ECLI:NL:RBLIM:2022:9457

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
03.233705.21 en 01.995063.17 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegale opgraving en diefstal van een neergestort Engels militair vliegtuig

Op 29 november 2022 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de illegale opgraving van een neergestort Engels militair vliegtuig, een Supermarine Spitfire Mark XI, in de gemeente Horst aan de Maas. De verdachte, geboren in 1984, werd bijgestaan door advocaat mr. F.H.M. Belt. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 november 2022, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het opgraven en stelen van delen van het vliegtuig, dat als cultureel erfgoed wordt beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten handelingen heeft verricht zonder de vereiste vergunningen, wat leidde tot verstoring van de bodem. De rechtbank achtte de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van feit 3 (heling) omdat hij zelf de onderdelen had weggenomen. Voor feit 4, het voorhanden hebben van munitie, werd de verdachte ook schuldig bevonden. De rechtbank legde een taakstraf van 100 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. De rechtbank benadrukte het belang van het beschermen van historisch erfgoed en de ernst van de feiten, vooral gezien de betrokkenheid van de verdachte bij het illegaal opgraven van een vliegtuigwrak uit de Tweede Wereldoorlog.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers : 03.233705.21 en 01.995063.17 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.H.M. Belt, advocaat, kantoorhoudende te Landgraaf.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 november 2022. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Deze zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen medeverdachte [naam 1] met het parketnummer 03.233706.21 en medeverdachte [naam 2] met het parketnummer 03.233707.21.

2.tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er -na wijziging van de tenlastelegging-, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:samen met anderen, zonder certificaat, delen of resten van cultureel erfgoed, te weten een neergestort Engels militair vliegtuig, van het merk Supermarine Spitfire Mark XI, heeft opgegraven en meegenomen.
feit 2:samen met anderen delen of resten van een neergestort Engels militair vliegtuig, van het merk Supermarine Spitfire Mark XI, heeft gestolen.
feit 3:samen met anderen delen of resten van een neergestort Engels militair vliegtuig, van het merk Supermarine Spitfire Mark XI, heeft geheeld.
feit 4:(delen van) een wapen of munitie van de categorieën II en III voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1, 2 en 4 bewezen, zoals verwoord in zijn schriftelijke requisitoir. De officier van justitie heeft verzocht de verdachte van feit 3 vrij te spreken, gezien de bewezenverklaring voor feit 2 en de regel ‘de steler is geen heler’.
De officier van justitie heeft voor de bewezenverklaring van feit 1, verwezen naar de verklaringen van de verdachte en medeverdachte [naam 2] in combinatie met het proces-verbaal van verdenking van het Nationale Bom Data Centrum.
Ter zake van feit 2 heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat het de vraag is of aangever [naam 3] , als grondeigenaar, eigenaar is van (delen van) het vliegtuig. Uit het dossier blijkt dat de Britse overheid nog steeds eigenaar is van alle vliegtuigwrakken in de Nederlandse bodem. Voor de bewezenverklaring is het echter niet nodig om uit te maken wie eigenaar is van het wrak, nu bij de bewezenverklaring het onderdeel “de Engels krijgsmacht en/of de Britse staat” kan blijven staan.
De officier van justitie heeft ter zake van feit 4 verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van het voorhanden hebben van ‘20 patroonmagazijnen’. Verder kan de tenlastegelegde periode worden beperkt tot de datum van 30 maart 2020, zijnde de dag van de doorzoeking in de woning van de verdachte. Immers is niet duidelijk wanneer de verdachte de beschikking heeft gekregen over de munitie of wapenonderdelen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, zoals verwoord in haar pleitnota, de verdachte vrij te spreken van feit 1, 2, 3 en (deels van) feit 4.
De verdediging heeft zich ter zake van feit 1 primair op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van cultureel erfgoed. Mocht hiervan wel sprake zijn, stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verdachte geen actieve, grote rol heeft gehad bij de opgraving. Voor zover wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte in strijd heeft gehandeld met artikel 5.1 van de Erfgoedwet, kan volgens de verdediging niet worden bewezen dat de verdachte dit opzettelijk heeft gedaan. De verdachte heeft er volledig op vertrouwd dat een en ander correct en met toestemming werd uitgevoerd.
Ter zake van feit 2 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een nauwe bewuste samenwerking, omdat de betrokkenheid van de verdachte bij het wegnemen van de spullen zodanig gering is dat niet kan worden gesproken van een gezamenlijk optreden, waarbij sprake was van een duidelijke onderlinge rolverdeling.
De verdediging heeft verder aangevoerd dat de weggenomen restanten ‘res nulius’ dan wel ‘res derelicta’ zijn en dat de verdachte (daarom) niet heeft gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
De verdediging heeft zich ter zake van feit 3 op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte wist dat ten tijde van het voorhanden hebben van het goed het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Ter zake van feit 4 heeft de verdediging zich ten aanzien van de onderdelen: ‘een huls in het kaliber 3.7 cm FLAK’, ‘twee brisantgranaten 2.65 cm’, ‘een kogelpatroon in het kaliber 7.62 x 63 mm’ en ‘een kogelpatroon in het kaliber 9.34 x 74R’, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Van de overige onderdelen van de tenlastelegging dient de verdachte te worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank zal de feiten 1 en 2 gezamenlijk bespreken, waarna de rechtbank feit 3 en tot slot feit 4 zal bespreken.
