Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 23-28;
- de akte houdende producties tgv comparitie van partijen van Witran met productie 29;
- de akte houdende producties tbv mondelinge behandeling van Terhagen c.s. met
- de akte houdende productie tgv comparitie van partijen van Witran met productie 30;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 oktober 2021;
- de akte houdende producties van Witran met producties 31-37;
- de akte houdende producties van Terhagen c.s. met producties 49-51;
- de rolbeslissing van 1 december 2021, houdende afwijzing van het verzoek van
- de conclusie van repliek tevens akte houdende vermindering van eis van Witran;
- de conclusie van dupliek van Terhagen c.s.;
- de akte depot ter griffie van Terhagen c.s. met een USB-stick;
- de akte uitlating van Witran met een hernieuwde versie van productie 29.
2.De feiten
Op 15 december 2020 waren in het Handelsregister op naam van Witran, onder meer, de handelsnamen ‘ [domeinnaam 1] ’ en ‘ [domeinnaam 2] ’ geregistreerd.
Enig bestuurder en aandeelhouder van ASSB is Terhagen.
Op naam van [naam vof] was in het Handelsregister de handelsnaam ‘ [domeinnaam 3] ’ geregistreerd.
[naam holding] ) de besloten vennootschap [naam bv] (hierna: [naam bv] ) opgericht. [naam bv] heeft de activiteiten van [naam vof] voortgezet. De onderneming van [naam bv] was aanvankelijk gevestigd te [vestigingsplaats] en vanaf enig moment in 2014 te Urmond. Enige bestuurders en aandeelhouders van [naam bv] waren [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [naam holding] . [naam bv] heeft haar ondernemingsactiviteiten, in elk geval waar het betreft de verhuur van lichte bedrijfsauto’s, gestaakt in de loop van 2015.
Tussen 11 maart 2011 en 1 juli 2015 was in het Handelsregister op naam van [naam bv] de handelsnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ ingeschreven.
Overgangsovereenkomst activiteiten in de formule ‘ [domeinnaam 2] ’. Witran krijgt, voor de periode van 5 jaar vanaf 1 juni 2015, het alleenrecht om de exploitatie van ‘ [domeinnaam 2] ’ in het rayon: Sittard-Geleen, Meerssen, Nuth en Stem en de daar in liggende dorpen/kernen te exploiteren. Daarbuiten krijgt Witran het recht van eerste keuze om een vestiging te openen.
‘Overgangsovereenkomst activiteiten in de formule ‘ [domeinnaam 2] ’.
‘beste [naam 2] ,
‘Beste [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] ,
‘T.a.v. Witran BV / m.b.t. franchiseformule
‘Beste [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] ,
Bij vonnis van 3 september 2020 (prod. 13 dv) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vorderingen van Terhagen afgewezen, oordelend, samengevat, dat Terhagen niet aannemelijk heeft gemaakt dat MediaZuid dan wel Terhagen op enig moment rechthebbende zijn geweest op de handelsnaam ‘ [domeinnaam 2] ’.
3.Het geschil
repliek:
1.
primairvoor recht te verklaren dat de door Witran verrichte betalingen ad in totaal € 84.000,00 ex BTW in de periode 2015-2020 aan Terhagen onverschuldigde betalingen
4. Terhagen en/of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en/of ASSB te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen (eind)vonnis het gebruik van de handelsnaam [domeinnaam 2] dan wel een daarop gelijkende handelsnaam te staken en gestaakt te houden, tevens inhoudende gebruik als accounthouder op Facebook, Instagram en andere social media-accounts, op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van
€ 5.000,00 per dag of per overtreding, zolang de overtreding voortduurt;
€ 5.000,00 per dag of per overtreding, zolang de overtreding voortduurt;
a. voor het deel van deze zaak dat betrekking heeft op IE rechten: Terhagen c.s. hoofdelijk te veroordelen - des dat de één betalende, de ander zal zijn bevrijd - tot betaling van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten ex artikel 1019 h Rv alsmede de griffierechten, onder bepaling dat Terhagen c.s. de wettelijke rente over deze proceskosten verschuldigd worden wanneer deze niet binnen zeven dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis zijn betaald, met uitvoerbaar bij voorraad verklaring van deze proceskostenveroordeling;
2. Witran te bevelen haar jaarstukken en/of gevoerde administratie over de
3. voor recht te verklaren dat Witran aan Terhagen over de kalenderjaren 2015 tot en
4.De beoordelingin conventie en in reconventie
concepten- ook wel
formulesgenoemd - voor ondernemingen. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] is daartoe zelf actief geweest, hoofdzakelijk in zijn eenmanszaken E11 en Media Zuid, en heeft daartoe ook derden (zoals grafische ontwerpers) ingeschakeld.
(1) een op papier gestelde marketingstrategie;
(2) een op die strategie aansluitende ‘pakkende’ naam, die geschikt is om als handelsnaam van een onderneming te worden gebruikt en die ook als internet-domeinnaam kan worden geregistreerd,
(3) een op de marketingstrategie aansluitende huisstijl, bestaande uit een logo en andere daarop aansluitende grafische ontwerpen, geschikt om in reclame-uitingen en op websites, facturen, briefpapier, visitekaartjes en dergelijke te worden gebruikt,
(4) een op de marketingstrategie/domeinnaam aansluitende website (inclusief de hosting en het onderhoud ervan), met op de domeinnaam/website aansluitende
e-mailadressen, en
(5) software ten behoeve van de op basis van de formule - al dan niet met gebruikmaking van de domeinnaam/website/e-mailadressen/etc. - te drijven onderneming.
€ 2.000,-) ontvangen als vergoeding voor het gebruik van de formule.
