ECLI:NL:RBLIM:2022:938

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
03.099820.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van wapens en vrijspraak voor drugs en witwassen

Op 8 februari 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanwezig hebben van verdovende middelen en wapens in haar woning, alsook van witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het aanwezig hebben van cocaïne, heroïne, MDMA, hennep en hasjiesj, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij wetenschap had van de aanwezigheid van deze middelen. De rechtbank oordeelde dat de verdovende middelen op rommelige plekken waren aangetroffen, wat de kennis van de verdachte over hun aanwezigheid in twijfel trok.

Ten aanzien van de wapens, waaronder een automatisch vuurwapen, oordeelde de rechtbank dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van hun aanwezigheid. De rechtbank baseerde zich op het feit dat de wapens in haar woning waren aangetroffen en dat zij samen met haar partner, die regelmatig bij haar verbleef, kennis had van deze wapens. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen stilzwijgend de aanwezigheid van de wapens had aanvaard, maar ook dat zij daarmee beschikte over deze wapens.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 108 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de beperkte rol van de verdachte in het geheel en haar persoonlijke omstandigheden, waaronder de zorg voor haar jonge kind. De rechtbank verklaarde het bedrag van € 5.398,60 verbeurd, maar gelastte de teruggave van dit bedrag aan de verdachte, omdat er geen strafvorderlijk belang was om dit bedrag in beslag te houden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.099820.21
Tegenspraak, na aanhouding verschenen (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 08 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.R. Smeets, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 januari 2022. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
1.cocaïne, heroïne en MDMA aanwezig heeft gehad;
2.hennep en hasjiesj aanwezig heeft gehad;
3.een automatisch vuurwapen voorhanden heeft gehad;
4.een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
5.een bedrag van € 5.398,60 heeft witgewassen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van al het aan de verdachte ten laste gelegde en hiertoe het volgende naar voren gebracht. De verdovende middelen en de wapens zijn aangetroffen in de woning van de verdachte. Hierbij baseert de officier van justitie zich op het proces-verbaal van de doorzoeking, de verklaring van [medeverdachte] , inhoudende dat de verdovende middelen en wapens van hem zijn, en het feit dat ervan moet worden uitgegaan dat de verdachte kennis had van de voorwerpen die zich in haar woning bevonden. De verdachte heeft verklaard dat ze veelvuldig in de slaapkamer en in de keuken van haar woning komt. De dag voor de doorzoeking heeft de verdachte de lakens nog verwisseld op de slaapkamer, zo verklaarde zij tegenover ambtenaren van de politie. De hennep lag daarnaast open en bloot in de kelder.
De officier van justitie wijst voorts op de verklaring van de getuige, genaamd [naam getuige 1] , dat de wapens in december 2020 aan haar werden getoond door [medeverdachte] .
Ten aanzien van het onder 2. aan de verdachte ten laste gelegde vordert de officier van justitie partiële vrijspraak, namelijk ten aanzien van het aanwezig hebben van de hasjiesj, omdat uit de indicatieve test en het NFI-rapport niet is gebleken dat hetgeen dat werd aangetroffen en waarvan werd vermoed dat het hasjiesj betreft, dat ook werkelijk is.
Gelet op bovengenoemde omstandigheden concludeert de officier van justitie dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen en de vuurwapens in haar woning.
Ten aanzien van het witwassen heeft de officier van justitie aangevoerd dat in de woning van de verdachte € 5.398,60 is aangetroffen. De verdachte heeft daarover verklaard dat dit spaargeld betreft. Zij zou afgelopen jaren geen boodschappen hebben gedaan, waardoor zij dit bedrag heeft kunnen sparen. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte onder bewind staat en € 45,- leefgeld per week ontvangt en haar woning daarnaast vol staat met dure elektronica, acht de officier van justitie de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en kan het volgens hem niet anders, dan dat het geld van misdrijf afkomstig is.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van al het aan de verdachte ten laste gelegde. Voor 1. tot en met 4. heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen en vuurwapens in haar woning. De aangetroffen verdovende middelen lagen verstopt in de woning.
De vuurwapens zijn in de slaapkamer aangetroffen, waar de verdachte sinds haar zwangerschap niet vaak meer kwam; zij sliep immers liever in de woonkamer op de bank.