3.3.1
Feit 1 en 2
3.3.1.1 De bewijsmiddelen
Op 28 mei 1944 rond 20.20 uur is boven Meerlo, in de provincie Limburg, een vliegtuig van het 542ste Squadron van de Engelse luchtmacht Royal Air Force, een Supermarine-Spitfire MKXL, neergeschoten en terecht gekomen in een drassig stuk grond (met het kadastrale nummer Meerlo H 484). Het vliegtuig (of de restanten daarvan) lag vermoedelijk op een diepte van enkele meters. [2]
Op 29 november 2018 is door de eigenaar van het grondstuk, [naam 3] , aangifte gedaan van het opgraven van het vliegtuig met behulp van een graafmachine en het wegnemen van onderdelen en/of uitrustingsstukken van het vliegtuig. Het vliegtuig zit ongeveer 2 meter in de grond en de locatie is niet zichtbaar vanaf de openbare weg. Hij heeft hier niemand toestemming voor de opgraving gegeven. Van zijn buurvrouw hoorde hij dat ze had gezien dat op 1 september 2018 de propeller van het vliegtuig in twee stukken op een pallet stond en dat er een parachute en papieren uit het vliegtuig waren gehaald. Dit zou gedaan zijn door ene [naam 2] . [3]
Nadat een archeoloog deze opgraving onder de aandacht van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed had gebracht, werd met ingang van juli 2019
een strafrechtelijk onderzoek gestart omdat het vermoeden rees dat bij die opgraving bepalingen van onder andere de Erfgoedwet waren overtreden. Nadat een vermoedelijk uit het bewuste vliegtuig afkomstige zuurstoftank op Marktplaats te koop werd aangeboden, werd tot een pseudokoop overgegaan. Hierbij werd door de verkoper, de verdachte, verteld dat hij nog meer onderdelen van het vliegtuig had. [4]
Op 3 maart 2020 heeft de verdachte bij de politie verklaard:
U zegt dat ik ben aangehouden in verband met een illegale opgraving van een vliegtuig, een Supermarine Spitfire, rond 1 september 2018 op de locatie Keuter te Meerlo, binnen de gemeente Horst aan de Maas. Daar ben ik bij betrokken.
U zegt dat uit de aangifte blijkt dat een vliegtuigwrak van een Spitfire Supermarine uit W02 is opgegraven. Ik weet alleen van een paar spullen die eruit zijn gekomen. Een blok, enkele stukken blok, brokken aluminium, stukken van een motor en een stuk parachute. De meegenomen onderdelen lagen op een aanhanger, maar ook daarvoor moet je bij die gast zijn niet bij mij. De zuurstoftank is het enige wat heb ik heb meegekregen. Die andere onderdelen liggen bij [naam 2] . U vraagt wat mijn rol was. [naam 2] heeft mij gevraagd voor advies. Hij zei daar ligt een vliegtuig kom eens kijken. Er was al een gat en ik voelde dat ik op het blok stond. Ik zei hem dat hij nog een stuk dieper moest. Er stond een aggregaat en een dompelpomp. Ik was razend enthousiast. Ik heb [naam 2] aangeraden een graafmachine erbij te nemen om het eruit te halen. Een maat van mij, [naam 1] , zit in het grondverzet en daar is de graafmachine geregeld. We hebben denk ik drie uurtjes gegraven. U vraagt hoe ik aan de zuurstoftank kwam. Die heb ik gekregen voor de hulp met graven van [naam 2] . Ik ben daar 1 keer of twee keer een halve dag geweest. U vraagt wat de rol van [naam 2] was. We zijn er allemaal bij betrokken maar hij heeft de locatie gezocht en ons erbij gehaald. Locaties staan gewoon op internet. Hij zegt dat hij de locatie zelf had ingemeten. Hij had de informatie van de mensen uit de buurt.
heeft gevraagd of ik iemand kon en ik heb daarna [naam 1] gevraagd om de graafmachine te leveren. Ik heb een schep gebruikt. We hebben de locatie bereikbaar gemaakt door met een mes wat bramen en brandnetels weg te hebben gehaald. Dit was ergens rond 1 september 2018. [naam 2] heeft het gat met de schep gegraven. Hij zal daar 2 a 3 weken bezig zijn geweest. [naam 2] heeft gegraven en later kwam de graver erbij. Het grondwater heeft [naam 2] met de dompelpomp en aggregaat uit gehaald. Na de opgravingen hebben we gaten met een kraan dichtgeduwd. [5]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard:
Ik had geen certificaat om te graven. [6]
Ook medeverdachte [naam 2] heeft bij de politie meerdere verklaringen afgelegd. Op 5 maart 2020 heeft hij verklaard:
