ECLI:NL:RBLIM:2022:9189

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
C/03/288526 / HA ZA 21-82
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over handelsnaam en domeinnaam tussen Witran B.V. en Terhagen Beheer B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Witran B.V. en Terhagen Beheer B.V. over het gebruik van de handelsnaam en domeinnaam '[domeinnaam 2]'. Witran, die zich bezighoudt met de verhuur van lichte bedrijfsauto's, had een overeenkomst met Terhagen voor het gebruik van deze formule, maar na afloop van de overeenkomst op 1 juni 2020 ontstond er onenigheid over het voortgezet gebruik van de naam en de bijbehorende rechten. Terhagen vorderde dat Witran het gebruik van de handelsnaam en domeinnaam zou staken, terwijl Witran stelde dat zij onverschuldigd had betaald voor het gebruik van de formule. De rechtbank oordeelde dat Witran niet langer het recht had om de formule te gebruiken en dat zij de domeinnaam '[domeinnaam 1]' niet mocht gebruiken. De rechtbank wees de vorderingen van Witran af en kende Terhagen een schadevergoeding toe voor de onrechtmatige handelingen van Witran na de beëindiging van de overeenkomst. De proceskosten werden toegewezen aan Terhagen, die als de in het gelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/288526 / HA ZA 21-82
Vonnis van 16 november 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WITRAN B.V.,
kantoorhoudend te Urmond,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.L. ten Hove,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TERHAGEN BEHEER B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Beek (Lb.),
2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2],
wonend te [woonplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASSB B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Beek (Lb.),
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
advocaat mr. S. Ibrahim.
Partijen zullen hierna Witran en Terhagen c.s. (en de laatsten afzonderlijk: Terhagen, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en ASSB) worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1-22;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie producties 1-37;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties 23-28;
  • de akte houdende producties tgv comparitie van partijen van Witran met productie 29;
  • de akte houdende producties tbv mondelinge behandeling van Terhagen c.s. met
  • de akte houdende productie tgv comparitie van partijen van Witran met productie 30;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 oktober 2021;
  • de akte houdende producties van Witran met producties 31-37;
  • de akte houdende producties van Terhagen c.s. met producties 49-51;
  • de rolbeslissing van 1 december 2021, houdende afwijzing van het verzoek van
  • de conclusie van repliek tevens akte houdende vermindering van eis van Witran;
  • de conclusie van dupliek van Terhagen c.s.;
  • de akte depot ter griffie van Terhagen c.s. met een USB-stick;
  • de akte uitlating van Witran met een hernieuwde versie van productie 29.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Witran drijft een onderneming die zich bezighoudt met, onder andere, de verhuur van lichte bedrijfsauto’s. Witran is opgericht op 29 maart 2013 en sindsdien gevestigd te Urmond. Enig bestuurder en aandeelhouder van Witran is Braemert Beheer BV. De dagelijkse gang van zaken binnen de onderneming van Witran wordt (mede) bepaald door broer [naam 1] en zus [naam 2] (de laatste hierna: [naam 2] ).
Op 15 december 2020 waren in het Handelsregister op naam van Witran, onder meer, de handelsnamen ‘ [domeinnaam 1] ’ en ‘ [domeinnaam 2] ’ geregistreerd.
2.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] is actief geweest als producent van films en als ‘conceptdesigner’, met name in zijn eenmanszaken E11 Communicatie (hierna: E11) en MediaZuid.
2.3.
Terhagen is een financiële holding, die is opgericht op 19 mei 2014. Enig bestuurder en aandeelhouder van Terhagen is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] .
2.4.
ASSB drijft, uitgaande van haar inschrijving in het Handelsregister, een onderneming die actief is op het gebied van, onder meer, de verhuur van lichte bedrijfsauto’s. ASSB is opgericht op 19 mei 2014 en is sindsdien gevestigd te Beek (Lb.).
Enig bestuurder en aandeelhouder van ASSB is Terhagen.
2.5.
E11 heeft op 21 september 2007 de domeinnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ op haar naam laten registreren bij de Stichting internet domeinregistratie Nederland (hierna: SIDN). De inschrijving is in maart 2008 ingetrokken. MediaZuid heeft daarna op 3 juni 2009 de domeinnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ op haar naam laten registreren bij de SIDN.
2.6.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ) hebben vanaf 15 juni 2009 als vennoten samengewerkt in de vennootschap onder firma [naam vof] VOF (hierna: [naam vof] ). [naam vof] hield zich bezig met, onder meer, de verhuur van bedrijfsauto’s. De onderneming was gevestigd te [vestigingsplaats] . Op 1 april 2010 is in het Handelsregister geregistreerd dat [naam vof] is ontbonden per 1 januari 2010.
Op naam van [naam vof] was in het Handelsregister de handelsnaam ‘ [domeinnaam 3] ’ geregistreerd.
2.7.
Op 29 maart 2010 hebben [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [naam 3] (althans diens holding
[naam holding] ) de besloten vennootschap [naam bv] (hierna: [naam bv] ) opgericht. [naam bv] heeft de activiteiten van [naam vof] voortgezet. De onderneming van [naam bv] was aanvankelijk gevestigd te [vestigingsplaats] en vanaf enig moment in 2014 te Urmond. Enige bestuurders en aandeelhouders van [naam bv] waren [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [naam holding] . [naam bv] heeft haar ondernemingsactiviteiten, in elk geval waar het betreft de verhuur van lichte bedrijfsauto’s, gestaakt in de loop van 2015.
Tussen 11 maart 2011 en 1 juli 2015 was in het Handelsregister op naam van [naam bv] de handelsnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ ingeschreven.
2.8.
Op 5 augustus 2013 heeft het Benelux Office for Intellectual Property (BOIP) de inschrijving als merk van ‘ [domeinnaam 2] ’ (definitief) geweigerd.
2.9.
Terhagen en Witran hebben in mei 2015 een overeenkomst gesloten. De overeenkomst is schriftelijk vastgelegd en ondertekend, namens Terhagen door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en namens Witran door [naam 2] . Van de schriftelijke overeenkomst (hierna: de overeenkomst) bestaan twee versies (hierna: versie 1 en versie 2), beide gedateerd 28 mei 2015.
2.10.
Versie 1 van de overeenkomst (prod. 6 dv) luidt als volgt:
Overgangsovereenkomst activiteiten in de formule ‘ [domeinnaam 2] ’. Witran krijgt, voor de periode van 5 jaar vanaf 1 juni 2015, het alleenrecht om de exploitatie van ‘ [domeinnaam 2] ’ in het rayon: Sittard-Geleen, Meerssen, Nuth en Stem en de daar in liggende dorpen/kernen te exploiteren. Daarbuiten krijgt Witran het recht van eerste keuze om een vestiging te openen.
Voor het gebruik van de naam/website/logo betaald Witran een fee van €1500,- Ex BTW per maand aan Terhagen Beheer BV. Daarnaast wordt er jaarlijks een fee betaald van 0.0275 % van de brutomarge per kalenderjaar.