De verklaring van [naam getuige 1] acht de raadsman onbetrouwbaar, omdat zij wisselend verklaart over de personen die erbij waren toen [medeverdachte] aan [naam getuige 1] de vuurwapens liet zien.
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er door de verdachte een verklaring is gegeven met betrekking tot de herkomst van het geldbedrag, welke verklaring concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. De verdediging stelt zich op het standpunt dat op de bankafschriften van de verdachte is te zien dat zij alleen haar leefgeld pinde. Daarnaast heeft de verdachte bijverdiend door het zetten van wimper-extentions. Haar verklaring ten aanzien van die bijverdienste is niet in strijd met (de inhoud van) enig bewijsmiddel.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1. en het onder 2. ten laste gelegde
De rechtbank zal verdachte van het onder 1. en het onder 2. ten laste gelegde vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen is nodig dat de verdovende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden en dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van die verdovende middelen, althans tenminste van de aanmerkelijke kans van de aanwezigheid daarvan.
De verdovende middelen zijn aangetroffen in de woning van de verdachte. Zij woonde daar alleen, zij het dat haar partner genaamd [medeverdachte] , er wel zeer regelmatig verbleef. Vast is komen te staan dat de verdovende middelen aan [medeverdachte] toebehoorden.
De bedoelde verdovende middelen zijn aangetroffen in de keuken op de koelkast, in een pan zonder deksel. De verdovende middelen zaten in een Nike heuptasje en in een papieren Gucci zak, alsmede in plastic tassen. De pan waarin de drugs zijn aangetroffen was niet in gebruik bij de verdachte. In de kelder, op een plateau onder de keldertrap, werden verschillende gripzakjes aangetroffen waarin zich middelen voorkomende in lijst II van de Opiumwet bleken te bevinden.
Gelet op de plaatsen waar deze verdovende middelen zijn aangetroffen en de omstandigheden waaronder – op een rommelige plek uit het zicht – kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat de verdachte kennis heeft gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen in haar woning. Uit het dossier is verder niet gebleken hoe lang de verdovende middelen er al lagen. Verder zijn er geen concrete aanwijzingen dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in de woning verdovende middelen werden bewaard.
Nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van, en daarmee opzet had op het aanwezig hebben van de in de woning aangetroffen verdovende middelen, moet de verdachte van het onder 1. en van het onder 2. ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Het onder 3. en onder 4. ten laste gelegde
Op 11 april 2021 is de woning van de verdachte, gelegen aan de [adres 2] te Hoensbroek doorzocht, waarbij op de slaapkamer, direct achter de deur een laptoptas is aangetroffen. In de laptoptas zaten twee vuurwapens en een zogeheten aanzetkolf. [2] De vuurwapens waren van het merk Glock (handvuurwapen goednummer: [nummer 1] ) en van het Tsjechische merk CZ (handvuurwapen goednummer: [nummer 2] ). [3]
De vuurwapens zijn in beslag genomen en onderzocht [4] . Uit onderzoek volgt dat:
  • het vuurwapen van het merk Glock, type 17gen4, kaliber 9x19 een automatisch vuurwapen is in de vorm van een pistool, in het kaliber 9X19 millimeter. Het betreft een wapen van categorie II sub 2 van de Wet wapens en munitie;
  • het vuurwapen van het merk CZ, type P-09, kaliber 9x19 een semi-automatisch pistool is in het kaliber 9x19 millimeter. Het betreft een vuurwapen van categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
- [medeverdachte] heeft bij zijn verhoor door de politie verklaard dat hij die wapens van iemand had gekregen om ze te bewaren. [6]
Getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat zijn broer ( [medeverdachte] ) hem in de woning gelegen aan de [adres 2] te Hoensbroek wapens heeft laten zien. Getuige zag een grote tas liggen en vroeg aan zijn broer wat er in de tas zat. Getuige maakte de tas open en haalde de wapens eruit. Zijn vriendin, getuige [naam getuige 1] was er ook bij en zij heeft de wapens ook gezien en vast gehouden. [7]
Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat zij twee keer in de woning van de verdachte aan de [adres 2] te Hoensbroek is geweest. Dat was volgens haar november/december 2020, rond de periode van de kerst. [medeverdachte] heeft toen twee vuurwapens laten zien. Getuige heeft dat wapen toen ook aangeraakt. [8]
Nadere bewijsoverweging
Op basis van de verklaring van [naam getuige 1] gaat de rechtbank ervan uit dat de wapens al langere tijd in de woning gelegen aan de [adres 2] te Hoensbroek lagen. De verdachte huurt deze woning en verbleef daar ook. Daarnaast staat voor de rechtbank ook vast dat de wapens aan buitenstaanders werden getoond. De wapens zijn aangetroffen in een laptoptas op de slaapkamer, een plek waar de verdachte ook vaker kwam.