Toen ik een jaar of 8 was heb ik al verhalen gehoord over de oorlog. Het verhaal ging dat er een vliegtuig op de desbetreffende plek is neergestort en dat de piloot met zijn parachute in de boom heeft gehangen. In 2018 was het een hele droge zomer. Het grondwater was toen veel lager dan andere jaren. Ik heb toen binnen vier weken een gat gegraven met een diameter van 5 meter. Ik heb met de hand 2,5 meter diep gegraven. Ik ben één dag geholpen door twee mensen uit het dorp. De laatste week heb ik iedere dag met twee dompelpompen en aggregaat het grondwater uitgepompt. Dit water werd afgevoerd door een sleuf die ik heb gegraven. Op enig moment had ik zo diep gegraven dat ik op het motorblok kon staan. Het blok was echter te zwaar om uit het gat te trekken. Ik heb toen [verdachte] erbij betrokken. [verdachte] is toen komen kijken en bij het zien van wat er uit het gat kwam, werd hij ook enthousiast. Het regelen van de graafmachine is via een vriend van [verdachte] gegaan. De graafmachine is geregeld voor één dag. We hebben vervolgens alle spullen in één dag uit het gat gehaald. Dit waren veel stukken aluminium, een stuk motor en allemaal kapotte fragmenten, een dinghy pakket, kaarten en papiergeld. Uiteindelijk was het een aanhanger vol. Het spul is bij mij thuis voor op straat schoongemaakt. Daarna is het meteen naar een opslag gegaan, dit betreft een gehuurde container in Grubbenvorst. […] De volgende goederen afkomstig van het vliegtuig heb ik aangetroffen: een mapje met een kaart, papiergeld, papierenkaart, reddingsboot, een houten paddel, twee flares, deksel van een blik noodvoeding en een parachute. Ik heb al deze goederen nog in mijn bezit. Ik heb drie zuurstofflessen die normaal achter de piloot zitten weggeven. Ik heb één zuurstoffles zelf
gehouden. Eén heb ik aan [verdachte] gegeven en de andere aan een derde persoon. Een zuiger heeft de kraanmachinist meegenomen, die wilde hij graag hebben. [7]
Op 7 mei 2020 heeft medeverdachte [naam 2] verklaard:
Er is niets verkocht, stel dat er iets verkocht zou worden dan zou het door drieën gedeeld worden. Bij [naam 1] heeft een stuk blok en de parachute gelegen. Die zijn inmiddels terug bij de politie. [naam 1] mocht die tijdelijk in zijn museum leggen. [verdachte] heeft het geld van de verkoop van het aluminium gekregen. [8]
Op 10 maart 2020 heeft medeverdachte [naam 1] verklaard:
Ik ben gevraagd of ik mee wilde helpen met graven. Ik ben op zaterdag gaan kijken en zag een groot diep gat. [naam 2] heb ik daar voor het eerst gezien. Hij had al flink gegraven. Het klopt dat ik de graafmachine heb geregeld. U vraagt wat er uit het gat is gekomen. Een aanhangwagen vol schrot, aluminium, de parachute, de kaart, zuurstoffles. Ik heb een zuurstoffles meegekregen van [naam 2] . Ook heb ik een stuk kaart. Ik heb niet zelf gegraven in het gat. De kraan heeft gegraven. [9]
Op 6 mei 2020 verklaarde medeverdachte [naam 1] verder:
U houdt mij voor dat er een filmpje is gemaakt op zaterdag 1 september 2018, om 08.18 uur. U toont mij een screenshot uit dat filmpje [
opmerking rechtbank: pagina 192 van het dossier]. Ik was daar de kraanmachinist aanwijzingen aan het geven, zodat niets beschadigd raakte wat er in de grond werd aangetroffen. Het enige wat ik heb gekregen is een zuurstoftankje en een logboek. Ik heb de parachute thuis schoongemaakt, die is later naar [naam 2] toe gegaan. Ik heb ook een stuk blok van het vliegtuig in mijn bezit gehad. Ik had er echter geen plaats meer voor. Ik heb het blok inmiddels teruggeven aan [naam 2] . [10]
3.3.1.2 Bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 1
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of sprake is van (onderdelen van) ‘cultureel erfgoed’.
Uit de Memorie van Toelichting bij de Erfgoedwet blijkt (Kamerstukken II, 2014-2015, 34109, nr.3) dat het nieuwe begrip ‘cultureel erfgoed’ aanmerkelijk ruimer is dan het oude begrip. De omvang wordt niet alleen bepaald door de bescherming die de overheid er aan toekent, maar ook door de betekenis die in de samenleving aan wordt toegekend. [11] Naar het oordeel van de rechtbank is er in dit bijzondere geval, juist bij (onderdelen van) een vliegtuigwrak uit de Tweede Wereldoorlog, sprake van herinneringswaarde en belevingswaarde. Dit blijkt niet alleen uit de belangstelling bij het grote publiek bij voorwerpen over de Tweede Wereldoorlog in het algemeen, maar te meer ook uit het feit dat er vanuit het dorp Meerlo veel animo was tijdens de opgraving van het vliegwrak en uit de verklaring van medeverdachte [naam 2] dat hij al van jongs af aan verhalen hoorde over het neergestorte vliegtuig. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook, gelet op de memorie van toelichting en het historische belang van het gevonden vliegtuigwrak, in het onderhavige geval sprake van cultureel erfgoed. Voorts overweegt de rechtbank dat in dit geval de Spitfire gezien moet worden als een gezamenlijkheid van goederen, zodat ook de voorwerpen die technisch gezien niet
tothet vliegtuig behoren maar daar wel
toebehoren, zoals de parachute, de kaart en de dinghy, in dit geval moeten worden gezien als onderdeel van de bewuste Spitfire.
De rechtbank legt de door de verdediging overgelegde brief van de lokale deskundige, [naam 7] , terzijde, omdat de deskundige uitgaat van de kennelijk feitelijk onjuiste opvatting dat het vliegtuig geborgen zou zijn. Uit de aangetroffen onderdelen, zoals het motorblok, blijkt dit niet te zijn gebeurd.