Mbt de voertuigen wordt een aparte regeling opgesteld, maar Witran hoeft pas te beginnen met het aflossen van de voertuigen op 1 september in 33 termijn voor de overeengekomen verkoopprijs. (……… ...,-) ex BTW. Pas als het hele bedrag voldaan is word Witran formeel de nieuwe eigenaar van de voertuigen. Tot die tijd behoudt Terhagen Beheer zich het recht voor om de voertuigen terug te eisen bij het uitblijven van de betalingen binnen de gestelde termijnen.
Witran BV zal met zorg en plicht het wagenpark onderhouden en bijhouden. Schades etc. komen voor rekening van Witran, alsook de verzekering en belastingen.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] zal er alles aan doen om de transitie van overname zo soepel als mogelijk te laten gaan.
ASSB BV zal op geen enkele wijze onder de naam ‘ [domeinnaam 2] ’ activiteiten ontplooien. Alle verhuringen, behoudens reeds bestaande, lange termijn accounts gaan via Witran lopen met de 70/30 formule als er voertuigen via ASSB BV ingehuurd worden....
Uitspraken naar derden over de constructie die gemaakt is tussen partijen wordt ten zeerste afgeraden.
Wat moet er nog gebeuren voor of dichtbij 1 juni 01-juni-2015
Witran kan, zo lang het nodig is, de pinautomaat van ASSB BV gebruiken.
Een planprogramma moet geïnstalleerd worden.
Briefjes in de auto’s moeten gewisseld worden
Telefoonnummer moet geporteerd worden.’2.11. Versie 2 van de overeenkomst (prod. 5 dv) luidt als volgt:
‘Overgangsovereenkomst activiteiten in de formule ‘ [domeinnaam 2] ’.
Witran krijgt, voor de periode van 5 jaar vanaf 1 juni 2015, het alleenrecht om de exploitatie van ‘ [domeinnaam 2] ’ in het rayon: Sittard-Geleen, Meerssen, Nuth en Stein en de daar in liggende dorpen/kernen te exploiteren. Daarbuiten krijgt Witran het recht van eerste keuze om een vestiging te openen. Witran krijgt binnen die 5 jaar eenmalig de kans om uit te stappen, te weten op 1 juni 2016, of bij overlijden van een, of beide ondertekenaars. Waarbij de opzegging, per aangetekende brief, en minimaal één maand van te voren moet worden verstuurd.
Voor het gebruik van de naam/website/logo voor de huidige vestiging betaald Witran een fee van €1500,- Ex BTW per maand aan Terhagen Beheer BV. Daarnaast wordt er jaarlijks een fee betaald van 0.0275 % van de brutomarge per kalenderjaar.
Indien Witran BV of een van haar dochterondernemingen een andere vestiging wil openen, dan zal Terhagen Beheer BV een korting toepassen op het standaardtarief van de franchisefee van 40%. Verdere invulling van over deze satellietvestigingen en de details worden in een later document opgenomen.
Terhagen Beheer BV gaat de verplichting aan om de website [domeinnaam 2] ‘up to date’ te houden. Dat wil zeggen; dat mutaties die belangrijk zijn voor de omzet en bereikbaarheid van de vestiging in Urmond, om die binnen een week ook daadwerkelijk door te voeren. Alle standaardkosten daartoe zijn ook voor rekening van Terhagen Beheer BV
Mbt de voertuigen wordt een aparte regeling opgesteld, maar Witran hoeft pas te beginnen met het aflossen van de voertuigen op 1 september 2015 in 33 termijn voor de overeengekomen verkoopprijs (35.200,-) ex BTW. Pas als het hele bedrag voldaan is wordt Witran formeel de nieuwe eigenaar van de voertuigen. Tot die tijd behoudt Terhagen Beheer zich het recht voor om de voertuigen terug te eisen bij het uitblijven van de betaling(en)binnen de gestelde termijnen. Witran zorgt tussentijds voor het reguliere onderhoud en reparaties. De kosten daarvan zijn ook voor Witran BV.
Witran BV zal dus met zorg en plicht het wagenpark onderhouden en bijhouden. Schades etc. komen voor rekening van Witran, alsook de verzekering en belastingen.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] / Terhagen Beheer BV zal er alles aan doen om de transitie van overname zo soepel als mogelijk te laten gaan.
ASSB BV zal op geen enkele wijze onder de naam ‘ [domeinnaam 2] ’ activiteiten ontplooien. Alle verhuringen, behoudens reeds bestaande, lange termijn accounts gaan via Witran lopen met de 70/30 formule als er voertuigen via ASSB BV ingehuurd worden....’
2.12.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] heeft op 1 juni 2020 namens Terhagen een e-mail (prod. 24 cva) gestuurd aan Witran met de volgende inhoud:
‘beste [naam 2] ,
Vandaag 1 juni 2020 is formeel het einde van het afgesloten franchisecontract tussen Witran BV en Terhagen Beheer BV voor het gebruik van o.a. de naam “ [domeinnaam 2] ” de website, email, reserveringssysteem etc. etc. Dat houdt in dat vanaf vandaag formeel alle bussen zouden moeten worden ontdaan worden van het logo en of de naam van de formule.
Echter, omdat er nieuwe afspraken gemaakt moeten worden en er te weinig tijd is om dit binnen 24 uur te regelen, verleng ik de periode tot maandag 15 juni 2020 waarin jullie gebruik mogen maken van de franchiseformule.
Mocht er daarna geen nieuwe afspraken gemaakt zijn dan vervalt automatisch de periode zoals die eigenlijk op 1 juni 2020 vervallen is.’
2.13.
[naam 2] heeft op 4 juni 2020 namens Witran een e-mail (prod. 25 cva) gestuurd aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] met de volgende inhoud:
‘Beste [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] ,
Vroeg in het voorjaar of zelfs eind 2019 is aangegeven dat gesproken moet gaan worden over de voortgang. Wellicht door allerlei omstandigheden is geen aandacht meer besteed. Op onzer verzoek is woensdag 20 mei 2020 alsnog een afspraak gepland.
In voornoemd gesprek hebben wij de overname van de formule geopperd. Daar wij van mening zijn dat de formule “ [domeinnaam 2] ” niet alleen het gebruik van de website, email, reserveringssysteem, naam en logo omvat. Maar omvat ook de know-how, verder de formule met alle toebehoren up-to-date te houden. Door inzage te geven in de uitgave van de betaalde fee ten bate van de formule.
Voor onze start juni 2015 is [domeinnaam 2] te koop aanboden voor € 75000.- Potentiële partijen zijn afgehaakt. Wij waren toen niet in de positie om de vraagprijs in een keer te voldoen, dat gold eveneens voor het wagenpark.
Wij hebben inmiddels, als alle maandfacturen zijn betaald € 90000.- betaald. Dan hebben wij naar onze mening jou voor de naam [domeinnaam 2] , net zoals het wagenpark, in delen betaald. Dus wij hebben de vraagprijs meer dan voldaan. Door onze inspanningen hebben wij de naam “ [domeinnaam 2] ” naar huidige hoger niveau gebracht.
Ik begrijp dat wij jou hiermee overvallen, en gunnen dan ook de tijd om hierover na te denken. Of dat tot 15 juni 2020 moet zijn is de vraag.’