(1) de formule zou kopen, waarna zij daarvan gebruik zou kunnen maken op elke wijze die haar goed dunkte, of
(2) de formule, tegen betaling, van Terhagen in gebruik zou krijgen, om daarmee in de regio Urmond e.o. een onderneming voor de verhuur van lichte bedrijfsauto’s te exploiteren.
- de formule (rov. 4.4.),
- de rechten en plichten van partijen in verband met de formule tijdens het bestaan van de overeenkomst (rov. 4.5.), en
- het gebruik van de formule (en daarmee samenhangende zaken en rechten) in de periode na afloop van de overeenkomst (rov. 4.6.).
De rechtbank is daarmee voorbijgegaan aan stellingen van Witran die erop neerkomen dat in het geheel geen sprake is geweest van een formule, dat deze althans niet is ontwikkeld door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] /MediaZuid en ook niet aan deze toekomt. Deze stellingen van Witran (met name ingenomen in de conclusie van antwoord in reconventie en herhaald in de conclusie van repliek) kunnen namelijk niet overtuigen, waartoe als volgt wordt overwogen.
Wanneer de formule is ontwikkeld is in wezen ook niet van belang. Terhagen c.s. hebben gesteld dat de formule is ontwikkeld in 2007 en dat zij daarna is doorontwikkeld. Dat bepaalde onderdelen van de formule dateren uit 2009 (uit de periode rondom de opstart van [naam vof] ) is daarom niet vreemd, doet in elk geval niet af aan de stelling dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] /E11/MediaZuid de formule heeft ontwikkeld. Gelet hierop is evenmin relevant dat de domeinnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ enige tijd (van maart 2008 tot in juni 2009) niet geregistreerd is geweest, althans niet op naam van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] /E11/MediaZuid. Rondom het moment waarop [naam vof] werd opgestart, in juni 2009, was de domeinnaam weer geregistreerd en wel op naam van MediaZuid.
Anders dan Witran kennelijk meent, is ook niet relevant of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] de formule heeft ontwikkeld ‘in privé’ of in het kader van E11 en/of MediaZuid. Evenmin is relevant of en zo ja, wanneer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] E11 en MediaZuid heeft in- dan wel uitgeschreven in het Handelsregister. Juridisch gezien is er immers geen verschil tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en zijn als eenmanszaak gedreven ondernemingen E11 en MediaZuid.
Consequentie hiervan is dat de verhuursoftware niet kan worden gezien als onderdeel van de formule, althans niet over de formule waarover in mei 2015 door Terhagen met Witran is gecontracteerd. Terhagen c.s. hebben weliswaar gesteld dat Terhagen op een later moment alsnog van [naam bv] de rechten op de software heeft verkregen, maar heeft niet gesteld en onderbouwd dat de overeenkomst met Witran op dit punt is uitgebreid. De rechtbank komt hier later op terug (zie de rov. 4.6.4. en 4.6.13.).
Vast staat dat ‘ [domeinnaam 2] ’ geen merk is (zie rov. 2.8.). Datzelfde geldt (zo volgt uit de eigen stellingen van Witran) voor ‘ [domeinnaam 1] ’.
Onderdelen van de formule (zoals de grafische ontwerpen) zouden auteursrechtelijk beschermd kunnen zijn, al staat niet vast (is er wel voldoende originaliteit?; Terhagen c.s. hebben dat onvoldoende onderbouwd). Evenmin staat vast dat een auteursrecht, als het zou bestaan (zoals in verband met de verhuursoftware), toekomt aan Terhagen c.s. of aan een van hen. De rechtbank laat het auteursrecht hierna buiten beschouwing. Zoals hierna nader zal blijken, is de bescherming die een eventueel auteursrecht Terhagen c.s. zou kunnen bieden niet relevant voor de afdoening van de geschillen in conventie en reconventie.
Dat een ‘pakkende’ naam, die geschikt is om als handelsnaam te worden gebruikt, onderdeel uitmaakt van de formule, wil niet zeggen dat die naam als handelsnaam in de zin van de Hnw deel uitmaakt van de formule. Of en zo ja, in welke mate de naam waaronder een onderneming wordt gedreven bescherming geniet als handelsnaam, is afhankelijk van het gebruik ervan in het handelsverkeer. De handelsnaam van een onderneming kan daarbij alleen tegelijk met de onderneming worden overgedragen (art. 2 Hnw). De Hnw voorziet niet in het (eventueel op een naar tijd en/of plaats beperkte wijze) in gebruik geven van een handelsnaam aan een derde. Dit een en ander betekent dat de overeenkomst, evenals de eerdere overeenkomsten met [naam vof] , [naam bv] en met GoGoGo (zie de rov. 4.3.4. en 4.2.5.), geen betrekking heeft gehad - en ook niet kán hebben gehad - op (het gebruik van) ‘ [domeinnaam 2] ’ als handelsnaam in de zin van de Hnw.
De rechtbank gaat ervan uit dat dit alles ook geldt voor Witran, waar het betreft háár gebruik van de formule in de periode van 1 juni 2015 tot in juni 2020. Daarbij is ook van belang, zoals Terhagen c.s. onvoldoende weersproken hebben gesteld, dat Witran feitelijk de verhuur-activiteiten van [naam bv] heeft voortgezet en dus heeft kunnen profiteren van de door die laatste opgebouwde naamsbekendheid en klantenkring in de regio Urmond e.o.
De stellingen van Terhagen c.s. komen erop neer dat dit een overeenkomst is geweest zoals die eerder met GoGoGo, [naam vof] en [naam bv] is gesloten, die het recht gaf om de formule te gebruiken - voor een bepaalde tijd en in een bepaalde regio - bij het drijven van een eigen onderneming.
Witran heeft gesteld dat sprake is geweest van een koop op afbetaling (althans een daarop gelijkende overeenkomst), die Witran verplichtte om de afgesproken koopprijs in termijnen te betalen, in ruil voor het verkrijgen van de eigendom (althans een daarop gelijkend blijvend en volledig recht) van (op) de formule.