Rolverdeling bij de opgraving
Met betrekking tot het medeplegen (‘tezamen en in vereniging met anderen’) stelt de rechtbank het volgende voorop. Voor een bewezenverklaring van medeplegen moet sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht moet zijn. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
De rechtbank stelt aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen vast dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie verdachten. Medeverdachte [naam 2] was de initiator van de opgraving. Hij komt op een gegeven moment op het punt dat hij niet verder kwam met graven en heeft de verdachte benaderd om te helpen. De verdachte heeft toen mee gegraven. De verdachte heeft vervolgens medeverdachte [naam 1] benaderd om met een graafmachine te komen helpen. Medeverdachte [naam 1] regelt vervolgens een graafmachine, waarmee de grote stukken vliegtuigonderdelen uit het gat konden worden gehaald. Uit de foto in het dossier (pagina 192) blijkt dat [naam 1] naast het feit dat hij een kraanmachine had geregeld en bij de opgraving aanwezig was; in het gat staat en aanwijzingen geeft aan de kraanmachinist. De graafmachine is evident noodzakelijk geweest om in ieder geval het motorblok uit de grond te krijgen. De opgegraven onderdelen en resten van het vliegtuig zijn onder alle drie de verdachten verdeeld. Medeverdachte [naam 2] heeft het grootste deel daarvan - behouden. De verdachte heeft een zuurstoftank en enkele verbrande delen van het logboek meegenomen naar huis. Medeverdachte [naam 1] heeft ook enkele spullen meegenomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van medeplegen.
Opzet
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad. Hoewel de verdachte naar eigen zeggen in de veronderstelling verkeerde dat [naam 2] toestemming had verkregen van de grondeigenaar voor het graven en dat alles in orde was, heeft de verdachte verzuimd na te gaan welke regels er gelden. Vooral nu de verdachte, als actieve bodemonderzoeker, veel kennis heeft van munitie en oorlogsrelikwieën, ook vanwege zijn interesse in de periode van de Tweede Wereldoorlog, mag van hem worden verwacht dat hij bekend is met de regels van het opgraven. Bovendien had de verdachte het certificaat aan [naam 2] kunnen opvragen om de juistheid van de opgraving te verifiëren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte daarmee willens en wetens het aanmerkelijk risico genomen om toch te gaan graven, waarmee sprake is van voorwaardelijk opzet.
3.3.1.3 Bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte delen of resten van het neergestort Engels militair vliegtuig, merk Supermarine Spitfire Mark XI, heeft gestolen.
De rechtbank acht eveneens bewezen dat de verdachte dit samen met medeverdachten [naam 2] en [naam 1] heeft gedaan. Uit de overwegingen van feit 1 blijkt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Medeverdachte [naam 2] kon op een gegeven moment niet verder met graven, zonder bijstand van de verdachte. De verdachte heeft vervolgens door tussenkomst van medeverdachte [naam 1] een graafmachine geregeld. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze handelingen essentieel voor een nauwe en bewuste samenwerking en daarom is sprake van medeplegen.
Oogmerk wederrechtelijke toe-eigening?
Uit de overweging van feit 1 blijkt dat de opgraving van het vliegtuigwrak illegaal was. Voorts blijkt daaruit dat de verdachte heeft nagelaten de vereiste zorgvuldigheid met betrekking tot de rechtmatigheid van de opgraving in acht te nemen. Hiermee heeft hij willens en wetens het aanmerkelijke risico genomen dat de toe-eigening wederrechtelijk was.
Uit de bepaling van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht volgt dat het goed dat wordt weggenomen aan iemand anders moet toebehoren, wil sprake zijn van diefstal. Een goed dat aan niemand toebehoort, is niet voor diefstal vatbaar: diefstal van een ‘res nullius’, waaronder begrepen ‘res derelicta’, is dus uitgesloten.
De rechtbank overweegt dat volgens het Burgerlijk Wetboek het land van herkomst in principe eigenaar blijft van de opgegraven materialen, in dit geval de Britse staat. Mocht dit niet het geval zijn, is de eigenaar door natrekking gaan toebehoren aan grondeigenaar [naam 3] . Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval dus geen sprake van ‘res nullius/res derelicta’.
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen mede in onderling verband beschouwd acht de rechtbank feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
3.3.2
Feit 3
3.3.2.1 Vrijspraakoverweging
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde heling, omdat de verdachte -gelet op de bewezenverklaring van feit 2- de opgegraven onderdelen van de Spitfire zelf samen met anderen weggenomen heeft (Heler-steler regel).
3.3.3
Feit 4
3.3.3.1 De bewijsmiddelen
Op 3 maart 2020 werden tijdens een doorzoeking in de woning van de verdachte aan de [straat] te Well (L) de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- Logboek vliegtuig
- Diverse wapenonderdelen
- Diverse munitieonderdelen
- Diverse scherpe patronen
- Buskruit. [12]
Uit het onderzoek naar de aangetroffen munitie en wapenonderdelen in de woning van de verdachte blijkt het volgende. [13]
1 patroonmagazijn
• Een patroonmagazijn voor een brengun. (foto 1, dit patroonmagazijn functioneert nog)Gelet op artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie.• De bepalingen betreffende wapens zijn mede van toepassing op hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor die wapens, de essentiële onderdelen van vuurwapens en op onderdelen van wapens die van wezenlijke aard zijn.• Ingevolge onderdeel 1.2.3 van de Circulaire wapens en munitie 2019, wordt het patroonmagazijn aangemerkt als een onderdeel waarop de Wet wapens en munitie van toepassing is.Derhalve zijn de bepalingen betreffende wapens van de categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie mede van toepassing op deze patroonmagazijnen.
een loop van een mitrailleur en een afsluiter
Deze voorwerpen betreffen een loop van een automatisch vuurwapen en een bijbehorende afsluiter en onderdelen. De loop en de onderdelen zijn op dit moment niet geschikt om patronen af te vuren, maar zijn wel bestemd om kogelpatronen door een loop te verschieten. De bepalingen betreffende wapens van de categorie II subs 1 van de Wet wapens en munitie zijn mede van toepassing op de loop en afsluiter.
