ECLI:NL:RBLIM:2022:9315

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
ROE 21/1521
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens arbeidsongeschiktheid onder de 35%

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 23 november 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. de Haan, en het UWV, vertegenwoordigd door mr. K.P.A. Canters. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering, die per 10 november 2020 was stopgezet omdat haar arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op minder dan 35%. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige beoordelingen van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig zijn uitgevoerd. Eiseres, die als taxichauffeur werkte, had zich in 2016 ziekgemeld na een verkeersongeval en ontving aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering. Na een herbeoordeling door het UWV, waarbij haar arbeidsongeschiktheid op 17,28% werd vastgesteld, is haar uitkering beëindigd. Eiseres voerde aan dat het UWV onzorgvuldig had gehandeld en dat haar medische situatie niet correct was beoordeeld. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV terecht had besloten dat eiseres per 10 november 2020 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank vond dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden en dat er geen reden was om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen. Eiseres kreeg geen gelijk in haar beroep, maar de rechtbank veroordeelde het UWV wel tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1521

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. de Haan),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV,
(gemachtigde: mr. K.P.A. Canters).

Procesverloop

Met het besluit van 9 september 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres medegedeeld dat haar loonaanvullingsuitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) wordt beëindigd per 10 november 2020, omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op minder dan 35%.
Met het besluit van 23 april 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft verweerschriften ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online-zitting van 26 oktober 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte als taxichauffeur bij Connexxion Taxi Service B.V. voor gemiddeld 16,68 uur per week. Zij heeft zich op 15 januari 2016 wegens klachten na een verkeersongeval ziekgemeld voor dit werk. Eiseres ontving daarop ziekengeld op grond van de Ziektewet van het UWV.
2. Vanaf de datum einde wachttijd, 12 januari 2018, ontving eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Met ingang van 13 januari 2020 is de loongerelateerde WGA-uitkering omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is daarbij op 80 tot 100% gehandhaafd. Op verzoek van het Werkbedrijf heeft het UWV een herbeoordeling gedaan van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres. In dat verband is een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres gezien en gesproken tijdens het spreekuur en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres per 10 november 2020 zijn. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 20 augustus 2020. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiseres haar eigen werk als taxichauffeur niet meer kan doen, maar dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog wel zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze drie functies 82,72% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. Dit betekent dat eiseres 17,28% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, is de WIA-uitkering van eiseres per 10 november 2020 beëindigd.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Aangezien eiseres geen bezwaren tegen de beoordeling van de arbeidsdeskundige heeft aangevoerd heeft het UWV geen reden gezien die beoordeling voor onjuist te houden. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiseres

5. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij voert aan dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Het UWV heeft onzorgvuldig onderzoek verricht naar het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres. Zo is het UWV uitgaan van een herbeoordeling van 28 november 2019. Ook heeft het UWV ten onrechte verzuimd om eiseres in bezwaar opnieuw uit te nodigen voor een spreekuur. Verder zijn de door eiseres ingebrachte medische stukken ten onrechte als irrelevant betiteld; deze zijn dus onterecht niet meegenomen in de medische beoordeling. Eiseres is van mening dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Door de covid-19 pandemie heeft zij geen therapie gehad en zijn haar klachten verergerd. Aangezien haar medische situatie nooit is verbeterd vindt zij dat de WIA-uitkering moet worden voortgezet. Eiseres noemt de medische gevolgen van het ongeval, namelijk fractuur os sacrum, fractuur ribben, syndroom van Horner en PTSS. Zij ervaart nog steeds hinder van deze gevolgen, namelijk klachten bij het zitten, staan en lopen, haar incontinentieklachten en de klachten van gevoelloosheid. Zij verwijst hierbij naar de medische informatie van haar behandelaars. Zij is niet in staat om één uur achtereenvolgend te zitten. De redenering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep met betrekking tot het autorijden kan zij dan ook niet volgen. In beroep heeft zij aanvullend aangevoerd dat de artsen geen overeenstemming hebben over de diagnosen en de te volgen behandeling(en). Eiseres heeft zich daarom opnieuw tot haar huisarts gewend. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat een nieuwe diagnose is gesteld door de neuroloog Kornips, namelijk thoracale myelopathie met grens sensibel op Th10, overeenkomend met de gevonden intramedullaire afwijking op Th10. Volgens eiseres is de FML dan ook niet correct. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat zij vindt dat een urenbeperking moet worden gesteld op grond van beschikbaarheid in verband met de therapieën die zij volgt. Verder stelt eiseres dat zij met haar beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten. Tevens loopt eiseres sinds het ongeluk met een rollator waardoor zij een beperkte mobiliteit heeft.