2.14.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] heeft op 11 juni 2020 namens Terhagen een e-mail (prod. 26 cva) gestuurd aan Witran met de volgende inhoud:
‘T.a.v. Witran BV / m.b.t. franchiseformule
Hoi [naam 2] en [naam 1] ,
In ons gesprek op 20 mei 2020 j.l. hebben jullie aangegeven dat jullie met de autoverhuur willen doorgaan met mijn formule onder de naam « [domeinnaam 2] ” en daarmee ook het gebruik van de ICT/backoffice willen continueren. Het contract dat wij destijds afgesloten hebben voorziet in het alleenrecht van deze formule in jullie regio voor 5 jaar. De vergoeding daarvoor was tot nu toe € 1.500,- exclusief BTW per maand.Mijn voorstel is dat jullie een nieuw termijn met alleenrecht aangaan van 5 jaar met wederom gebruik van de bestaande faciliteiten gedurende dezelfde termijn.
Ik heb de afgelopen 5 jaar geen index toegepast hetgeen eigenlijk niet conform de marktstandaard is. Daarom verhoog ik eenmalig de franchisefee met €100,- per maand exclusief BTW.
Het nieuwe maandbedrag komt dan uit op € 1.600,- per maand exclusief BTW, te betalen binnen 30 dagen na datum factuur.
Daarnaast stel ik voor de jaarlijkse fee te handhaven op 0,0275% per jaar, zoals in onze eerste overeenkomst d.d. 28 mei 2015 ook reeds was bepaald.
Ik neem aan dat jullie voldoende tijd hebben om vóór 29 juni 2020 een beslissing te nemen. Mochten jullie besluiten om er mee door te gaan, dan zal ik een nieuw contract opstellen met de aangepaste tarieven en ter ondertekening aan jullie voorleggen. De franchisefee zal dan voor de maand juni 2020 aan het oude tarief worden gefactureerd.
Indien jullie ervan afzien dan respecteer ik dat ook, maar houd er dan wel rekening mee dat alle uitingen van “ [domeinnaam 2] ” of afgeleiden daarvan per 1 juli 2020 verwijderd moeten zijn. Ook de planningssoftware die jullie in gebruik hebben mag dan uiteraard niet meer worden gebruikt.
Ik verneem graag jullie reactie,’.
2.15.
[naam 2] heeft op 29 juni 2020 namens Witran een e-mail (prod. 27 cva) gestuurd aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] met de volgende inhoud:
‘Beste [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] ,
Alles in overweging nemend zijn wij tot de conclusie gekomen, dat wij geen gebruik van jou voorstel zullen maken
Donderdag 5 juni 2020 hebben wij per mail de reden waarom laten toekomen. In de bijlage tref je daarom nogmaals de reden waarom aan.
Wij verzoeken alle verwijzingen naar ons adres per direct te verwijderen, denk aan google enz, enz.Wij vinden het jammer maar zien ons genoodzaakt om een andere weg in te slaan.’
2.16.
Terhagen heeft Witran op 22 juli 2020 gedagvaard in kort geding en heeft gevorderd, samengevat, Witran te veroordelen de handelsnaam ‘ [domeinnaam 1] ’ dan wel ‘ [domeinnaam 2] ’ te verwijderen van al haar bedrijfsuitingen en om deze namen niet meer te gebruiken. De vordering was gebaseerd op artikel 5 van de Handelsnaamwet (hierna: Hnw).
Bij vonnis van 3 september 2020 (prod. 13 dv) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vorderingen van Terhagen afgewezen, oordelend, samengevat, dat Terhagen niet aannemelijk heeft gemaakt dat MediaZuid dan wel Terhagen op enig moment rechthebbende zijn geweest op de handelsnaam ‘ [domeinnaam 2] ’.
2.17.
Witran heeft op 9 juni 2020 dan wel 6 september 2020 de domeinnaam ‘ [domeinnaam 1] ’ op haar naam laten registreren bij SIDN.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Witran vordert in conventie, na vermindering en wijziging van eis bij conclusie van
repliek:
1.
primairvoor recht te verklaren dat de door Witran verrichte betalingen ad in totaal € 84.000,00 ex BTW in de periode 2015-2020 aan Terhagen onverschuldigde betalingen
betreffen;
subsidiairvoor recht te verklaren dat Witran door middel van de sommatiebrief van 13 oktober 2020 aan Terhagen rechtsgeldig de nietigheid heeft ingeroepen van (de rechtshandelingen die hebben geleid tot) deze betalingen, althans de nietigheid uit te
spreken van de rechtshandelingen die tot betaling van de facturen van Terhagen van in
totaal € 90.000,00 ex BTW hebben geleid;
meer subsidiairvoor recht te verklaren dat het handelen van Terhagen, te weten het in rekening brengen van € 90.000,00 zonder enige rechtsgrond, onrechtmatig is jegens Witran;
2. Terhagen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te veroordelen tot betaling aan
Witran van het door Witran betaalde bedrag ad € 84.000,00 ex BTW, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente in de zin van art. 6:119a BW vanaf 13 oktober 2020, tevens te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ad € 5.975,00, een en ander tot aan de dag der algehele voldoening;
3. voor recht te verklaren dat het handelen van gedaagde Terhagen en/of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en/of ASSB, te weten het exploiteren sinds juni 2020 van een website onder de domeinnaam www. [domeinnaam 2] onrechtmatig is jegens Witran;
4. Terhagen en/of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en/of ASSB te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen (eind)vonnis het gebruik van de handelsnaam [domeinnaam 2] dan wel een daarop gelijkende handelsnaam te staken en gestaakt te houden, tevens inhoudende gebruik als accounthouder op Facebook, Instagram en andere social media-accounts, op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van
€ 5.000,00 per dag of per overtreding, zolang de overtreding voortduurt;
5. Terhagen en/of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en/of ASSB te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen (eind)vonnis het gebruik van de domeinnaam [domeinnaam 2] dan wel een daarop gelijkende domeinnaam te staken en gestaakt te houden en om de website offline te zetten en te houden, inclusief maar niet beperkt tot iedere overdracht, koop, verkoop, registratie en voortgezette registratie van die domeinnaam, waaronder begrepen het doorlinken van bedoelde domeinnaam naar andere websites van gedaagden, e.e.a. op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van
€ 5.000,00 per dag of per overtreding, zolang de overtreding voortduurt;
6. Terhagen en/of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en/of ASSB te veroordelen om de domeinnaam [domeinnaam 2] - en tevens Terhagen te veroordelen om de domeinnaam [domeinnaam 4] - om-niet aan Witran over te dragen binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 5.000,00 per dag of per overtreding, zolang de overtreding voortduurt;
7. met betrekking tot de proceskosten:
a. voor het deel van deze zaak dat betrekking heeft op IE rechten: Terhagen c.s. hoofdelijk te veroordelen - des dat de één betalende, de ander zal zijn bevrijd - tot betaling van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten ex artikel 1019 h Rv alsmede de griffierechten, onder bepaling dat Terhagen c.s. de wettelijke rente over deze proceskosten verschuldigd worden wanneer deze niet binnen zeven dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis zijn betaald, met uitvoerbaar bij voorraad verklaring van deze proceskostenveroordeling;
b. voor het deel van deze zaak dat niet betrekking heeft op IE rechten: Terhagen c.s. hoofdelijk te veroordelen - des dat de één betalende, de ander zal zijn bevrijd - tot betaling van de proceskosten alsmede de griffierechten, onder bepaling dat Terhagen c.s. de wettelijke rente over deze proceskosten verschuldigd worden wanneer deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis zijn betaald, met uitvoerbaar bij voorraad verklaring van deze proceskostenveroordeling.