195 hulzen met een niet ingeslagen slaghoedje, 5 kogelpatronen met scherpslaghoedje, een huls met niet ingeslagen slaghoedje en een clip met 3 hulzen en 2 voorzien van een projectiel
Deze munitie betreft een bulk partij aan verschillende kalibers munitie.De munitie bestaat onder andere uit, diverse, hulzen met een ingeslagen slaghoedje ( dit zijn verschoten hulzen), hulzen met nog een scherp niet ingeslagen slaghoedje. Verder zijn er kogelpatronen samengesteld door een kogelkop (projectiel) op de huls te zetten, waarschijnlijk met het doel deze als niet verschoten te doen laten uitzien. De munitie is op een paar exemplaren na, onder andere voorzien van een Boxer huls. Dat wil zeggen, een Boxer huls wordt door verlofhouders gebruikt om munitie te herladen, om nieuwe munitie van te maken. Een aantal hulzen waren van het type Berdan. Berdan hulzen, zijn lastiger te herladen, het is onwaarschijnlijk dat deze hulzen voor herladen gebruikt worden, maar het is mogelijk om ook deze hulzen te herladen. Deze munitie betreft:• 195 hulzen met een niet ingeslagen slaghoedje. Deze slaghoedjes zijn geschikt om nieuwe munitie van te maken. Het betreft hier om munitie (1943/ 1944 mitrailleurband ) WW II Duits. Foto’s 8, 9 &10.• Vijf kogelpatronen samengesteld met scherpslaghoedje. Duits 1936. Deze munitie is geschikt om nieuwe munitie van te maken. Foto 11.• Een huls met niet ingeslagen slaghoedje, Oostenrijk Hirtenbergerpatroon 1938.dit slaghoedje is geschikt om nieuwe munitie van te maken. Foto 12.• Twee doorsnedes een maal .45 AGP pistool munitie en een maal Brits 1942. Beide patronen bezitten een niet afgevuurd slaghoedje. Doorsnedes zijn vrij te verzamelen. Foto 13.• Een clip met 3 hulzen en twee voorzien van een projectiel. Deze munitie is op twee na geschikt om nieuwe munitie van te maken. Foto 14.Dit is munitie in de zin van artikel 1 lid 4 Wet wapens en munitie, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
een huls in het kaliber 3.7 cm, FLAKDit voorwerp betreft een huls in het kaliber 3.7 cm FLAK. (Duits).Omdat van deze huls, tijdens de controle en identificatie is gebleken, dat ze mogelijk direct gevaar kon opleveren, tijdens de opslag en het vervoer, vanwege de aanwezigheid van mogelijke springstofkristallen of de aanwezigheid van vermoede gevaarlijke en of gevoelige component werd deze huls door de EODD vernietigd.
Derhalve is dit munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie II sub 1 van de Wet wapens en munitie.
twee brisantgranaten 2.65 cm, KampfpistoleDeze voorwerpen betreffen twee brisantgranaten 2.65 centimeter. Kampfpistole. (Duits)
Omdat van deze beide brisantgranaten, tijdens de controle en identificatie is gebleken, dat ze mogelijk direct gevaar konden opleveren, tijdens de opslag en het vervoer, vanwege de aanwezigheid van mogelijke springstofkristallen of de aanwezigheid van vermoede gevaarlijke en of gevoelige component werden deze beide brisantgranaten op dinsdag 3 maart 2020 door de EODD vernietigd.
Derhalve is dit munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie II sub 3 van de Wet wapens en munitie.
een kogelpatroon in het kaliber 7.62 x 63 mmDit voorwerp betreft 1 kogelpatroon in het kaliber 7.62 X 63 mm (USA).
Omdat van deze kogelpatroon, tijdens de controle en identificatie is gebleken, dat ze mogelijk direct gevaar kon opleveren, tijdens de opslag en het vervoer, vanwege de aanwezigheid van mogelijke springstofkristallen of de aanwezigheid van vermoede gevaarlijke en of gevoelige component werd deze kogelpatroon op dinsdag 3
maart 2020 door de EODD vernietigd.
Derhalve is dit munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
een schokbuis van het type AZ23
Dit voorwerp betreft een schokbuis van het type AZ 23 (Duits).
De AZ schokbuis is een ontsteker welke op granaten werd geplaatst om bij het treffen van het doel tot detonatie over te gaan. Omdat van deze schokbuis, tijdens de controle en identificatie is gebleken, dat ze mogelijk direct gevaar kon opleveren, tijdens de opslag en het vervoer, vanwege de aanwezigheid van mogelijke springstofkristallen of de aanwezigheid van vermoede gevaarlijke en of gevoelige component werd deze schokbuis op dinsdag 3 maart 2020 door de EODD vernietigd.
Derhalve is dit munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie II sub 1 van de Wet wapens en munitie.
een mortier (licht) granaat in het kaliber 2”
Dit voorwerp betreft mortier (licht) granaat in het kaliber 2 Deze mortier, is een lichtmortier, die bestemd is om een gebeid te verlichten.