Het is vaste jurisprudentie dat de bewoner van een woning geacht mag worden weet te hebben van (en dus opzet te hebben op) al hetgeen zich in de woning bevindt, tenzij er feiten en omstandigheden aan te wijzen zijn die dit anders zouden moeten maken. Die feiten en omstandigheden zijn hier niet aannemelijk geworden.
Wanneer dan bedacht wordt dat de vuurwapens al geruime tijd in de woning aanwezig moeten zijn geweest en dat niet gebleken is dat de verdachte [medeverdachte] daarop aangesproken heeft, houdt de rechtbank het ervoor dat de verdachte niet alleen stilzwijgend de aanwezigheid van de vuurwapens heeft aanvaard, maar dat zij door het zich niet willen distantiëren daarvan ook besloten heeft dat de vuurwapens in haar woning mochten blijven en dat zij daarmee dus beschikt heeft over deze vuurwapens.
Medeplegen
Nu de verdachte en [medeverdachte] tezamen wetenschap hadden van de wapens in de woning en hierover een gezamenlijke machtsuitoefening hadden, is sprake van medeplegen.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
De rechtbank stelt vast dat op 11 april 2021 in de woning gelegen aan de [adres 2] , zijnde de woning van de verdachte, € 5.398,60 lag. Aan de verdachte is het (medeplegen van) witwassen van dit bedrag ten laste gelegd.
Uit het onderzoek van de politie is niet gebleken waar dit geld vandaan kwam. Gelet op hetgeen de verdachte verweten wordt, namelijk witwassen, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of dit geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf.
De verdachte heeft een verklaring afgelegd over de herkomst van het geld. Deze verklaring houdt in dat dit bedrag spaargeld betreft, dat zij over een periode van jaren heeft gespaard van haar leefgeld dat zij ontving van haar bewindvoerder en van geld dat zij ontving met bijvoorbeeld verjaardagen. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat zij vaak bij haar moeder of vriendinnen ging eten, waardoor zij veel van haar leefgeld kon sparen. Voorts is uit het dossier gebleken dat de verdachte wimper-extensions zette bij mensen. Medeverdachte [medeverdachte] , partner van verdachte, heeft verklaard dat een deel van het aangetroffen geld afkomstig was uit gelden ontvangen voor deze werkzaamheden.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring die de verdachte geeft omtrent het aangetroffen geldbedrag op grond van het bovenstaande kan worden aangemerkt als een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring.
Het Openbaar Ministerie had bij deze stand van zaken nader onderzoek naar de gestelde alternatieve herkomst van het geld kunnen en ook moeten verrichten, namelijk om daarmee de verklaring omtrent de herkomst van het geld te ontzenuwen. Nu dit onderzoek achterwege is gebleven, kan niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het bedrag een legale herkomst heeft.
Er kan dan ook niet worden geconcludeerd dat met betrekking tot het bedrag van € 5.398,60 een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
3.
op of omstreeks 11 april 2021 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie II, onder 2e van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Clock, type 17gen4, kaliber 9x19, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, voorhanden heeft gehad;
4.
op 11 april 2021 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, onder 1e van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk CZ, type P-09, kaliber 9x19, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 3. of onder 4. meer of anders aan de verdachte is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 3
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II
Feit 4
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 108 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daaraan dient als bijzondere voorwaarde de meldplicht bij de reclassering te worden gekoppeld. Daarnaast vordert de officier van justitie veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair hechtenis voor de duur van 120 dagen. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis rekening gehouden met de beperkte rol van de verdachte in het geheel en haar persoonlijke omstandigheden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft getolereerd dat twee vuurwapens, waarvan één wapen een automatisch vuurwapen, langere tijd in haar woning opgeborgen lagen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico met zich mee voor de veiligheid van personen en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Het bezit van vuurwapens zonder een verlof daartoe wordt streng bestraft. In de huidige oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht wordt bij het voorhanden hebben in een woning van een automatisch vuurwapen een gevangenisstraf van 12 maanden passend geacht. Bij een “normaal” vuurwapen is dat een gevangenisstraf van 5 maanden.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van deze straffen. De rechtbank ziet immers ook in dat de rol van de verdachte een andere was, een mindere, dan in zaken waar wel overgegaan wordt tot het opleggen van een straf conform oriëntatiepunten.
