In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een incident tot tussenkomst in een onteigeningsprocedure. De publiekrechtelijke rechtspersoon De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, heeft een vordering tot vervroegde onteigening ingediend voor een perceel grond. De eiser in het incident, die stelt gebruiker te zijn van het perceel, heeft verzocht om in de hoofdzaak te mogen tussenkomen. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de Onteigeningswet, waarbij artikel 3 lid 2 en lid 3 van belang zijn. De rechtbank oordeelt dat de eiser in het incident geen recht heeft om tussen te komen, omdat de Onteigeningswet geen mogelijkheid biedt voor gebruikers om in een onteigeningsprocedure tussen te komen. De rechtbank wijst het verzoek tot tussenkomst af en veroordeelt de eiser in de kosten van het incident, begroot op € 563,– aan advocaatkosten. De zaak zal op 14 december 2022 weer op de rol komen voor het nemen van een conclusie van antwoord door de gedaagde in de hoofdzaak.