Omdat van deze mortier(licht)granaat, tijdens de controle en identificatie is gebleken, dat ze mogelijk direct gevaar kon opleveren, tijdens de opslag en het vervoer, vanwege de aanwezigheid van mogelijke springstofkristallen of de aanwezigheid van vermoede gevaarlijke en of gevoelige component werd deze mortier(licht)granaat op dinsdag
3 maart 2020 door de EODD vernietigd.
Derhalve is dit munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie II sub 1 van de Wet wapens en munitie.
een kogelpatroon in het kaliber 9.34 x 74R mmDit voorwerp betreft één kogelpatroon in het kaliber 9.34 mm X 74R mm.
Omdat van deze kogelpatroon, tijdens de controle en identificatie is gebleken, dat ze mogelijk direct gevaar kon opleveren, tijdens de opslag en het vervoer, vanwege de aanwezigheid van mogelijke springstofkristallen of de aanwezigheid van vermoede gevaarlijke en of gevoelige component werd deze kogelpatroon op dinsdag 3
maart 2020 door de EODD vernietigd.
Derhalve is dit munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Op 8 mei 2020 heeft de verdachte bij de politie het volgende verklaard:
U zegt dat jullie wapenonderdelen en verschillende soorten munitie in beslag hebben genomen tijdens de doorzoeking van mijn woning.
20 patroonmagazijnen:Het zijn gewoon verroeste bodemvondsten. Ze zijn niet meer bruikbaar. Ik zie het als roest, niet meer dan dat. Voor mij is het geen wapenonderdeel.
een loop van een automatisch vuurwapen:Dit waren watervondsten welke niet in mijn woning lagen, maar op de tafel in mijn tuin.
een hoeveelheid lege patroonhulzen en een aantal scherpe patronen: Die lege hulzen uit een patroonband, daar ben ik echt niet blij dat jullie die meegenomen hebben. Daar ga ik geen tweede van vinden, zo mooi. Deze munitie heeft voor mij een geschiedenis waarde en emotionele waarde, het komt niet in mijn hoofd om hier iets verkeerd mee te doen.
een kogelpatroon in het kaliber 7.62 X 63 mm (USA), gevonden in de tuin: Ik weet echt niet waar je het over hebt. Het zegt mij helemaal niets. [14]
3.3.3.2 Bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend dat de verdachte twee brisantgranaten 2.65 cm (Kampfpistole), een kogelpatroon in het kaliber 7.62 x 63 mm en een kogelpatroon in het kaliber 9.34 x 74R mm voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt verder in het bijzonder ten aanzien van de overige onderdelen in de tenlastelegging.
20 patroonmagazijnen
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte 1 patroonmagazijn voorhanden heeft gehad, omdat het magazijn van de brengun nog in functionele staat. De rechtbank zal de verdachte van de overige 19 patroonmagazijnen (partieel) vrijspreken, nu deze dusdanig zijn geoxideerd dat deze volstrekt niet meer geschikt zijn voor gebruik. In dit geval is naast de geschiktheid van deze wapenonderdelen, ook de bestemming komen te ontvallen en kunnen daarom niet als onderdeel van een vuurwapen in de zin van de Wet wapens en munitie gezien worden.
Een loop van een mitrailleur en een afsluiter
De rechtbank stelt vast dat de loop en de onderdelen op dit moment niet geschikt zijn om patronen af te vuren, maar dat ze wel bestemd zijn om kogelpatronen door een loop te verschieten. Daarmee is het naar het oordeel van de rechtbank munitie in de zin van de Wet wapens en munitie. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte deze munitie voorhanden heeft gehad.
195 hulzen […] een clip met 3 hulzen
De rechtbank stelt vast dat deze munitie geschikt is om nieuwe munitie van te maken. Daarmee is het munitie in de zin van de Wet wapens en munitie. De rechtbank acht dan ook dit onderdeel bewezen.
Een huls in het kaliber 3.7 cm. FLAK, een schokbuis van het type AZ23, en een mortier (licht) granaat in het kaliber 2”
De rechtbank stelt vast dat tijdens controle en identificatie door EODD is gebleken dat deze munitie direct gevaar kan opleveren tijdens opslag en vervoer, vanwege de aanwezigheid van mogelijke springstofkristallen of de aanwezigheid van vermoede gevaarlijke en/of gevoelige componenten, waardoor de munitie direct door de EODD is vernietigd. Derhalve is dit munitie in de zin van de Wet wapens en munitie.