Waarover gaat het in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres per 10 november 2020 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en om die reden geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 10 november 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 10 november 2020 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat de WIA-uitkering daarom is beëindigd. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur van 28 november 2019 gezien en gesproken. De verzekeringsarts heeft informatie van de oogarts (17 juli 2019) en van de plastisch chirurg (26 april 2019) betrokken. Er waren geen recente medische gegevens, zodat de verzekeringsarts zowel een neurologisch als orthopedisch expertise-onderzoek heeft laten verrichten. De bevindingen en conclusies uit deze expertise-onderzoeken zijn door de verzekeringsarts meegenomen in de medische beoordeling. Daarnaast heeft de verzekeringsarts eiseres op 6 augustus 2020 telefonisch gesproken over het verdere verloop van de beoordeling. De verzekeringsarts beschrijft onder andere de klachten van eiseres, de diagnose en de prognose.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 9 april 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier met daarin de informatie van de behandelaars bestudeerd en kennis genomen van de bezwaargronden. Tijdens de bezwaarprocedure heeft zij informatie ontvangen van een letselschadebureau met medische bijlagen van 6 november 2020 en 3 februari 2021 (expertise-onderzoek door [naam medisch adviseur 1] , medisch adviseur). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig is, omdat de door haar ingebrachte medische informatie in bezwaar ten onrechte als irrelevant is betiteld en niet is meegenomen. Daarnaast is zij in bezwaar niet uitgenodigd voor een fysiek onderzoek.
12. De rechtbank vindt dat het medisch onderzoek in bezwaar zorgvuldig is verricht. Zij zal dat hierna uitleggen. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Eiseres is door de primaire verzekeringsarts gezien en gesproken. Anders dan eiseres lijkt te veronderstellen was dit niet in het kader van een eerdere WIA-herbeoordeling. Eiseres is bovendien gezien en onderzocht door de neuroloog en orthopeed in het kader van de expertise-onderzoeken. Hoewel de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres niet heeft gesproken en/of lichamelijk heeft onderzocht ziet de rechtbank hierin in dit geval geen aanleiding om het medisch onderzoek niet zorgvuldig te achten. In beginsel behoort het tot de expertise van een verzekeringsarts om te beoordelen welke onderzoekmethoden worden gekozen, hoe de onderzoeksresultaten worden beoordeeld, waaronder de beschikbare informatie van de behandelaars, en vast te stellen tot welke beperkingen dit leidt bij eiseres. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat de enkele omstandigheid dat lichamelijk onderzoek in de bezwaarfase achterwege is gebleven niet betekent dat reeds om die reden de besluitvorming onzorgvuldig moet worden geacht. [1] Dat is in dit geval niet anders. Hierbij is van belang dat eiseres in de primaire fase wel is gezien en gesproken door een verzekeringsarts, dat eiseres in het kader van de expertise-onderzoeken is onderzocht en de verzekeringsarts bezwaar en beroep beschikte over een grote hoeveelheid aan medische informatie, waaronder de bevindingen van de expertise-onderzoeken en de rapporten van medisch adviseur [naam medisch adviseur 1] die zien op de letselschadeprocedure van 6 november 2020 en 3 februari 2021, welke zijn meegenomen in de heroverweging. De informatie, die eiseres aan de verzekeringsarts had overhandigd, was – zo blijkt uit het rapport (pagina 2) – verouderd, hetgeen tot de conclusie heeft geleid dat er geen recente medische gegevens beschikbaar waren. Juist hierom heeft de verzekeringsarts de expertise-onderzoeken laten verrichten. De medische informatie die eiseres in beroep heeft ingediend, waaronder de informatie van neuroloog Kornips, is ook meegenomen in de beoordeling van het UWV. In de rapporten van 17 november 2021, 15 juni 2022 en 31 augustus 2022 hebben de verzekeringsartsen bezwaar en beroep voldoende duidelijk toegelicht dat de ingebrachte informatie niet tot een ander standpunt leidt. De ter zitting door eiseres ingenomen stelling dat de verzekeringsartsen geen rekening hebben gehouden met nieuwe medische gegevens, kan gezien het voorgaande geen stand houden. