ECLI:NL:RBLIM:2022:9421

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
C/03/308691 / HA ZA 22-383
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in geschil tussen eiser en BBAN over bouwcontract en gebreken

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 23 november 2022 uitspraak gedaan in een incident tussen eiser en de BBAN Groep B.V. over de bevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van het geschil. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Gaber, heeft BBAN en gedaagde sub 2 aangesproken wegens gebreken aan een nieuwbouwwoning. Eiser stelt dat BBAN tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en vordert herstelkosten en vertragingsschade. BBAN, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, voert aan dat de vorderingen van eiser niet bij hen, maar bij gedaagde sub 2 of andere derden moeten worden ingediend, en dat er een arbitrageclausule van toepassing is die de Raad van Arbitrage exclusief bevoegd verklaart. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen overeenkomst van arbitrage tussen eiser en BBAN is, waardoor de rechtbank bevoegd is om de vorderingen van eiser te behandelen. BBAN is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 563,-. De hoofdzaak staat op de rol voor conclusie van antwoord aan de zijde van gedaagde sub 2.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rolnummer: C/03/308691 / HA ZA 22-383
Vonnis in het incident van 23 november 2022 in de zaak van:

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonend te [woonplaats 1] ,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. M.J.A. Gaber,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE BBAN GROEP B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F.J.M. Kobossen,

2.[gedaagde sub 2] ,

wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. Y.J.P. Janssen.
Partijen zullen hierna [eiser] (mannelijk enkelvoud), BBAN en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de aan BBAN betekende dagvaarding;
  • de aan [gedaagde sub 2] betekende dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord, voorwaardelijke exceptie van onbevoegdheid van BBAN;
  • de antwoordakte in incident exceptie van onbevoegdheid van [eiser] .
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald in het incident.

2.De relevante feiten in het incident

2.1.
[eiser] heeft met BBAN op 22 maart 2018 een overeenkomst gesloten inzake het begeleiden van de nieuwbouw van een woning voor [eiser] te [woonplaats 1] (plan [naam plan] ) en – zo vermeldt de overeenkomst – in combinatie met het bouwteam van Stijlhuis Villabouw. Deze overeenkomst, getiteld “opdrachtbevestiging 21819 bouwbegeleiding - bouwteam”, is door [eiser] en [gedaagde sub 2] (als “uw bouwbegeleider”) ondertekend.
2.2.
[eiser] heeft daarnaast op 29 maart 2019 met Stijlhuis Villabouw een overeenkomst van aanneming gesloten die betrekking heeft op het gebruiksklaar leveren, uitvoeren, opleveren van een nieuwbouwwoning aan de [adres] te [woonplaats 1] (kavel 3) door Stijlhuis Villabouw aan [eiser] tegen betaling van € 480.269,- inclusief btw door [eiser] aan Stijlhuis Villabouw. Deze overeenkomst is door [eiser] en [gedaagde sub 2] (als rechtsgeldige vertegenwoordiger van Stijlhuis Villabouw) ondertekend.
2.3.
Stijlhuis Villabouw was een handelsnaam van de besloten vennootschap Domolusso B.V., waarvan [naam bv] de bestuurder met zelfstandige bevoegdheid was. Domolusso B.V. is per 6 januari 2022 uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
[eiser] stelt dat er tijdens, maar ook na de uitvoering c.q. oplevering van de werkzaamheden meerdere gebreken aan de woning zijn geconstateerd. Volgens [eiser] hebben BBAN c.q. [gedaagde sub 2] de gebreken nooit serieus genomen. Er is tot op heden geen deugdelijk herstel uitgevoerd en de schade van [eiser] is evenmin vergoed. In de optiek van [eiser] staat voldoende vast dat BBAN ex artikel 7:750 jo. 7:759 jo. 6:74 BW is tekortgeschoten in de nakoming van de op BBAN rustende verplichtingen, voortvloeiende uit de overeenkomsten. De overeenkomst tot het realiseren van een nieuwbouwwoning betreft immers een resultaatsverbintenis en BBAN heeft de woning niet deugdelijk opgeleverd. [gedaagde sub 2] kan volgens [eiser] worden vereenzelvigd met BBAN. De hoofdovereenkomst is immers gesloten tussen [eiser] en BBAN in samenwerking met [gedaagde sub 2] . Indien [gedaagde sub 2] niet kan worden vereenzelvigd met BBAN, moet BBAN instaan voor de kwaliteit van het door zijn onderaannemer(s) geleverde werk (ex artikel 7:751 BW), zijnde het door [gedaagde sub 2] , dan wel het door Stijlhuis Villabouw geleverde werk. BBAN en/of [gedaagde sub 2] is/zijn als hoofdaannemer aansprakelijk voor de door haar/hen ingeschakelde onderaannemers veroorzaakte schade. Gelet op het voorgaande vordert [eiser] in de hoofdzaak – kort gezegd – primair dat BBAN en [gedaagde sub 2] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan [eiser] van € 174.150,- aan herstelkosten en € 25.000,- aan vertragingsschade.
3.2.
BBAN voert verweer in de hoofdzaak.
3.3.
[gedaagde sub 2] heeft in de hoofdzaak (nog) geen verweer gevoerd. De hoofdzaak staat op de rol van 23 november 2022 voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde sub 2] .