Periode
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 3 maart 2020, de dag van de doorzoeking in de woning van de verdachte, voornoemde munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van de overige periode, nu niet kan worden vastgesteld op welke moment de verdachte de beschikking heeft gekregen over elke individueel stuk munitie of wapendonderdeel.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1in de periode van 15 augustus 2018 tot en met 15 september 2018 in de gemeente Horst aan de Maas (te weten Meerlo), tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk, zonder certificaat handelingen heeft verricht met betrekking tot het onderzoeken of verwerven van cultureel erfgoed of onderdelen daarvan, waardoor verstoring van de bodem is opgetreden, immers hebben zij delen of resten van een neergestort Engels militair vliegtuig van het merk Supermarine Spitfire Mark XI opgegraven en meegenomen;
feit 2in de periode van 15 augustus 2018 tot en met 15 september 2018 in de gemeente Horst aan de Maas (te weten Meerlo), tezamen en in vereniging met anderen zich enig goed, te weten delen of resten van een neergestort Engels militair vliegtuig van het merk Supermarine Spitfire Mark XI, toebehoren aan [naam 3] en/of de Engelse krijgsmacht of de Britse staat, hebben gestolen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4op 3 maart 2020 in de gemeente Bergen (te weten Well, Limburg), (delen van) een wapen of munitie van de categorieën II en III, te weten :
• 1 patroonmagazijn (blz 327) en
• een loop van een mitrailleur en een afsluiter (blz 328) en
• 195 hulzen met een niet ingeslagen slaghoedje, 5 kogelpatronen met scherpslaghoedje, een huls met niet ingeslagen slaghoedje en een clip met 3 hulzen en 2 voorzien van een projectiel (blz 329) en
• een huls in het kaliber 3.7 cm, FLAK (blz 329) en
• twee brisantgranaten 2.65 cm, Kampfpistole (blz 329) en
• een kogelpatroon in het kaliber 7.62 x 63 mm (blz 330) en
• een schokbuis van het type AZ23 (blz 330) en
• een mortier (licht) granaat in het kaliber 2” (blz 331) en
• een kogelpatroon in het kaliber 9.34 x 74R mm (blz 331)
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 5.1 van de Erfgoedwet.
feit 2diefstal door twee of meer verenigde personen.
feit 4handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zoals verwoord in zijn requisitoir, gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met de ernst van het feit en dat de handelswijze van de verdachte niet getuigt van veel respect voor onze bevrijders of onze geschiedenis. De overschrijding van de redelijke termijn is zo miniem, dat de officier van justitie hier geen gevolgen aan verbindt voor de strafmaat.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair (grotendeels) vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsvrouw, bij bewezenverklaring van de feiten, verzocht om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel ex artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht dan wel een geheel voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen. De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, de persoonlijke omstandigheden en de bijzondere aard van deze zaak.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Op 28 mei 1944, tijdens de Tweede Wereldoorlog, is boven Meerlo, in de provincie Limburg, een vliegtuig van het 542ste Squadron van de Engelse luchtmacht Royal Air Force, een Supermarine Spitfire MKXL, neergeschoten en terecht gekomen in een drassig stuk grond. Het vliegtuig (of de restanten daarvan) lag vermoedelijk op een diepte van enkele meters. De 26-jarige Australische piloot [naam 4] kwam hierbij om het leven en zijn stoffelijk overschot werd door de Duitse bezetter geborgen en in eerste instantie in Venlo begraven. Later werd de piloot herbegraven op de Oorlogsbegraafplaats van het Gemenebest ‘Jonkerbos War Cemetery' bij Nijmegen.
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten (restanten van) het vliegtuigwrak, illegaal opgegraven. Eerst is een grote kuil gegraven, waarbij een pomp ingezet moest worden om het grondwater weg te pompen. Vervolgens is een graafmachine ingezet om nog dieper te kunnen graven en zwaardere delen uit de grond te trekken en te tillen. Hiervoor hadden zij niet het wettelijk vereiste certificaat. Verschillende delen of resten van het vliegtuig zijn opgegraven. Alle drie de verdachten hebben (een of meer) delen van de buit gehouden.
De verdachte heeft evident een fascinatie voor de Tweede Wereldoorlog. Dit heeft bij hem de behoefte aangewakkerd om tastbare overblijfsels uit die periode te bezitten en daarnaar op zoek te gaan met behulp van een metaaldetector. Op zichzelf beschouwd levert dat geen strafbaar feit op en is dat evenmin laakbaar. Echter, de verdachte heeft in het nastreven van zijn behoefte om objecten te vinden en te bezitten elke vorm van zorgvuldigheid in de wind geslagen. Zo heeft hij zich geen rekenschap gegeven van de wettelijke regelingen met betrekking tot het zoeken naar dergelijke voorwerpen. Deze regelingen zijn juist bedoeld om het historisch erfgoed te beschermen. Daarnaast heeft hij zich geen enkele rekenschap gegeven omtrent de wettelijke regelingen met betrekking tot wapens en munitie. Bijzonder kwalijk is dat hij bij zijn verzamelactiviteiten zelfstandig munitie onklaar heeft gemaakt. Dat dit ondeugdelijk gebeurde blijkt wel uit het feit dat een deel van de bij hem aangetroffen munitie, wegens gevaarzetting, moest worden vernietigd. Tegen verantwoord en legitiem zoeken met een metaaldetector bestaat geen enkel bezwaar. Om die reden is dat ook binnen bepaalde grenzen toegestaan. Ongebreideld op jacht gaan naar historisch erfgoed is wel laakbaar. Vooral wanneer, zoals in het onderhavige geval, de gevonden voorwerpen zonder enige historische context van de vindplaats verwijderd, verspreid en zelfs te gelde gemaakt worden. De rechtbank heeft dan ook met waardering kennisgenomen van het voornemen van het openbaar ministerie om de aangetroffen voorwerpen ter beschikking te stellen van een serieuze historische verzameling.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van munitie.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 4 oktober 2022.
Hieruit blijkt dat hij in een proeftijd liep tijdens het plegen van deze feiten. De rechtbank weegt verder mee dat de verdachte in maart 2020 is aangehouden, hetgeen een overschrijding van de redelijke termijn betekent.