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiseres hebben gemist. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts gaat uit van de diagnoses overige neurologische klachten en posttraumatische stressstoornis. De verzekeringsarts geeft aan dat eiseres bekend is met meervoudige problematiek ontstaan na een verkeersongeval, waarbij zij diverse fracturen opliep (S2, twee keer costa fractuur links). Ook is eiseres bekend met het syndroom van Horner. De huidige klachten van eiseres bestaan uit mictie- en defecatiestoornissen die bestaan uit een verminderde aandrang en een verminderd passagegevoel. Daarnaast is er sprake van een chronisch pijnsyndroom van het os sacrum, verminderde controle over de beenfunctie bij staan en lopen en een subjectief veranderd gevoel vanaf de navel naar distaal. In het verlengde hiervan ervaart eiseres subjectieve beperkingen voor het beroepsmatig functioneren, meer specifiek ten gevolge van het chronisch pijnsyndroom ter hoogte van het os sacrum, waardoor zij niet langdurig kan staan of zitten als gevolg van incontinentieproblemen. Met betrekking tot de objectiveerbaarheid van de klachten wordt in het expertiserapport van de neuroloog aangegeven dat de incontinentieklachten ten aanzien van mictie en defecatie verklaarbaar zijn vanuit een mogelijk sacraal zenuwwortelletsel bij de sacrumfractuur ter hoogte van S2. Het chronisch pijnsyndroom, waardoor zitten en staan is bemoeilijkt, zou mogelijk geweten kunnen worden aan een causalgie als gevolg van het sacrale zenuwwortelletsel. Dit is alleen niet neurologisch objectiveerbaar. De overige klachten die eiseres beschrijft zijn weinig specifiek en op basis van het neurologisch onderzoek als zodanig in combinatie met het algehele functioneren niet objectiveerbaar. Aan de hand van de claim van eiseres en de geobjectiveerde problematiek heeft de verzekeringsarts vastgesteld dat geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden en is een inschatting gemaakt van de belastbaarheid van eiseres. In de FML worden beperkingen aangenomen op het vlak van persoonlijk functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 9 april 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep benoemt dat niet kan worden gesproken over volledige arbeidsongeschiktheid op verzekeringsgeneeskundige gronden. Er is namelijk geen sprake van opname in een ziekenhuis, van ADL afhankelijkheid, van een progressieve ziekte met een infauste prognose op korte termijn of van een dermate ernstig psychiatrisch disfunctioneren dat eiseres niet meer functioneert op micro- of mesoniveau. Ook kan geen onderbouwing worden gegeven voor een medische urenbeperking, omdat er geen sprake is van een ziektebeeld dat gepaard gaat met een verminderde energetische belastbaarheid, van beperkte beschikbaarheid vanwege intensieve behandeling of vanuit preventieve overwegingen. De klachten van eiseres zijn zoals in diverse onderzoeken geconcludeerd deels passend bij een geobjectiveerd medisch substraat, deels zijn het de belevingen van eiseres die voor haar leidend zijn om op een bepaalde manier met de problematiek om te gaan. Door de medisch adviseur [naam medisch adviseur 1] wordt in het kader van de letselschadezaak aangegeven dat het vanuit de literatuur bekend is dat pijnklachten, na het type fractuur dat eiseres heeft, kunnen aanhouden. Volgens haar spelen geen ongevalsvreemde factoren een rol bij het aanhouden van de pijnklachten (zoals door medisch adviseur [naam medisch adviseur 2] wordt aangegeven). De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt het opvallend dat eiseres ondanks haar pijnklachten meent niet lang te kunnen zitten, maar wel autorijdt en dit ook ongeveer een uur kan volhouden. Zij geeft aan dat bij het opstellen van een FML niet de ervaren klachten centraal dienen te staan, maar er dient uitgegaan te worden van de meer geobjectiveerde medische problematiek.