Terhagen c.s. hebben, onvoldoende betwist, gesteld dat Witran vanwege recente faillissementen van [naam 2] en haar broer en van een aan hen gelieerde vennootschap niet in staat was om de beoogde koopprijs te betalen. Dat sluit echter niet uit dat de door Witran gestelde koopovereenkomst is gesloten, met het element ‘op afbetaling’ om tegemoet te komen aan de beperkte financiële mogelijkheden van Witran in en vlak na 2015.
Dit is niet het geval. Zo heeft het aan Witran te verschaffen
‘alleenrecht’betrekking op het
‘gebruik’dan wel de
‘exploitatie’van de formule voor een bepaalde periode (van vijf jaren) en in een bepaalde regio. Hier tegenover dient Witran een maandelijkse en een jaarlijkse vergoeding te betalen; een in één bedrag uitgedrukte totale koopprijs wordt niet genoemd in de overeenkomst. Partijen waren op de hoogte van de figuur van de huurkoop (als bijzondere vorm van de koop op afbetaling) en hebben daarvan gebruik gemaakt ten aanzien van de bedrijfsauto’s. De overeenkomst bevat niet dergelijke (of daarop lijkende) bepalingen in verband met de formule. In versie 2 wordt het daarop door Witran te verkrijgen recht zelfs aangeduid als
‘franchise’. Uit die versie volgt ook dat Witran, als zij een tweede vestiging op basis van de formule zou willen openen, daarvoor een afzonderlijke vergoeding zou moeten betalen. Dit alles duidt niet op de door Witran gestelde koop op afbetaling.
‘Overgangsovereenkomst activiteiten in de formule ‘ [domeinnaam 2] ’en dat zij een bepaling bevat die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] verplichtingen oplegt in verband met die overgang. Terhagen c.s. hebben tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat deze benaming ziet op de (feitelijke) overgang van de ondernemingsactiviteiten van [naam bv] op Witran. Witran hebben deze stelling niet, maar in elk geval onvoldoende gemotiveerd, betwist.
Als in mei 2015 daadwerkelijk een koopovereenkomst zou zijn gesloten, met een in termijnen te betalen koopprijs, dan had Witran in de eerste maanden van 2020 niet hoeven aan te dringen op een spoedig - want kennelijk veel te lang uitgesteld - gesprek over
‘de voortgang’. Dan had volstaan de mededeling dat Witran van mening was zij inmiddels aan haar verplichtingen had voldaan (of dat het moment naderde waarop zij dat zou doen) en dat Witran vanaf 1 juni 2020 zou doorgaan met het gebruik van de aan haar toebehorende formule.
Zo is het niet gegaan, juist ook niet als wordt gelet op de communicatie vanuit Witran. Uit de e-mail van Witran van 4 juni 2020 (zie rov. 2.13.) volgt dat Witran en Terhagen op 20 mei 2020 alsnog met elkaar hebben gesproken over
‘de voortgang’en dat Witran toen de overname van de formule
‘heeft geopperd’. Hieruit en uit het verdere vervolg van de e-mail leidt de rechtbank af dat Witran Terhagen op 20 mei 2020 heeft voorgesteld om de rechtsverhouding voortaan te zien als een koop op afbetaling, met een inmiddels betaalde koopprijs. Dit voorstel heeft Witran herhaald in de genoemde e-mail. Daaruit blijkt tevens dat Witran zich realiseerde dat zij Terhagen met haar standpunt had overvallen/overviel en dat zij deze laatste daarom enige bedenktijd wilde geven. Kennelijk achtte Witran het standpunt (of wellicht zelfs de instemming ) van Terhagen dus van belang.
Uit de e-mail van Terhagen van 11 juni 2020 blijkt dat deze er toen van uitging dat op
20 mei 2020 overeenstemming was bereikt over de voortzetting van de bestaande rechtsverhouding (een gebruiksrecht, opnieuw voor vijf jaren), maar dat nog geen overeenstemming bestond over de door Witran te betalen vergoeding, omdat Witran nog moest instemmen met de door Terhagen beoogde verhoging ervan. De genoemde e-mail bevat op dit laatste punt een voorstel van Terhagen aan Witran.
Gesteld noch gebleken dat is dat Terhagen nadien alsnog heeft ingestemd met het voorstel van Witran om aard en inhoud van de onderlinge rechtsverhouding te herzien in de door deze laatste voorgestelde zin. Witran heeft Terhagen vervolgens op 29 juni 2020 per e-mail bericht dat zij geen gebruik wilde maken van het voorstel van Terhagen en dat zij een andere weg zou inslaan, waarmee het einde van de overeenkomst per 30 juni 2020 een feit was.
Of de overeenkomst, al dan niet, kan worden aangemerkt als franchiseovereenkomst is hier niet van belang. Aan de (omvangrijke) stellingen van partijen dienaangaande gaat de rechtbank verder voorbij.
(dv. 2.1. e.v., 4.1 e.v.). Witran heeft op dit standpunt haar vorderingen
in conventieonder 1 en 2 (zie rov. 3.1.) gebaseerd. Ter onderbouwing daarvan heeft Witran gesteld, samengevat:
(1) dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] /MediaZuid nimmer recht heeft gehad op de handelsnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ en dat hij deze dus ook niet heeft kunnen overdragen aan Terhagen,
(2) dat de handelsnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ vanaf 2009 tot in 2015 werd gevoerd (en was geregistreerd) door [naam vof] en vervolgens door [naam bv] en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] niet bevoegd was om de handelsnaam van de VOF/BV over te dragen, ook niet als vennoot van [naam vof] of als medebestuurder van [naam bv] ,
(3) dat MediaZuid tot op heden bij SIDN staat geregistreerd als rechthebbende op de domeinnaam ‘ [domeinnaam 2] ’, waaruit blijkt dat van een overdracht van deze domeinnaam aan Terhagen geen sprake is geweest, en
(4) dat verder uit niets blijkt dat (en hoe en wanneer) de door Terhagen c.s. gestelde overdracht van de formule van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] /MediaZuid aan Terhagen heeft plaatsgevonden, waarbij nog van belang is dat een eventueel auteursrecht van MediaZuid op de logo’s e.d. in de formule niet kan zijn overgedragen bij gebreke aan de daarvoor vereiste akte.