Daarbij heeft de verdachte de zorg voor haar zeven maanden oude zoontje.
Uit het rapport van de reclassering van 17 januari 2022 blijkt dat de verdachte haar leven in praktische zin op orde heeft en dat zij, sinds het bevel tot haar voorlopige hechtenis werd geschorst, veel baat heeft bij de begeleiding vanuit de reclassering.
Hoewel gelet op de aard en de ernst van de strafbare feiten een gevangenisstraf in beginsel aan de orde is, acht de rechtbank in aanmerking genomen de beperkte rol van de verdachte en haar persoonlijke omstandigheden, de eis van de officier van justitie passend en geboden en zal zij de verdachte tot een gevangenisstraf veroordelen voor de duur van 120 dagen, waarvan 108 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Hieraan zal als bijzondere voorwaarde de meldplicht worden gekoppeld, zoals de reclassering in haar advies van 17 januari 2022 heeft geformuleerd. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair een hechtenis voor de duur van 120 dagen.

7.Het beslag

7.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het bedrag van € 5.398,60 verbeurd te verklaren. Ten aanzien van de in beslag genomen verdovende middelen en de vuurwapens heeft de officier van justitie gevorderd deze onttrokken aan het verkeer te verklaren.
7.2
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen verdovende middelen en de vuurwapens zal de rechtbank verklaren dat deze onttrokken zijn aan het verkeer, omdat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke een deel van het bewezen verklaarde is begaan, het bewezenverklaarde strafbare feiten zijn en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal de teruggave van € 5.398,60 aan de verdachte gelasten omdat dit geld onder de verdachte in beslag werd genomen en geen strafvorderlijk belang zich verzet tegen de teruggave daarvan.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 1., het onder 2. en het onder 5. aan haar ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 3. en het onder 4. aan de verdachte ten laste gelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat onder 3. of onder 4. meer of anders aan haar is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals deze hierboven onder 4 zijn omschreven;
  • verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 108 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 1 jaar zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarde, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
Meldplicht:dat de veroordeelde zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, via telefoonnummer 088-8041501 en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
Beslag
  • onttrekt aan het verkeer de in beslag genomen verdovende middelen (met goednummers: [nummers 1] );
  • onttrekt aan het verkeer de in beslag genomen wapens en munitie (met goednummers: [nummers 2] );
  • gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
  • € 5.388,60 (goednummer: [nummer 3] );
  • € 10,00 (goednummer: [nummer 4] );
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. M.B. Bax en
mr. F.M. van Maanen Winters, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. C.S.G.M. Wouters-Debougnoux, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 08 februari 2022.
Buiten staat
Mr. F.M. van Maanen Winters en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 11 april 2021 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 509 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of (ongeveer) 498 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of (ongeveer) 51,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op ot omstreeks 11 april 2021 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 109,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, en/of (ongeveer) 98,8 gram. in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 11 april 2021 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Clock, type 17gen4, kaliber 9x19, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
4
hij op of omstreeks 11 april 2021 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk CZ, type P-09, kaliber 9x19, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
5
hij op of omstreeks 11 april 2021 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere voorwerp (en), te weten een geldbedrag van (ongeveer) Euro 5.398,60, althans (een) gro(o)t(e) geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van bovenomschreven voorwerp (en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp (en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -afkomstig was/waren uit enig, althans eigen, misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Parkstad-Limburg, basisteam Heerlen, proces-verbaalnummer 2021053986, gesloten d.d. 9 juli 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 360, alsmede de niet-doorgenummerde stukken.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 174.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 191.
4.Het schriftelijke bescheid, zijnde een kennisgeving van inbeslagname, niet doorgenummerd.
5.Het proces-verbaal van Team Forensische Opsporing, Expertise Wapens, Munitie en Explosieven, dossierpagina’s 249 tot en met 253.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , dossierpagina 89.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 2] , dossierpagina’s 143 tot en met 145.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 1] , dossierpagina’s 121 en 122.