de zin van de Wet wapens en munitie. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte deze munitie voorhanden heeft gehad.
195 hulzen […] een clip met 3 hulzen
De rechtbank stelt vast dat deze munitie geschikt is om nieuwe munitie van te maken. Daarmee is het munitie in de zin van de Wet wapens en munitie. De rechtbank acht dan ook dit onderdeel bewezen.
Een huls in het kaliber 3.7 cm. FLAK, een schokbuis van het type AZ23, en een mortier (licht) granaat in het kaliber 2”
De rechtbank stelt vast dat tijdens controle en identificatie door EODD is gebleken dat deze munitie direct gevaar kan opleveren tijdens opslag en vervoer, vanwege de aanwezigheid van mogelijke springstofkristallen of de aanwezigheid van vermoede gevaarlijke en/of gevoelige componenten, waardoor de munitie direct door de EODD is vernietigd. Derhalve is dit munitie in de zin van de Wet wapens en munitie.
Periode
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 3 maart 2020, de dag van de doorzoeking in de woning van de verdachte, voornoemde munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van de overige periode, nu niet kan worden vastgesteld op welke moment de verdachte de beschikking heeft gekregen over elke individueel stuk munitie of wapendonderdeel.