15. Eiseres voert aan dat haar klachten juist zijn verergerd en dat zij volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank volgt haar niet. Ter zitting stelt eiseres weliswaar dat bij haar sprake is van algeheel disfunctioneren, dat zij ondersteuning ontvangt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en dat zij thuis ook niks kan, maar daarmee heeft zij – mede gezien de overige gegevens in de rapporten van de verzekeringsartsen – naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat in haar geval dan sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op verzekeringsgeneeskundige gronden. Er is terecht een FML opgesteld.
16. Eiseres noemt de gevolgen van het ongeval en tot welke klachten dat nog steeds leidt. De rechtbank stelt vast dat de door eiseres genoemde gevolgen van het ongeval en de door haar genoemde klachten blijkens de rapporten van de verzekeringsartsen ook zijn onderkend en betrokken bij het medisch oordeel. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep verder voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen dan zijn weergegeven in de FML van 20 augustus 2020. De door eiseres in beroep daartegen ingebrachte stukken zijn eveneens voldoende weerlegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat bij aanvullend medisch onderzoek door de geconsulteerde specialisten geen grote afwijkingen zijn geconstateerd. Dit maakt dat er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding is om tot een verdergaande beperking op het vlak van zitten te concluderen. Hoewel neuroloog Kornips tot de nieuwe diagnose Thoracale myelopathie met grens sensibel op Th10 overeenkomend met de gevonden intramedullaire afwijking op Th10 komt leidt dit volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet tot verdere beperkingen in de FML. Hij licht toe dat het enige verschil met de al bekende gegevens is dat er nu een mogelijke oorzaak is gevonden voor de bij eiseres aanwezige klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat binnen de arbeidsongeschiktheidswetgeving de oorzaak van een aandoening van wezenlijk belang is voor het beoordelen van de prognose. Verder is de diagnose belangrijk om de plausibiliteit en consistentie van klachten te toetsen. Bij het beoordelen van de belastbaarheid is een diagnose of oorzaak van klachten echter van veel minder belang. Bij het beoordelen van de belastbaarheid wordt namelijk gekeken naar de gevolgen van een aanwezige aandoening. En deze zijn, zoals ook blijkt uit het verrichte neurologische onderzoek, net zoals de gepresenteerde klachten, onveranderd. Voor zover de gevonden oorzaak al aanwezig was op de datum in geding kan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet anders worden geconcludeerd dan dat er geen gevolgen zijn voor de belastbaarheid. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep duidelijk heeft toegelicht dat de overgelegde informatie niet tot verdere beperkingen heeft geleid.
17. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat zij vindt dat een urenbeperking moet worden aangenomen op grond van verminderde beschikbaarheid, vanwege de therapieën die zij volgt. Deze grond is pas voor het eerst op zitting aangevoerd en de gemachtigde van het UWV heeft aangegeven hier niet adequaat op te kunnen reageren, omdat zij geen verzekeringsarts is. Nu niet gebleken is dat eiseres deze grond niet eerder had kunnen aanvoeren, het voor het UWV niet mogelijk was om op zitting adequaat te reageren op deze grond en heropening van het onderzoek ter zitting zal leiden tot een ongewenste vertraging in de afhandeling van de zaak, acht de rechtbank het pas op zitting aanvoeren van deze grond in strijd met de goede procesorde en zal deze grond om die reden buiten beschouwing laten.