De zaken en rechten die deel uitmaken van de formule (zie rov. 4.2.1.) kunnen, in elk geval in uitgangspunt, vormvrij worden overgedragen. De stellingen van Terhagen c.s. komen erop neer dat de overdracht van (de diverse onderdelen van) de formule heeft plaatsgevonden op 31 december 2014, op grond van een daartoe eerder verrichte rechtshandeling tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en Terhagen. Terhagen c.s. hebben in dit verband verwezen naar een op 1 december 2014 tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] /MediaZuid en Terhagen opgemaakte onderhandse akte (prod. 19 cva). Volgens Terhagen c.s. hebben [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] /MediaZuid en Terhagen beoogd om met deze akte de overdracht te realiseren of althans vast te leggen. Witran heeft onvoldoende onderbouwd waarom de overdracht van (de diverse onderdelen van) de formule niet (mede) op deze wijze en op 31 december 2014 kan hebben - en heeft - plaatsgevonden.
het gebruikervan te contracteren met derden. Voor zoveel nodig kan de overeenkomst in zoverre worden opgevat als bevattend de verplichting voor Terhagen om jegens Witran in te staan voor het ongestoord gebruik van (een bepaald onderdeel van) de formule. Terhagen, bestuurd door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] , was daartoe bij uitstek in staat.
Feit is, ten slotte, dat Witran - zoals ook volgt uit haar eigen stellingen - ruim vijf jaren lang ongestoord gebruik heeft kunnen maken van alle onderdelen van de formule bij het succesvol exploiteren van haar verhuur-onderneming, en dat zij daarbij ook - zonder inbreuken van derden - de naam ‘ [domeinnaam 2] ’ als haar handelsnaam heeft kunnen voeren.
Gelet op dit alles bestaat geen reden om te oordelen dat Witran in verband met het gebruik van de formule vanaf 1 juni 2015 enig bedrag onverschuldigd heeft betaald aan Terhagen. Evenmin bestaat reden om te oordelen dat in mei 2015 op dit punt bij Witran sprake is geweest van een rechtens relevante onjuiste voorstelling van zaken of dat Terhagen toen (of daarna) op het door Witran gestelde punt onrechtmatig jegens deze laatste heeft gehandeld. De rechtbank zal de vorderingen
in conventieonder 1 en 2 dan ook afwijzen.
in reconventieonder 1 tot en met 4 (zie rov. 3.4.). Dienaangaande wordt, aanvullend, als volgt overwogen.
Witran heeft verweer gevoerd tegen de vordering, primair met de stellingen: (a) dat de overeenkomst een koop op afbetaling inhoudt en dat zij (uiterlijk) in januari 2020 de volledige kooprijs heeft voldaan, en (b) dat zij ter zake het gebruik van de formule hoe dan ook geen vergoeding verschuldigd is aan Terhagen. Beide verweren heeft de rechtbank in het voorgaande verworpen; zij worden op de eerder gegeven gronden ook in dit verband verworpen. Dit betekent dat de vordering
in reconventieonder 1 in elk geval kan worden toegewezen voor zover het betreft de vergoedingen over de maanden februari tot en met mei 2020.
Subsidiair heeft Witran aangevoerd, onder overlegging van een bankafschrift, dat zij de vergoeding over januari 2018 wel degelijk heeft betaald. Die stelling is verder onderbouwd in de conclusie van repliek van Witran. In hun conclusie van dupliek hebben Terhagen c.s. deze betaling uiteindelijk erkend, maar zonder hun eis te verminderen, zodat de vordering
in reconventieonder 1 in zoverre zal worden afgewezen.
Terhagen c.s. hebben niet deugdelijk onderbouwd waarom Witran over de maand juni 2020 een hogere vergoeding verschuldigd zou zijn dan over de eerdere maanden. Uit de eerder aangehaald e-mail van Terhagen van 11 juni 2020 blijkt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] enkel een voorstel tot verhoging heeft gedaan aan Witran en dat deze laatste dit voorstel niet heeft geaccepteerd. Witran heeft niet voldoende gemotiveerd betwist dat zij, in verband met het voortgezette gebruik van de formule, ook over de maand juni 2020 de gebruikelijke vergoeding verschuldigd is, zodat de vordering
in reconventieonder 1 ook in zoverre kan worden toegewezen.
In totaal zal de veroordeling daarmee betrekking hebben op (5x € 1.815,- =) € 9.075,-
(incl. BTW). De vorderingen inzake rente (handelsrente met ingang van de vervaldata van de facturen) en buitengerechtelijke kosten (enkel, maar duidelijk genoeg, genoemd in cva nr. 123, tot het bedrag van € 750,-) zijn als zodanig niet weersproken en zullen worden toegewezen.
in reconventieonder 2, 3 en 4 verdient opmerking dat tussen partijen vast staat dat Terhagen jegens Witran nimmer uitdrukkelijk aanspraak heeft gemaakt op betaling van de in de overeenkomst opgenomen jaarlijkse vergoeding van 0,0275% van de brutomarge per kalenderjaar. Terhagen c.s. hebben gesteld dat Terhagen Witran wel heeft verzocht om verstrekking van de relevante cijfers en dat Witran niet op die verzoeken is ingegaan, maar hebben die stelling niet, zoals op hun weg had gelegen, geconcretiseerd en nader onderbouwd, zoals door de desbetreffende correspondentie in het geding te brengen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat Terhagen pas in de conclusie van eis in reconventie - die dateert van 12 mei 2021 - voor het eerst aanspraak heeft maakt op betaling van de vergoeding over de brutomarge.