Naar het oordeel van de rechtbank komt in de strafeis het strafdoel van generale preventie onvoldoende tot uitdrukking. Om die reden zal de rechtbank in het belang van de bescherming van historisch erfgoed een hogere straf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de verdachte geen straf of maatregel of een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, zoals door de verdediging is verzocht, gelet op de ernst van het feit en de waarde die zij hecht aan het afschrikwekkend effect van een straf. Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 100 uur passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank als stok achter de deur aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand opleggen met een proeftijd van 3 jaar.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 18 september 2018 heeft de rechtbank Oost-Brabant de verdachte onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
Bij schriftelijke vordering heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 01/995063-17, omdat de verdachte de algemene voorwaarde zou hebben overtreden door zich schuldig te maken aan een of meer strafbare feiten.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de vordering gedeeltelijk toe te wijzen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, en deze om te zetten in een taakstraf voor de duur van 180 uur.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, gezien het tijdsverloop in deze zaak en de bijzondere omstandigheden dat de verdachte met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op privégebied in de problemen zal komen en de positieve lijn die inmiddels door hem is ingezet zal worden doorbroken.
De rechtbank is van oordeel dat, nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten, de vordering tot tenuitvoerlegging (gedeeltelijk) voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank zal, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in plaats van een gevangenisstraf van 3 maanden een taakstraf gelasten voor de duur van 180 uur.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht,
26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten,
5.1
van de Erfgoedwet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder
3ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 2 en 4 tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 2 en 4 tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 01/995063-17
- gelast, in plaats van de tenuitvoerlegging (van een gedeelte) van de voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten 3 maanden, een
taakstrafvoor de duur van
180 uur, te vervangen door hechtenis voor de duur van 90 dagen, indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. S.A.M.C. van de Winkel en mr. C.P.W. van Well, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zijlstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 november 2022.
BIJLAGE I:De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat
feit 1hij in de periode van 15 augustus 2018 tot en met 15 september 2018 in de gemeente Horst aan de Maas ( te weten Meerlo), tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, zonder certificaat handelingen heeft verricht met betrekking tot het opsporen, onderzoeken of verwerven van cultureel erfgoed of onderdelen daarvan, waardoor verstoring van de bodem is opgetreden, immers heeft hij/hebben zij delen of resten van een neergestort Engels militair vliegtuig van het merk Supermarine Spitfire Mark XI opgegraven en meegenomen;
feit 2hij in de periode van 15 augustus 2018 tot en met 15 september 2018 in de gemeente Horst aan de Maas (te weten Meerlo), tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zich enig goed, te weten (een) de(e)l(en) of rest(en) van een neergestort Engels militair vliegtuig van het merk Supermarine Spitfire Mark XI, dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam 3] en/of de Engelse krijgsmacht of de Britse staat, heeft/hebben gestolen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3hij in de periode van 16 september 2018 tot en met 3 maart 2020 te Well, in de gemeente Bergen (te weten Well, Limburg), tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een goed heeft/hebben verworven, voorhanden gehad of overgedragen, terwijl hij/zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van het goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof, immers heeft hij/hebben zij (een) de(e)l(en) of rest(en) van een neergestort Engels militair vliegtuig van het merk Supermarine Spitfire Mark XI voorhanden gehad en/of doorverkocht;
feit 4hij in of omstreeks de periode van 1 september 2018 tot en met 3 maart 2020 in de gemeente Bergen (te weten well, Limburg), (delen van) een wapen of munitie van de categorieën II en III, te weten :
• 20 patroonmagazijnen (blz 327) en/of
• een loop van een mitrailleur en een afsluiter (blz 328) en/of
• 195 hulzen met een niet ingeslagen slaghoedje, 5 kogelpatronen met scherpslaghoedje, een huls met niet ingeslagen slaghoedje en een clip met 3 hulzen en 2 voorzien van een projectiel (blz 329) en/of
• een huls in het kaliber 3.7 cm, FLAK (blz 329) en/of
• twee brisantgranaten 2.65 cm, Kampfpistole (blz 329) en/of
• een kogelpatroon in het kaliber 7.62 x 63 mm (blz 330) en/of
• een schokbuis van het type AZ23 (blz 330) en/of
• een mortier (licht) granaat in het kaliber 2” (blz 331) en/of
• een kogelpatroon in het kaliber 9.34 x 74R mm (blz 331)
voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het (digitale) proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, afdeling Generieke Opsporing, team Grootschalige opsporing, onderzoek ‘Toermalijn’ proces-verbaalnummer 2300-2018178694, gesloten d.d. 3 juni 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 352.
2.Proces-verbaal relaas algemeen dossier, pagina 5-6.
3.Proces-verbaal van aangifte van [naam 3] d.d. 29 november 2018, pagina 231-233.
4.Proces-verbaal relaas algemeen dossier, pagina 5-6.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] d.d. 3 maart 2020, pagina 108-129.
6.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 november 2022.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2] d.d. 5 maart 2020, pagina 149-167.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2] d.d. 7 mei 2020, pagina 168-171.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] d.d. 10 maart 2020, pagina 185-186.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] d.d. 6 mei 2020, pagina 188-199.
11.Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 109, nr. 3, pagina 16. (officielebekendmakingen.nl).
12.Proces-verbaal van binnentreden in woning d.d. 4 maart 2020, pagina 102-103.
13.Proces-verbaal relaterende een onderzoek aan de vermelde voorwerpen d.d. 8 juni 2020 opgemaakt door verbalisant [naam 6] , met bijbehorende bijlagen, pagina 326-352.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] d.d. 8 mei 2020, pagina 132-136.