3.2.
Terhagen c.s. voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie3.4. Terhagen c.s. vorderen in reconventie, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Witran te veroordelen tot betaling aan Terhagen van € 11.011,00, te
vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, primair vanaf de
vervaldata van de facturen en subsidiair vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag der
algehele voldoening, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen
dag;
2. Witran te bevelen haar jaarstukken en/of gevoerde administratie over de
kalenderjaren 2015 tot en met 2020 open te leggen;
3. voor recht te verklaren dat Witran aan Terhagen over de kalenderjaren 2015 tot en
met 2020 0.0275% van de brutomarge verschuldigd is, zoals deze volgt uit de opengelegde jaarstukken en/of administratie;
4. Witran te veroordelen tot betaling aan Terhagen van 0.0275% van de brutomarge
over de kalenderjaren 2016 tot en met kalenderjaar 2020, zoals deze blijkt uit de opengelegde jaarstukken en/of administratie;
5. Witran te gebieden om met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op de Formule
(inclusief het gebruik van de verhuursoftware handelsnaamrechten, logo [domeinnaam 2] van Terhagen c.s.) en het onrechtmatig handelen jegens Terhagen c.s., rechtstreeks dan wel door middel van een ander op enigerlei wijze met Witran verbonden (rechts)persoon, te staken en gestaakt te houden en daartoe in het bijzonder om het gebruik in het economische verkeer van:
• [domeinnaam 1] dan wel ieder daarmee overeenstemmende
naam, en domeinnaam te staken en gestaakt te houden, inclusief maar niet beperkt tot iedere overdracht, koop of verkoop, van die handels- en domeinnaam;
• het logo en de naam [domeinnaam 1] van haar bedrijfswebsite(s) te verwijderen en vermeldingen van de naam [domeinnaam 2] en/of [domeinnaam 1] in de tekst zelf te beëindigen;
• ieder gebruik van de verhuursoftware te staken en gestaakt te houden en de
software van haar server te verwijderen in aanwezigheid van een IT specialist/deurwaarder, op kosten van Witran;
6. Witran te gebieden binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis
de domeinnaam [domeinnaam 1] aan Terhagen over te dragen en al het nodige te doen om deze op naam van Terhagen te doen stellen;
7. voor recht te verklaren dat Witran aansprakelijk is voor de door Terhagen geleden
schade als gevolg van de door Witran gepleegde onrechtmatige gedragingen, wanprestaties en inbreuken op de (auteurs)rechten van Terhagen;
8. Witran te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, door
middel van een controleverklaring van een (register)accountant, rekening en verantwoording af te leggen over de door haar (ten gevolge van de inbreuk en het onrechtmatig handelen) genoten winst en haar te veroordelen deze aan Terhagen af te dragen;
9. Witran te bevelen haar jaarstukken en/of gevoerde administratie over de
kalenderjaren 2020 tot en met heden open te leggen;
10. Witran te veroordelen om aan Terhagen te betalen EUR 1.600,00 per maand over de periode juli 2020 tot en met het in dezen te wijzen vonnis, te vermeerderen met 0.0275% van de brutomarge van Witran over het kalenderjaar 2020 tot en met het einde van het kalenderjaar waarin het in dezen te wijzen vonnis wordt gewezen zoals deze volgt uit de opengelegde jaarstukken en/of administratie;
11. elke andere voorziening te treffen die de rechtbank in goede justitie passend acht
en die recht doet aan de belangen van Terhagen c.s.;
12. te bepalen dat Witran voor elke dag of gedeelte daarvan en iedere keer dat Witran
en/of een met Witran verbonden (rechts)persoon geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met (een van) de hiervoor onder 2, 5, 6, 8 en 9 genoemde geboden en verboden, telkens voor elke overtreding apart, aan Terhagen een dwangsom verbeurt van EUR 5.000,00;
13. Witran te veroordelen in de kosten van deze procedure (en de redelijke en evenredige gerechtskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv voor zover de zaak betrekking heeft op de IE-rechten van Terhagen c.s.), met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis, wettelijke rente is verschuldigd;
14. Witran te veroordelen in de nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv tot een
bedrag van € 157,00 zonder betekening, verhoogd met een bedrag van € 82,00 ingeval van betekening, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na betekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd.
3.5.
Witran voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordelingin conventie en in reconventie

4.1.
Tussen de geschillen in conventie en in reconventie bestaat een duidelijke samenhang, zodat deze geschillen hierna gezamenlijk zullen worden behandeld.
4.2.
In deze zaak is - in aanvulling op de in rov. 2.1. en volgende vermelde feiten - het volgende van belang.
4.2.1.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] heeft zich in het verleden bezig gehouden met het ontwikkelen van
concepten- ook wel
formulesgenoemd - voor ondernemingen. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] is daartoe zelf actief geweest, hoofdzakelijk in zijn eenmanszaken E11 en Media Zuid, en heeft daartoe ook derden (zoals grafische ontwerpers) ingeschakeld.
4.2.2.
Een formule kan omvatten:
(1) een op papier gestelde marketingstrategie;
(2) een op die strategie aansluitende ‘pakkende’ naam, die geschikt is om als handelsnaam van een onderneming te worden gebruikt en die ook als internet-domeinnaam kan worden geregistreerd,
(3) een op de marketingstrategie aansluitende huisstijl, bestaande uit een logo en andere daarop aansluitende grafische ontwerpen, geschikt om in reclame-uitingen en op websites, facturen, briefpapier, visitekaartjes en dergelijke te worden gebruikt,
(4) een op de marketingstrategie/domeinnaam aansluitende website (inclusief de hosting en het onderhoud ervan), met op de domeinnaam/website aansluitende
e-mailadressen, en
(5) software ten behoeve van de op basis van de formule - al dan niet met gebruikmaking van de domeinnaam/website/e-mailadressen/etc. - te drijven onderneming.
Een formule leent zich, eenmaal ontwikkeld, voor verkoop en levering (althans een daarop gelijkende volledige en blijvende overdracht van alle aan de formule verbonden zaken en rechten c.a.) aan een derde, maar kan ook, tegen betaling, aan een derde in gebruik worden gegeven, dit laatste eventueel voor een bepaalde periode en/of voor een bepaalde regio.
4.2.3.
Eén van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] ontwikkelde formules is ‘ [domeinnaam 2] ’. Deze formule (hierna: de formule) is ontwikkeld vanaf 2007 en omvat de hiervoor genoemde bestanddelen (met uitzondering van de software, zie rov. 4.4.3.). De formule is met name geschikt, zoals de naam al aangeeft, om een onderneming op het gebied van de tijdelijke verhuur van lichte bedrijfsauto’s aan bedrijven en particulieren te exploiteren.