Witran heeft ook tegen de desbetreffende vorderingen primair de in de vorige rov. onder (a) en (b) genoemde verweren aangevoerd; die verweren worden opnieuw verworpen. Anders dan Witran stelt (cva in reconv. nr. 4.1. e.v.), betekent de hiervoor geschetste gang van zaken niet dat de bepaling in de overeenkomst betreffende de vergoeding over de brutomarge: (c) als een dode letter moet worden gezien ( [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] maakt er ook in juni 2020 weer aanspraak op, voor de nieuwe periode van vijf jaren; zie zijn e-mail van 11 juni), of (d) dat Terhagen haar rechten ter zake heeft verwerkt (wat niet gebeurt door enkel stilzitten), of (e) dat sprake is van misbruik van omstandigheden (Witran laat in het midden welke omstandigheden dat zijn en waarin het
misbruik schuilt), of (f) dat de redelijkheid en billijkheid zich ertegen verzet dat de vordering alsnog wordt ingesteld (cvr nr. 6.6; Witran geeft niet aan waarin het onaanvaardbare schuilt). Ook al deze verweren worden verworpen.
De rechtbank gaat ervan uit, nu iets anders is gesteld noch gebleken, dat de aanspraak op betaling van de vergoeding over de brutomarge voor het eerst is ontstaan na ommekomst van het eerste kalenderjaar waarin Witran gebruik kon maken van de formule, dus in januari 2016, en dat de aanspraak toen betrekking had op de brutomarge vanaf 1 juni 2015. Daarna zijn in de maanden januari 2017, 2018, 2019 en 2020 aanspraken ontstaan ter zake de vergoedingen over de brutomarge betreffende de (volledige kalender)jaren 2016, 2017, 2018 respectievelijk 2019. In januari 2021 is, ten slotte, de aanspraak ontstaan over het kalenderjaar 2020, waarbij de rechtbank er opnieuw van uitgaat dat die aanspraak enkel betrekking heeft op de maanden dat de overeenkomst bestond, dus tot en met juni 2020.
Uit het voorgaande volgt dat de in januari 2016 opeisbaar geworden vordering betreffende de vergoeding over (de zeven laatste maanden van) 2015 ten tijde van het indienen van de conclusie van eis in reconventie reeds was verjaard. Terhagen c.s. hebben niets gesteld dat afdoet aan dit oordeel. Voor het overige is echter geen sprake van verjaring, zodat het verjaringsverweer van Witran in zoverre (en dus grotendeels) wordt verworpen.
Het beroep op verrekening, zoals dat tijdens de mondelinge behandeling door Terhagen c.s. is gedaan in verband met de vergoeding over 2015, is niet verder relevant, nu deze procedure niet zal leiden tot het ontstaan van enige betalingsverplichting van Terhagen c.s. jegens Witran.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen
in reconventieonder 2, 3 en 4 kunnen worden toegewezen voor zover het betreft de vergoeding over de brutomarge over de kalenderjaren 2016 tot en met 2019 en over de eerste zes maanden van 2020. Hieraan gekoppeld zal tevens de vordering
in reconventieonder 12, tot het opleggen van een dwangsom, worden toegewezen op de wijze als aan te geven in het dictum. Voor het overige zullen de vorderingen
in reconventieonder 2, 3 en 4 worden afgewezen.
in reconventieonder 5 tot en met 12 van Terhagen c.s. (zie
rov. 3.4.) hebben betrekking op het gebruik van ‘ [domeinnaam 2] ’ (en ‘ [domeinnaam 1] ’) door Witran. De vorderingen zijn gebaseerd op de volgende standpunten:
(1) Witran maakt ook na 29 juni 2020 nog gebruik van de formule (zoals: de (handels)naam, de software, het logo en de domeinnaam); Witran dient daarmee te stoppen;
(2) Witran dient ook te stoppen met het gebruik van de (handels)naam ‘ [domeinnaam 1] ’ en dient de desbetreffende domeinnaam over te dragen aan Terhagen;
(3) Witran is aansprakelijk voor de schade die zij Terhagen c.s. vanaf 29 juni 2020 heeft toegebracht en dient daarom verplicht te worden tot afdracht van de door haar vanaf die datum gemaakte winst aan Terhagen;
(4) daarnaast dient Witran Terhagen € 1.600,00 per maand te betalen, als vergoeding voor het voortgezette gebruik van de formule vanaf juli 2020, dit bedrag te vermeerderen met 0.0275% van Witrans brutomarge per kalenderjaar.