18. Gelet op voorgaande ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van verdere fysieke klachten die eiseres ervaart op 10 november 2020. Eiseres moet op 10 november 2020 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 20 augustus 2020.
De arbeidskundige beoordeling
19. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 20 augustus 2020 functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- (315133) Administratief medewerker (document scannen);
- (267053) Wikkelaar (nieuw en revisie);
- (267051) Monteur printplaten.
20. Het UWV heeft in beroep aangegeven dat de functie handsolderen met functienummers 8441.011.001 en 8441.011.002 ten onrechte zijn ingedeeld in SBC-code 267051 (monteur printplaten). In het geval van eiseres is onder SBC-code 267051 de functie van medewerker handsolderen met functienummer 8441.011.002 geduid. Deze functie komt daarom te vervallen en is dan ook verworpen door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft opnieuw het CBBS geraadpleegd en een andere soortgelijke passende functie binnen de SBC-code 267051 gevonden. Het betreft de functie hand assemblage medewerker met functienummer 3693.0007.001. Hierdoor wordt binnen deze SBC-code weer voldaan aan de eis van minimaal drie arbeidsplaatsen en wordt ook voldaan aan de overige eisen uit het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is gehandhaafd op 17,28%.
21. De rechtbank stelt vast dat het UWV met voorgaande de motivering van het bestreden besluit in beroep heeft aangepast. Anders dan het UWV ter zitting heeft aangenomen, betekent dit dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleefde; eiseres is nu namelijk een geheel andere functie met een andere functiebeschrijving voorgehouden dan de functie die aan het bestreden besluit (kennelijk in verband met een administratieve fout in het CBBS) ten grondslag lag. Dat deze functie binnen dezelfde SBC-code valt, doet hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet af. Nu dit gebrek is hersteld doordat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een nieuwe functie (met functienummer 3693.0007.001) aan de schatting ten grondslag heeft gelegd, is eiseres naar het oordeel van de rechtbank met deze gang van zaken niet in haar belangen geschaad. Eiseres heeft de gelegenheid gehad om tegen het duiden van deze nieuwe functie aanvullende gronden in te dienen, maar heeft daarvan afgezien. Ook als het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen. Dat betekent dat er geen aanleiding is om het bestreden besluit te vernietigen. De rechtbank zal het gebrek dan ook passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
22. De arbeidsdeskundigen hebben in de resultaat functiebeoordeling en hun rapporten voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Eiseres heeft hier in beroep geen argumenten tegen aangevoerd. De stelling van eiseres dat zij ten gevolge van haar klachten en beperkingen niet in staat is om de geduide functies te verrichten is in feite gericht tegen de in de FML van 20 augustus 2020 vastgelegde medische belastbaarheid. Daarover heeft de rechtbank hierover onder punt 18 geoordeeld er geen aanleiding is om aan de juistheid daarvan te twijfelen. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen. Dat zij zich voortbeweegt met een rollator en om die reden een beperkte mobiliteit heeft, geeft geen reden om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies, omdat eiseres niet concreet gemaakt heeft waarom het verrichten van de functies voor haar hierdoor onmogelijk is.
23. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op de datum in geding met de middelste van deze functies 82,72% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als taxichauffeur, zodat eiseres voor de overige 17,28% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

24. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per de datum in geding terecht beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
25. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Maar in de toepassing van artikel 6:22 van de Awb wordt aanleiding gezien om het UWV in de proceskosten te veroordelen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1). De rechtbank bepaalt tevens dat het UWV het griffierecht aan eiseres moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 49,- vergoedt;
  • veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan op 23 november 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 23 november 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 maart 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA1976.