4.2.4.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [naam 3] hebben vanaf juni 2009 gezamenlijk in [naam vof] op basis van de formule een dergelijke verhuur-onderneming gedreven. Al snel daarna is, in maart 2010, [naam bv] opgericht, die de activiteiten van [naam vof] heeft overgenomen en voortgezet. Zowel de VOF als de BV waren hoofdzakelijk actief in de regio [vestigingsplaats] e.o. MediaZuid heeft van [naam vof] en [naam bv] maandelijks een bedrag (bij de B.V.
€ 2.000,-) ontvangen als vergoeding voor het gebruik van de formule.
4.2.5.
In 2012 heeft MediaZuid de formule, tegen betaling, ook in gebruik gegeven aan GoGoGo Automotive B.V. (hierna: GoGoGo) te Echt, een ten dele aan [naam bv] gelieerde vennootschap, die op basis van de formule een onderneming voor de verhuur van lichte bedrijfsauto’s heeft geëxploiteerd in de regio Echt e.o. De onderneming is op enig moment in 2014 gestaakt. Tot op dat moment heeft GoGoGo maandelijks aan MediaZuid een vergoeding voor het gebruik van de formule betaald.
4.2.6.
In de loop van 2013/2014 zijn er problemen ontstaan in de samenwerking tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [naam 3] , die hun weerslag hebben gehad op [naam bv] en haar onderneming. In de loop van 2014 heeft [naam bv] haar activiteiten verplaatst van [vestigingsplaats] (in of bij het bedrijfsgebouw van [naam 3] ) naar Urmond. [naam bv] heeft aldaar een bedrijfsruimte gehuurd van Witran (in of bij het bedrijfsgebouw van deze laatste). Op het moment van de verhuizing was hoofdzakelijk [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] actief ten behoeve van [naam bv] .
4.2.7.
In de loop van 2014 heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] Terhagen opgericht. Terhagen heeft zich, vertegenwoordigd door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] , jegens Witran gepresenteerd als rechthebbende op de formule.
4.2.8.
Vanuit Witran zijn aanvankelijk hand- en spandiensten verricht ten behoeve van [naam bv] en haar onderneming. Daardoor is bij Witran interesse ontstaan voor het exploiteren van een eigen onderneming op basis van de formule. Op enig moment heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] (althans Terhagen, vertegenwoordigd door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] ) met Witran gesproken over de mogelijkheid dat Witran:
(1) de formule zou kopen, waarna zij daarvan gebruik zou kunnen maken op elke wijze die haar goed dunkte, of
(2) de formule, tegen betaling, van Terhagen in gebruik zou krijgen, om daarmee in de regio Urmond e.o. een onderneming voor de verhuur van lichte bedrijfsauto’s te exploiteren.
Bij het maken van de keuze tussen de beide alternatieven speelde aan de zijde van Witran een rol dat broer en zus [naam 1] vrij recent een (of enkele) faillissement(en) achter de rug hadden, waardoor hun financiële mogelijkheden (en die van Witran) beperkt waren.
4.2.9.
Uiteindelijk hebben Witran en Terhagen in mei 2015 de overeenkomst gesloten die als versie 1 schriftelijk is vastgelegd en ondertekend. Op een later moment hebben partijen enkele nadere afspraken gemaakt, die, tezamen met het eerder overeengekomene, zijn vastgelegd in versie 2 van de overeenkomst (waarbij de datum in de schriftelijke overeenkomst niet is aangepast, zoals Terhagen c.s. onweersproken hebben gesteld, omdat de overeenkomst inmiddels al werd uitgevoerd).
4.2.10.
Witran heeft vervolgens vanaf juni 2015 tot in juni 2020 op basis van de formule een onderneming voor de verhuur van lichte bedrijfsauto’s geëxploiteerd. De onderneming is hoofdzakelijk actief geweest in de regio Urmond e.o. Witran heeft ten behoeve van haar onderneming enkele bedrijfsauto’s gekocht van [naam bv] , die bij deze transactie(s) is vertegenwoordigd door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] . Witran heeft Terhagen - tot begin 2020 - iedere maand € 1.500,- (excl. BTW) betaald in verband met (het gebruik van) de formule.
4.2.11.
In de loop van de eerste maanden van 2020 is zowel bij Witran als bij Terhagen de behoefte ontstaan om duidelijkheid te krijgen over de gang van zaken in de periode na afloop van de overeenkomst, op 1 juni 2020. Partijen hebben daarover gesproken en ook gecorrespondeerd (zie de rov. 2.12. e.v.), maar zijn niet tot overeenstemming gekomen, ook niet nadat Terhagen de looptijd van de overeenkomst had verlengd tot 29 juni 2020.
4.2.12.
Witran heeft daarna de naam van haar verhuur-onderneming veranderd in ‘ [domeinnaam 1] ’. Witran is daarbij gebruik blijven maken van het logo dat deel uitmaakt van de formule, maar heeft daaraan een klein groen vlak met de tekst ‘limburg’ toegevoegd. Dit is gebeurd op de website van Witrans onderneming, maar ook (bijvoorbeeld) op de door haar te verhuren bedrijfsauto’s.
4.3.
Op basis van al het voorgaande zal de rechtbank hierna nader ingaan op:
- de formule (rov. 4.4.),
- de rechten en plichten van partijen in verband met de formule tijdens het bestaan van de overeenkomst (rov. 4.5.), en
- het gebruik van de formule (en daarmee samenhangende zaken en rechten) in de periode na afloop van de overeenkomst (rov. 4.6.).
4.4.
De formule: De rechtbank heeft in het voorgaande als vaststaand aangemerkt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] de formule ‘ [domeinnaam 2] ’ heeft ontwikkeld.
De rechtbank is daarmee voorbijgegaan aan stellingen van Witran die erop neerkomen dat in het geheel geen sprake is geweest van een formule, dat deze althans niet is ontwikkeld door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] /MediaZuid en ook niet aan deze toekomt. Deze stellingen van Witran (met name ingenomen in de conclusie van antwoord in reconventie en herhaald in de conclusie van repliek) kunnen namelijk niet overtuigen, waartoe als volgt wordt overwogen.
4.4.1.
De formule is, zoals Terhagen c.s. gemotiveerd hebben gesteld en Witran onvoldoende heeft weersproken, een ‘formule op papier’, die geschikt is om te worden gebruikt als basis voor het drijven van een onderneming. Dat in verband met ‘ [domeinnaam 2] ’ van dit laatste pas sprake is geweest in de loop van 2009 (bij [naam vof] ) wil niet zeggen dat de formule ‘als zodanig’ daarvóór niet heeft bestaan. Witran hebben niet, althans niet voldoende gemotiveerd, bestreden dat omstreeks juni 2009 al een marketingstrategie voor een onderneming op het gebied van de verhuur van lichte bedrijfsauto’s was ontwikkeld, dat de bijbehorende grafische ontwerpen waren gemaakt of althans in opdracht waren gegeven, en dat de bijbehorende domeinnaam (opnieuw) was geregistreerd.