in conventieonder 4, 5 en 6 van Witran (zie rov. 3.1.) hebben betrekking op het gebruik van ‘ [domeinnaam 2] ’ door Terhagen c.s. De vorderingen zijn gebaseerd op de volgende standpunten:
(1) Terhagen, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en/of ASSB exploiteren vanaf 29 juni 2020 een website op basis van de domeinnaam ‘ [domeinnaam 2] ’;
(2) Terhagen c.s. maken hierdoor inbreuk op de rechten en belangen van Witran, die hiertegen kan opkomen, in de eerste plaats op grond van de artikelen 6:194 BW (misleidende reclame) en 6:193b BW (oneerlijke handelspraktijken), omdat:
(a) op de website van Terhagen c.s. niet wordt vermeld wie deze site exploiteert en ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat de verhuur plaatsvindt door [naam bv] , en
(b) op dezelfde website de indruk wordt gewekt dat het mogelijk is om via de site bedrijfsauto’s te huren, terwijl als een klant een concrete aanvraag doet deze te horen krijgt dat de site niet operationeel is, waarna deze wordt verwezen met naar andere mogelijke verhuurders, waaronder juist niet Witran, waardoor deze laatste wordt gehinderd in haar bedrijfsuitoefening;
(3) Terhagen c.s. maken door de genoemde exploitatie van de website tevens inbreuk op de handelsnaam ‘ [domeinnaam 2] ’, zoals Witran die vanaf 2015 heeft gevoerd, en op de handelsnaam ‘ [domeinnaam 1] ’, zoals Witran die na 29 juni 2020 is gaan voeren, omdat verwarring wordt gezaaid (internetbezoekers van de site ‘ [domeinnaam 2] ’ van Terhagen c.s. denken met Witran van doen te hebben), waardoor wordt gehandeld in strijd met de artikelen 5 Hnw en 6:162 BW;
(4) Terhagen c.s. dienen het verdere gebruik van de handelsnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ en van de domeinnaam (met de daaraan gekoppelde website) ‘ [domeinnaam 2] ’ te staken;
(5) Terhagen c.s. dienen daarnaast de domeinnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ (en de domeinnaam ‘ [domeinnaam 4] , zoals inmiddels ook door Terhagen is geregistreerd) om niet over te dragen aan Witran.
in conventieen
in reconventieals volgt.
De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat uit de overeenkomst volgt dat Witran de formule mocht gebruiken in haar verhuur-onderneming, in de regio Urmond e.o. en tot op 29 juni 2020. Vanaf 30 juni 2020 diende Witran daarmee te stoppen. Deze laatste verplichting volgt - impliciet, maar onmiskenbaar - uit de overeenkomst. Dit betekent dat de vorderingen van Terhagen c.s. die zien op het staken van het gebruik van de formule door Witran na 29 juni 2020, als (de reële kans op) dat voortgezette gebruik komt vast te staan, kunnen worden toegewezen op grond van de overeenkomst, en dus zonder dat moet worden vastgesteld dat sprake is van, bijvoorbeeld, een onrechtmatige daad van Witran jegens Terhagen, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en/of ASSB. Evenmin is relevant of al dan niet sprake is van een inbreuk door Witran op een aan Terhagen c.s., of één van hen, toekomend intellectueel eigendomsrecht.
De rechtbank overweegt daartoe dat niet ondenkbaar is dat Witran op enig moment in of na juni 2015 met een beroep op de Hnw hadden kunnen optreden tegen derden, als die, met name in de regio Urmond e.o., gebruik hadden gemaakt van de handelsnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ of een daarop gelijkende naam (zie art. 5 Hnw.). Die situatie is hier echter niet aan de orde. Witran dient het gebruik van de formule op grond van (de nawerking van) de overeenkomst te staken en dient als consequentie daarvan te accepteren dat zij haar onderneming een andere naam moet geven.
Witran heeft in haar conclusie van repliek nog gesteld dat zij inmiddels gebruik maakt van een andere huisstijl, met een ander logo. Dat verweer kan Witran niet baten. Zij blijft aldus gebruik maken van de naam ‘ [domeinnaam 1] ’. Daar komt bij dat de producties die Witran bij akte van 3 november 2021 in het geding heeft gebracht ter onderbouwing van haar verweer enkel betrekking hebben op de nieuwe ontwerpen als zodanig. Uit niets blijkt dat (en hoe) deze ontwerpen worden gebruikt in de praktijk en of daarmee daadwerkelijk een einde is gekomen aan het gebruik van de grafische ontwerpen die deel uitmaken van de formule.
29 juni 2020 is doorgegaan met het gebruik van (onderdelen van) de formule en dat, gelet op de standpunten die Witran daarover buitengerechtelijk én in de onderhavige procedure heeft ingenomen, niet kan worden uitgesloten dat Witran daarmee zal willen doorgaan. Gelet hierop bestaat voldoende grond om de vordering
in reconventieonder 5 toe te wijzen. De rechtbank begrijpt daarbij dat deze vordering ziet op:
(1) het uitspreken van een gebod aan Witran (en alle aan haar gelieerde personen en rechtspersonen) om het gebruik in het economisch verkeer van de formule ‘ [domeinnaam 2] ’ in al haar onderdelen te staken en gestaakt te houden, daaronder
medete begrijpen:
(a) het staken van het gebruik van de verhuursoftware, waarbij deze software op kosten van Witran van de desbetreffende server dient te worden verwijderd in aanwezigheid van een IT-specialist/deurwaarder,
(2) het uitspreken van een verbod aan Witran (en alle aan haar gelieerde personen en rechtspersonen) om de domeinnaam ‘ [domeinnaam 1] ’ te verkopen en over te dragen aan (een) derde(n).
in reconventieonder 5 worden toegewezen, behalve waar het betreft onderdeel (1)(a), dat betrekking heeft op de verhuursoftware (zie de rov. 4.4.3. en 4.6.4.). Hieraan gekoppeld zal tevens de vordering
in reconventieonder 12, tot het opleggen van een dwangsom, worden toegewezen op de wijze als aan te geven in het dictum.
in reconventieonder 6, om Witran te gebieden om de domeinnaam ‘ [domeinnaam 1] ’ over te dragen aan Terhagen, ontbeert een deugdelijke onderbouwing. Terhagen c.s. hebben met name niet goed gemotiveerd waarom niet kan worden volstaan met de (mede) op deze domeinnaam betrekking hebbende veroordelingen naar aanleiding van de vorderingen
in reconventieonder 5 en 12, zoals hiervoor behandeld.