4.Het geschil in het incident

4.1.
BBAN heeft aangevoerd dat [eiser] met zijn gepretendeerde vorderingen niet bij BBAN moet zijn, maar bij [gedaagde sub 2] of andere derden. [eiser] heeft gecontracteerd met de besloten vennootschap Stijlhuis Villabouw B.V., maar deze besloten vennootschap wordt niet door [eiser] in rechte betrokken. Tussen Stijlhuis Villabouw en [eiser] is onder meer overeengekomen dat de Algemene Voorwaarden voor Aanneming van werk (AVA 2013) onderdeel uitmaken van de overeenkomst, en dus dat met betrekking tot geschillen tussen aannemer en opdrachtgever arbitrage (Raad van Arbitrage) overeengekomen is. Volgens BBAN doet [eiser] een kansloze poging om de Raad van Arbitrage te omzeilen ten einde BBAN – als financieel draagkrachtige partij – bij een geschil te kunnen betrekken. Indien [gedaagde sub 2] de exceptie van onbevoegdheid opwerpt, vanwege de overeengekomen arbitrage tussen [eiser] en Stijlhuis Villabouw, zal BBAN zich refereren aan het oordeel van de rechtbank. BBAN meent dat inzake de overeenkomst, waarop [eiser] een beroep doet, de Raad van Arbitrage exclusief bevoegd is en dat zou dan ook te gelden hebben in een eventuele betrokkenheid van BBAN. Naar de rechtbank begrijpt, vordert BBAN dan ook in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van de vorderingen van [eiser] kennis te nemen.
4.2.
[eiser] voert verweer.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
De rechtbank stelt voorop dat zij niet kan vooruitlopen op een eventueel op te werpen bevoegdheidsincident aan de zijde van [gedaagde sub 2] . In het onderhavige incident dient dan ook alleen te worden beoordeeld of in de verhouding tussen [eiser] en BBAN sprake is van (on)bevoegdheid van deze rechtbank.
5.2.
Dat de Raad van Arbitrage exclusief bevoegd zou zijn in de rechtsrelatie tussen [eiser] en Stijlhuis Villabouw en dat die Raad daarom ook exclusief bevoegd is in een eventuele rechtsrelatie tussen [eiser] en BBAN kan de rechtbank, zonder nadere toelichting, die niet door BBAN is gegeven, niet aannemen. Tussen [eiser] en BBAN is een overeenkomst gesloten (zie r.o. 2.1.) en op grond van die overeenkomst stelt [eiser] onder meer dat BBAN wanprestatie heeft geleverd en dat BBAN aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade. Blijkens die overeenkomst is hierop de DNR 2011 (eerste herziening, juli 2013) van toepassing. Artikel 58 lid 2 van de DNR 2011 bepaalt:
“Indien partijen in de opdracht hebben bepaald dat geschillenbeslechting plaatsvindt door middel van arbitrage, zullen alle geschillen – daaronder begrepen die, welke slechts door een der partijen als zodanig worden beschouwd – die tussen de opdrachtgever en de adviseur […] naar aanleiding van de opdracht beslecht worden – met uitsluiting van de gewone rechter – door arbitrage overeenkomstig het arbitragereglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw, zoals dat luidt op de dag waarop het geschil aanhangig wordt gemaakt.”
In de overeenkomst hebben [eiser] en BBAN niet bepaald dat geschillenbeslechting plaatsvindt door middel van arbitrage. Dit betekent dat van een overeenkomst van arbitrage tussen [eiser] en BBAN op grond van artikel 1020 Rv niet is gebleken, zodat de burgerlijke rechter bevoegd is om te oordelen over de door [eiser] jegens BBAN ingestelde vorderingen.
5.3.
BBAN zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze proceskosten aan de zijde van [eiser] worden door de rechtbank begroot op € 563,- (1 punt x tarief II) aan salaris advocaat.

6.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt BBAN in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 563,-,
6.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
6.4.
verstaat dat de zaak op de rol staat van heden (
23 november 2022)voor:
  • conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde sub 2] ;
  • opgave verhinderdata (t/m juni 2023) aan de zijde van [gedaagde sub 2] .
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: JPW