Wanneer de formule is ontwikkeld is in wezen ook niet van belang. Terhagen c.s. hebben gesteld dat de formule is ontwikkeld in 2007 en dat zij daarna is doorontwikkeld. Dat bepaalde onderdelen van de formule dateren uit 2009 (uit de periode rondom de opstart van [naam vof] ) is daarom niet vreemd, doet in elk geval niet af aan de stelling dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] /E11/MediaZuid de formule heeft ontwikkeld. Gelet hierop is evenmin relevant dat de domeinnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ enige tijd (van maart 2008 tot in juni 2009) niet geregistreerd is geweest, althans niet op naam van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] /E11/MediaZuid. Rondom het moment waarop [naam vof] werd opgestart, in juni 2009, was de domeinnaam weer geregistreerd en wel op naam van MediaZuid.
Anders dan Witran kennelijk meent, is ook niet relevant of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] de formule heeft ontwikkeld ‘in privé’ of in het kader van E11 en/of MediaZuid. Evenmin is relevant of en zo ja, wanneer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] E11 en MediaZuid heeft in- dan wel uitgeschreven in het Handelsregister. Juridisch gezien is er immers geen verschil tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en zijn als eenmanszaak gedreven ondernemingen E11 en MediaZuid.
4.4.2.
Ook de stelling van Witran dat de formule, vanaf het eerste moment of althans vanaf een bepaald moment, heeft toebehoord aan [naam vof] en vervolgens aan [naam bv] wordt verworpen als zijnde onvoldoende onderbouwd. De rechtbank wijst erop dat de desbetreffende domeinnaam steeds op naam van MediaZuid heeft gestaan (dat is ook de opvatting van Witran). De genoemde stelling van Witran vindt ook geen steun in de over en weer overgelegde producties. De door Terhagen c.s. als prod. 7 in het geding gebrachte factuur d.d. 21 oktober 2011 van MediaZuid aan [naam bv] , ter zake de door deze laatste te betalen maandelijkse vergoeding voor ‘ [domeinnaam 2] ’, sluit juist aan op de stellingen van Terhagen c.s. Datzelfde geldt voor de vergelijkbare factuur van 28 december 2014, eveneens van MediaZuid aan [naam bv] (prod. 16 van Witran).
4.4.3.
Een uitzondering moet worden gemaakt voor de verhuursoftware. Ook uit de eigen stellingen van Terhagen (zie prod. 47 van Terhagen c.s., waarop hunnerzijds uitdrukkelijk een beroep wordt gedaan) volgt namelijk dat deze software is ontwikkeld ten behoeve van [naam bv] , die toen al enige tijd haar verhuur-activiteiten ontplooide, en dat de software ook (volledig) door deze laatste is betaald. De rechtbank leidt hieruit af dat de verhuursoftware tot medio 2015 heeft toebehoord aan [naam bv] ; Terhagen c.s. hebben niets gesteld dat afdoet aan dit oordeel.
Consequentie hiervan is dat de verhuursoftware niet kan worden gezien als onderdeel van de formule, althans niet over de formule waarover in mei 2015 door Terhagen met Witran is gecontracteerd. Terhagen c.s. hebben weliswaar gesteld dat Terhagen op een later moment alsnog van [naam bv] de rechten op de software heeft verkregen, maar heeft niet gesteld en onderbouwd dat de overeenkomst met Witran op dit punt is uitgebreid. De rechtbank komt hier later op terug (zie de rov. 4.6.4. en 4.6.13.).
4.4.4.
Partijen hebben uitgebreid gedebatteerd over het onderwerp ‘intellectuele eigendom’ in relatie tot de formule. De rechtbank is van oordeel dat de over en weer betrokken stellingen niet van wezenlijk belang zijn voor enige in deze zaak te nemen beslissing, waartoe hier alvast - in algemene zin - als volgt wordt overwogen.
Vast staat dat ‘ [domeinnaam 2] ’ geen merk is (zie rov. 2.8.). Datzelfde geldt (zo volgt uit de eigen stellingen van Witran) voor ‘ [domeinnaam 1] ’.
Onderdelen van de formule (zoals de grafische ontwerpen) zouden auteursrechtelijk beschermd kunnen zijn, al staat niet vast (is er wel voldoende originaliteit?; Terhagen c.s. hebben dat onvoldoende onderbouwd). Evenmin staat vast dat een auteursrecht, als het zou bestaan (zoals in verband met de verhuursoftware), toekomt aan Terhagen c.s. of aan een van hen. De rechtbank laat het auteursrecht hierna buiten beschouwing. Zoals hierna nader zal blijken, is de bescherming die een eventueel auteursrecht Terhagen c.s. zou kunnen bieden niet relevant voor de afdoening van de geschillen in conventie en reconventie.
Dat een ‘pakkende’ naam, die geschikt is om als handelsnaam te worden gebruikt, onderdeel uitmaakt van de formule, wil niet zeggen dat die naam als handelsnaam in de zin van de Hnw deel uitmaakt van de formule. Of en zo ja, in welke mate de naam waaronder een onderneming wordt gedreven bescherming geniet als handelsnaam, is afhankelijk van het gebruik ervan in het handelsverkeer. De handelsnaam van een onderneming kan daarbij alleen tegelijk met de onderneming worden overgedragen (art. 2 Hnw). De Hnw voorziet niet in het (eventueel op een naar tijd en/of plaats beperkte wijze) in gebruik geven van een handelsnaam aan een derde. Dit een en ander betekent dat de overeenkomst, evenals de eerdere overeenkomsten met [naam vof] , [naam bv] en met GoGoGo (zie de rov. 4.3.4. en 4.2.5.), geen betrekking heeft gehad - en ook niet kán hebben gehad - op (het gebruik van) ‘ [domeinnaam 2] ’ als handelsnaam in de zin van de Hnw.
4.4.5.
De formule kan een goede basis zijn voor het succesvol drijven van een onderneming; dat is vanaf 2009 gebleken bij [naam vof] en GoGoGo en ook bij [naam bv] , totdat in de loop van 2013/2014 problemen zijn ontstaan in de samenwerking tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [naam 3] (zie rov. 4.2.6.). Gesteld noch gebleken is daarbij dat de maandelijkse vergoedingen voor het gebruik van de formule niet in een goede verhouding hebben gestaan tot de op basis daarvan gerealiseerde ondernemingsresultaten.
De rechtbank gaat ervan uit dat dit alles ook geldt voor Witran, waar het betreft háár gebruik van de formule in de periode van 1 juni 2015 tot in juni 2020. Daarbij is ook van belang, zoals Terhagen c.s. onvoldoende weersproken hebben gesteld, dat Witran feitelijk de verhuur-activiteiten van [naam bv] heeft voortgezet en dus heeft kunnen profiteren van de door die laatste opgebouwde naamsbekendheid en klantenkring in de regio Urmond e.o.
4.5.
De overeenkomst: Vervolgens verdienen aard en inhoud van de overeenkomst de aandacht.