in reconventieonder 7 kan in zoverre worden toegewezen. Terhagen c.s. hebben niet gesteld en onderbouwd dat zij op grond van de andere in de vordering genoemde grondslagen aanspraak kunnen maken op een hogere of een andere schadevergoeding. De vordering zal in zoverre, bij gebrek aan belang, worden afgewezen.
in reconventieonder 8, 9 en 10 zien op (of houden verband met) de aard en de omvang van de schadevergoeding waarop Terhagen c.s. aanspraak maken jegens Witran. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
De rechtbank acht het moeilijk voorstelbaar dat de aanspraak op winstafdracht en de aanspraak op een schadevergoeding op basis van de eerdere contractuele vergoedingen naast elkaar worden gehonoreerd. Daar komt bij dat de vordering inzake de winstafdracht is gebaseerd op artikel 6:104 BW, waarin de rechter ter zake deze bijzondere vorm van schadevergoeding een discretionaire bevoegdheid wordt gegeven. Voor de rechtbank staat op dit moment niet vast dat het opleggen van de verplichting tot winstafdracht zoals door Terhagen c.s. beoogd, in deze zaak een passende oplossing is. Evenmin staat op dit
moment vast dat de vordering
in reconventieonder 10 is gebaseerd op deugdelijke uitgangspunten.
Bij dit alles speelt een rol dat Terhagen c.s. weliswaar hebben gesteld dat zij zelf (en met name ASSB) in staat zijn geweest om op basis van de formule aanzienlijke ondernemersresultaten te boeken en dat zij daartoe des te meer in staat zouden zijn geweest als Witran het einde van de overeenkomst had gerespecteerd, maar dat deze stellingen een deugdelijke onderbouwing ontberen. Uit de
printscreens, zoals overgelegd bij conclusie van dupliek, zou kunnen blijken (alhoewel Witran dat gemotiveerd heeft betwist in haar akte van 16 maart 2022) dat Terhagen c.s. (en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] al dan niet via E11/MediaZuid) zich al voor 2009 op het internet hebben gepresenteerd als verhuurder(s) van bedrijfsauto’s, maar of zij daartoe daadwerkelijk in staat zijn geweest (met welke auto’s?, vanuit welke bedrijfsruimte?) en hoeveel financieel resultaat zij daarmee hebben geboekt (jaarstukken ontbreken), wordt niet vermeld. Ook ten aanzien van ASSB is onduidelijk gebleven hoeveel ‘body’ haar onderneming heeft gehad en thans heeft. De enkele overgelegde facturen, zoals ASSB die kennelijk aan derden heeft gestuurd, zijn oud (met name uit 2014) en hebben betrekking op beperkte bedragen. Zij duiden daarmee niet op ondernemingsactiviteiten van enige betekenis. Onduidelijk is ook gebleven hoe ASSB had kunnen inspelen op het einde van de overeenkomst, als Witran zich wel aan al haar verplichtingen had gehouden. Terhagen c.s. hebben daarbij ook onvoldoende onderbouwd welke kansen zij hebben gemist bij het verkopen dan wel in gebruik geven van de formule aan (een) derde(n) in de periode vanaf 30 juni 2020, en op welke wijze zij daarbij zijn gehinderd door de tekortkomingen van Witran.
Door dit alles staat, althans op dit moment, allerminst vast dat een betekenisvol verschil bestaat tussen de financiële positie waarin Terhagen c.s. thans verkeren en de financiële positie waarin zij zouden hebben verkeerd als Witran haar geschetste tekortkomingen vanaf 30 juni 2020 achterwege had gelaten. Anderzijds kan niet worden uitgesloten dat de genoemde tekortkomingen van Witran hebben geleid tot enige schade bij Terhagen c.s.
in reconventieonder
8, 9 en 10 zal afwijzen en dat zij Witran, in plaats daarvan, zal veroordelen tot vergoeding van de schade die Terhagen c.s. hebben geleden en nog zullen lijden ten gevolge van de tekortkomingen van Witran in verband met het door deze laatste niet-gerespecteerde einde van de overeenkomst in de periode vanaf 30 juni 2020, deze schade op te maken bij staat.
in reconventieonder 11 mist bepaaldheid en zal daarom worden afgewezen.
4.6.13. In verband met de vorderingen
in conventievan Witran die betrekking hebben op het gebruik van ‘ [domeinnaam 2] ’ (en ‘ [domeinnaam 1] ’) door Terhagen c.s. is, behalve hetgeen werd overwogen in de rov. 4.6.3. e.v., ook het volgende nog van belang.
De desbetreffende vorderingen van Witran hebben betrekking op de ‘exploitatie’ van de website ‘ [domeinnaam 2] ’ door Terhagen c.s. in de periode vanaf 30 juni 2022. Witran heeft niet duidelijk gemaakt wat zij precies verstaat onder het exploiteren van een website. De rechtbank gaat ervan uit, gelet op de toelichting op de vorderingen, dat Witran doelt op het enkele ‘in de lucht houden’ van de bedoelde website, onafhankelijk of daarvan gebruik wordt gemaakt bij het exploiteren van een op de formule gebaseerde onderneming. Witran lijkt er veeleer van uit te gaan dat Terhagen c.s. vanaf 30 juni 2020 juist géén eigen verhuur-onderneming drijven en dat zij de website enkel in de lucht houden om Witran te benadelen (zie o.m. cvr nr. 8.1).
Ervan uitgaande dat Witran tot op heden een eigen onderneming drijft onder de naam/domeinnaam ‘ [domeinnaam 1] ’ is het inderdaad voorstelbaar dat potentiële huurders van lichte bedrijfsauto’s verward worden door het - kennelijk - dubbele aanbod van goedkoop te huren busjes in de regio(‘s) Urmond e.o./Beek e.o. De rechtbank heeft in het voorgaande echter geoordeeld dat Witran dient te stoppen met het drijven van een onderneming op basis van de naam/domeinnaam ‘ [domeinnaam 1] ’ (en ook niet het recht heeft of dient te krijgen om een onderneming te drijven op basis van ‘ [domeinnaam 2] ’). Dit betekent dat al in de nabije toekomst een eind zal zijn gemaakt aan de (door Witran gestelde) verwarring.