De stellingen van Terhagen c.s. komen erop neer dat dit een overeenkomst is geweest zoals die eerder met GoGoGo, [naam vof] en [naam bv] is gesloten, die het recht gaf om de formule te gebruiken - voor een bepaalde tijd en in een bepaalde regio - bij het drijven van een eigen onderneming.
Witran heeft gesteld dat sprake is geweest van een koop op afbetaling (althans een daarop gelijkende overeenkomst), die Witran verplichtte om de afgesproken koopprijs in termijnen te betalen, in ruil voor het verkrijgen van de eigendom (althans een daarop gelijkend blijvend en volledig recht) van (op) de formule.
De rechtbank is van oordeel dat Witran haar standpunt onvoldoende heeft onderbouwd en overweegt daartoe als volgt.
4.5.1.
Partijen zijn het erover eens dat in de eerste maanden van 2015 is gesproken over twee alternatieven: (1) de koop van de formule door Witran, dan wel (2) het verkrijgen van een tijdelijk gebruiksrecht daarop door Witran.
Terhagen c.s. hebben, onvoldoende betwist, gesteld dat Witran vanwege recente faillissementen van [naam 2] en haar broer en van een aan hen gelieerde vennootschap niet in staat was om de beoogde koopprijs te betalen. Dat sluit echter niet uit dat de door Witran gestelde koopovereenkomst is gesloten, met het element ‘op afbetaling’ om tegemoet te komen aan de beperkte financiële mogelijkheden van Witran in en vlak na 2015.
4.5.2.
Uitgaande van de stellingen van Witran in de dagvaarding (nrs. 1.4. e.v.) en in de conclusie van antwoord in reconventie (nr. 1.2) zijn de afspraken ter zake de koop op afbetaling in mei 2015 gemaakt. Daarvan uitgaande zou mogen worden verwacht dat de tekst van de toen opgemaakte en ondertekende overeenkomst (in beide versies, zie de rov. 2.10. en 2.11.) overeenstemt met de door Witran geschetste kwalificatie, daarmee in elk geval niet duidelijk in strijd komt.
Dit is niet het geval. Zo heeft het aan Witran te verschaffen
‘alleenrecht’betrekking op het
‘gebruik’dan wel de
‘exploitatie’van de formule voor een bepaalde periode (van vijf jaren) en in een bepaalde regio. Hier tegenover dient Witran een maandelijkse en een jaarlijkse vergoeding te betalen; een in één bedrag uitgedrukte totale koopprijs wordt niet genoemd in de overeenkomst. Partijen waren op de hoogte van de figuur van de huurkoop (als bijzondere vorm van de koop op afbetaling) en hebben daarvan gebruik gemaakt ten aanzien van de bedrijfsauto’s. De overeenkomst bevat niet dergelijke (of daarop lijkende) bepalingen in verband met de formule. In versie 2 wordt het daarop door Witran te verkrijgen recht zelfs aangeduid als
‘franchise’. Uit die versie volgt ook dat Witran, als zij een tweede vestiging op basis van de formule zou willen openen, daarvoor een afzonderlijke vergoeding zou moeten betalen. Dit alles duidt niet op de door Witran gestelde koop op afbetaling.
Aan het voorgaande doet niet af dat de overeenkomst is genaamd
‘Overgangsovereenkomst activiteiten in de formule ‘ [domeinnaam 2] ’en dat zij een bepaling bevat die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] verplichtingen oplegt in verband met die overgang. Terhagen c.s. hebben tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat deze benaming ziet op de (feitelijke) overgang van de ondernemingsactiviteiten van [naam bv] op Witran. Witran hebben deze stelling niet, maar in elk geval onvoldoende gemotiveerd, betwist.
4.5.3.
In verband met de kwalificatie van de overeenkomst is verder van belang dat de correspondentie tussen Witran en Terhagen/ [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] vanaf begin juni 2020 (zie de rov. 2.12. e.v.) niet aansluit op de door Witran gestelde koop op afbetaling.
Als in mei 2015 daadwerkelijk een koopovereenkomst zou zijn gesloten, met een in termijnen te betalen koopprijs, dan had Witran in de eerste maanden van 2020 niet hoeven aan te dringen op een spoedig - want kennelijk veel te lang uitgesteld - gesprek over
‘de voortgang’. Dan had volstaan de mededeling dat Witran van mening was zij inmiddels aan haar verplichtingen had voldaan (of dat het moment naderde waarop zij dat zou doen) en dat Witran vanaf 1 juni 2020 zou doorgaan met het gebruik van de aan haar toebehorende formule.
Zo is het niet gegaan, juist ook niet als wordt gelet op de communicatie vanuit Witran. Uit de e-mail van Witran van 4 juni 2020 (zie rov. 2.13.) volgt dat Witran en Terhagen op 20 mei 2020 alsnog met elkaar hebben gesproken over
‘de voortgang’en dat Witran toen de overname van de formule
‘heeft geopperd’. Hieruit en uit het verdere vervolg van de e-mail leidt de rechtbank af dat Witran Terhagen op 20 mei 2020 heeft voorgesteld om de rechtsverhouding voortaan te zien als een koop op afbetaling, met een inmiddels betaalde koopprijs. Dit voorstel heeft Witran herhaald in de genoemde e-mail. Daaruit blijkt tevens dat Witran zich realiseerde dat zij Terhagen met haar standpunt had overvallen/overviel en dat zij deze laatste daarom enige bedenktijd wilde geven. Kennelijk achtte Witran het standpunt (of wellicht zelfs de instemming ) van Terhagen dus van belang.
Uit de e-mail van Terhagen van 11 juni 2020 blijkt dat deze er toen van uitging dat op
20 mei 2020 overeenstemming was bereikt over de voortzetting van de bestaande rechtsverhouding (een gebruiksrecht, opnieuw voor vijf jaren), maar dat nog geen overeenstemming bestond over de door Witran te betalen vergoeding, omdat Witran nog moest instemmen met de door Terhagen beoogde verhoging ervan. De genoemde e-mail bevat op dit laatste punt een voorstel van Terhagen aan Witran.
Gesteld noch gebleken dat is dat Terhagen nadien alsnog heeft ingestemd met het voorstel van Witran om aard en inhoud van de onderlinge rechtsverhouding te herzien in de door deze laatste voorgestelde zin. Witran heeft Terhagen vervolgens op 29 juni 2020 per e-mail bericht dat zij geen gebruik wilde maken van het voorstel van Terhagen en dat zij een andere weg zou inslaan, waarmee het einde van de overeenkomst per 30 juni 2020 een feit was.
4.5.4.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank Terhagen c.s. volgen in hun standpunt dat de overeenkomst Witran - tegen betaling van de overeengekomen vergoeding(en) - het recht gaf op het (exclusieve) gebruik van de formule voor haar, Witrans, onderneming, voor de periode 1 juni 2015 tot 1 juni 2020 (nadien verlengd tot en met 29 juni 2020) en in de regio Urmond e.o.
Of de overeenkomst, al dan niet, kan worden aangemerkt als franchiseovereenkomst is hier niet van belang. Aan de (omvangrijke) stellingen van partijen dienaangaande gaat de rechtbank verder voorbij.
4.5.5.