De rechtbank zal de vordering
in conventieonder 4, die strekt tot het uitspreken van een verbod aan het adres van Terhagen c.s. om de handelsnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ te gebruiken, daarom afwijzen. Datzelfde zal gebeuren met de vordering
in conventieonder 5, die dezelfde strekking heeft, maar dan in verband met de domeinnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ en de bijbehorende website. Ook de vordering
in conventieonder 6, waarmee Witran wil bereiken dat deze domeinnaam (en de domeinnaam ‘ [domeinnaam 4] ’) aan haar wordt overgedragen, zal worden afgewezen.
- de vorderingen
in conventieonder 1 tot en met 6 van Witran zullen integraal worden afgewezen;
in reconventieonder 1 zal worden toegewezen tot het bedrag van
€ 9.075,- (inclusief BTW), dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de vervaldata van de desbetreffende facturen tot aan de dag der algehele voldoening, en met € 750,- aan buitengerechtelijke kosten;
- de vorderingen
in reconventieonder 2, 3 en 4 zullen worden toegewezen voor zover het betreft de periode van 1 januari 2016 tot en met juni 2020, en zullen voor het overige worden afgewezen;
- de vordering
in reconventieonder 5 zal worden toegewezen, in die zin dat
Witran c.s. (1) zal worden geboden om, kort gezegd, het gebruik van de formule ‘ [domeinnaam 2] ’ en van ‘ [domeinnaam 1] ’ (onder meer als naam voor de onderneming, als domeinnaam, op logo’s en op de verhuurwebsite) te staken en gestaakt te houden, en (2) zal worden verboden om de domeinnaam ‘ [domeinnaam 1] ’ te verkopen en over te dragen aan (een) derde(n), en zal voor het overige worden afgewezen;
in reconventieonder 6 en 11 zullen worden afgewezen;
in reconventieonder 7 zal worden toegewezen, in die zin dat voor recht zal worden verklaard dat Witran aansprakelijk is voor de door Terhagen c.s. geleden schade als gevolg van de tekortkomingen van Witran in verband met het door deze laatste niet-gerespecteerde einde van de overeenkomst in de periode vanaf 30 juni 2020, en zal voor het overige worden afgewezen;
in reconventieonder 8, 9 en 10 zullen worden afgewezen; in plaats daarvan zal Witran worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die Terhagen c.s. hebben geleden en nog zullen lijden ten gevolge van de onmiddellijk hiervoor genoemde tekortkomingen van Witran, deze schade op te maken bij staat;
in reconventieonder 12 zal worden toegewezen, ter versterking van de veroordelingen naar aanleiding van de vorderingen onder 2 en 5.
in conventieen
in reconventieis het volgende van belang.
in conventieals de volledig in het ongelijk gesteld partij en
in reconventieals de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Haar stellingen, producties en vorderingen in verband met de proceskosten, al dan niet op basis van de artikelen 1019 e.v. Rv, kunnen daarom buiten beschouwing blijven.
in conventieals
in reconventiejegens Witran aanspraak maken op vergoeding van hun proceskosten. Zij hebben gevorderd dat, voor zover de zaak betrekking heeft op de IE-rechten van Terhagen c.s., toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in de artikelen 1019 e.v. (en met name artikel 1019h) Rv.
De rechtbank zal dit laatste niet doen, ook niet ten dele, en overweegt daartoe dat de vorderingen in conventie en in reconventie welbeschouwd niet zien op de handhaving van enig bestaand en relevant IE-recht (zie o.m. rov. 4.4.4.).
De rechtbank zal de proceskostenveroordelingen (uitsluitend) baseren op de artikelen
237 e.v. Rv. en zal daarbij de mondelinge behandeling en de conclusie van dupliek van Terhagen c.s. 50/50 toerekenen aan
conventieen
reconventie. Bij gebreke aan concrete aanknopingspunten om een ander (hoger) tarief te hanteren, zal de rechtbank
in reconventietarief II tot uitgangspunt nemen.
Dit betekent dat Witran
in conventiezal worden veroordeeld tot betaling van € 2.076,- aan griffierecht en € 2.028,00 (2 punten volgens tarief IV, à € 1.014,00) aan salaris advocaatkosten (in totaal derhalve € 4.104,00) en
in reconventietot betaling van € 1.126,00 (2 punten tarief II, à € 563,00) aan salaris advocaat.
Inzake de wettelijke rente en de nakosten zal worden beslist als na te melden.
5.De beslissing
Terhagen c.s. voor elke dag of gedeelte daarvan Witran geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met het hiervoor gegeven bevel, tot het maximum aan in dit verband te verbeuren dwangsommen van € 50.000,00 is bereikt,
medete begrijpen het staken van het gebruik in het economisch verkeer van ‘ [domeinnaam 1] ’, en andere daarmee overeenstemmende namen, als naam voor de onderneming, als domeinnaam, op de verhuurwebsite en als naam op ten behoeve van de onderneming te gebruiken logo’s,
en verbiedt Witran en alle aan haar gelieerde personen en rechtspersonen om de domeinnaam ‘ [domeinnaam 1] ’ te verkopen en over te dragen aan (een) derde(n),
dit een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,000 aan
Terhagen c.s. voor elke dag of gedeelte daarvan dat Witran en/of een aan Witran gelieerde persoon of rechtspersoon geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met de hiervoor gegeven verboden en/of geboden, tot het maximum aan in dit verband te verbeuren dwangsommen van € 200.000,00 is bereikt,
16 november 2022.