Witran heeft gesteld dat Terhagen, die haar wederpartij was bij het sluiten van de overeenkomst, niet bevoegd was om haar een gebruiksrecht op de formule te verschaffen
(dv. 2.1. e.v., 4.1 e.v.). Witran heeft op dit standpunt haar vorderingen
in conventieonder 1 en 2 (zie rov. 3.1.) gebaseerd. Ter onderbouwing daarvan heeft Witran gesteld, samengevat:
(1) dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] /MediaZuid nimmer recht heeft gehad op de handelsnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ en dat hij deze dus ook niet heeft kunnen overdragen aan Terhagen,
(2) dat de handelsnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ vanaf 2009 tot in 2015 werd gevoerd (en was geregistreerd) door [naam vof] en vervolgens door [naam bv] en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] niet bevoegd was om de handelsnaam van de VOF/BV over te dragen, ook niet als vennoot van [naam vof] of als medebestuurder van [naam bv] ,
(3) dat MediaZuid tot op heden bij SIDN staat geregistreerd als rechthebbende op de domeinnaam ‘ [domeinnaam 2] ’, waaruit blijkt dat van een overdracht van deze domeinnaam aan Terhagen geen sprake is geweest, en
(4) dat verder uit niets blijkt dat (en hoe en wanneer) de door Terhagen c.s. gestelde overdracht van de formule van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] /MediaZuid aan Terhagen heeft plaatsgevonden, waarbij nog van belang is dat een eventueel auteursrecht van MediaZuid op de logo’s e.d. in de formule niet kan zijn overgedragen bij gebreke aan de daarvoor vereiste akte.
Terhagen c.s. hebben het door Witran gestelde weersproken.
4.5.6.
De rechtbank verwerpt het hiervoor weergegeven standpunt van Witran en overweegt daartoe als volgt.
De zaken en rechten die deel uitmaken van de formule (zie rov. 4.2.1.) kunnen, in elk geval in uitgangspunt, vormvrij worden overgedragen. De stellingen van Terhagen c.s. komen erop neer dat de overdracht van (de diverse onderdelen van) de formule heeft plaatsgevonden op 31 december 2014, op grond van een daartoe eerder verrichte rechtshandeling tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en Terhagen. Terhagen c.s. hebben in dit verband verwezen naar een op 1 december 2014 tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] /MediaZuid en Terhagen opgemaakte onderhandse akte (prod. 19 cva). Volgens Terhagen c.s. hebben [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] /MediaZuid en Terhagen beoogd om met deze akte de overdracht te realiseren of althans vast te leggen. Witran heeft onvoldoende onderbouwd waarom de overdracht van (de diverse onderdelen van) de formule niet (mede) op deze wijze en op 31 december 2014 kan hebben - en heeft - plaatsgevonden.
Als bepaalde onderdelen van de formule (zoals het recht op de domeinnaam ‘ [domeinnaam 2] ’) niet zouden zijn overgedragen aan Terhagen (maar bij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] zouden zijn gebleven), dan doet dat niet af aan de mogelijkheid voor Terhagen om over
het gebruikervan te contracteren met derden. Voor zoveel nodig kan de overeenkomst in zoverre worden opgevat als bevattend de verplichting voor Terhagen om jegens Witran in te staan voor het ongestoord gebruik van (een bepaald onderdeel van) de formule. Terhagen, bestuurd door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] , was daartoe bij uitstek in staat.
Feit is, ten slotte, dat Witran - zoals ook volgt uit haar eigen stellingen - ruim vijf jaren lang ongestoord gebruik heeft kunnen maken van alle onderdelen van de formule bij het succesvol exploiteren van haar verhuur-onderneming, en dat zij daarbij ook - zonder inbreuken van derden - de naam ‘ [domeinnaam 2] ’ als haar handelsnaam heeft kunnen voeren.
Gelet op dit alles bestaat geen reden om te oordelen dat Witran in verband met het gebruik van de formule vanaf 1 juni 2015 enig bedrag onverschuldigd heeft betaald aan Terhagen. Evenmin bestaat reden om te oordelen dat in mei 2015 op dit punt bij Witran sprake is geweest van een rechtens relevante onjuiste voorstelling van zaken of dat Terhagen toen (of daarna) op het door Witran gestelde punt onrechtmatig jegens deze laatste heeft gehandeld. De rechtbank zal de vorderingen
in conventieonder 1 en 2 dan ook afwijzen.
4.5.7.
Het voorgaande is ook van belang in verband met de vorderingen
in reconventieonder 1 tot en met 4 (zie rov. 3.4.). Dienaangaande wordt, aanvullend, als volgt overwogen.
4.5.8.
Tussen partijen staat vast dat Witran de vergoeding van € 1.500,- (excl. BTW) over de maanden februari tot en met mei 2020 niet heeft betaald. Volgens Terhagen c.s. is Witran daarnaast nog de vergoedingen over de maanden januari 2018 (factuur onbetaald gelaten) en juni 2020 (in verband met de verlenging van de overeenkomst tot 29 juni 2020) verschuldigd.
Witran heeft verweer gevoerd tegen de vordering, primair met de stellingen: (a) dat de overeenkomst een koop op afbetaling inhoudt en dat zij (uiterlijk) in januari 2020 de volledige kooprijs heeft voldaan, en (b) dat zij ter zake het gebruik van de formule hoe dan ook geen vergoeding verschuldigd is aan Terhagen. Beide verweren heeft de rechtbank in het voorgaande verworpen; zij worden op de eerder gegeven gronden ook in dit verband verworpen. Dit betekent dat de vordering
in reconventieonder 1 in elk geval kan worden toegewezen voor zover het betreft de vergoedingen over de maanden februari tot en met mei 2020.
Subsidiair heeft Witran aangevoerd, onder overlegging van een bankafschrift, dat zij de vergoeding over januari 2018 wel degelijk heeft betaald. Die stelling is verder onderbouwd in de conclusie van repliek van Witran. In hun conclusie van dupliek hebben Terhagen c.s. deze betaling uiteindelijk erkend, maar zonder hun eis te verminderen, zodat de vordering
in reconventieonder 1 in zoverre zal worden afgewezen.
Terhagen c.s. hebben niet deugdelijk onderbouwd waarom Witran over de maand juni 2020 een hogere vergoeding verschuldigd zou zijn dan over de eerdere maanden. Uit de eerder aangehaald e-mail van Terhagen van 11 juni 2020 blijkt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] enkel een voorstel tot verhoging heeft gedaan aan Witran en dat deze laatste dit voorstel niet heeft geaccepteerd. Witran heeft niet voldoende gemotiveerd betwist dat zij, in verband met het voortgezette gebruik van de formule, ook over de maand juni 2020 de gebruikelijke vergoeding verschuldigd is, zodat de vordering
in reconventieonder 1 ook in zoverre kan worden toegewezen.
In totaal zal de veroordeling daarmee betrekking hebben op (5x € 1.815,- =) € 9.075,-
(incl. BTW). De vorderingen inzake rente (handelsrente met ingang van de vervaldata van de facturen) en buitengerechtelijke kosten (enkel, maar duidelijk genoeg, genoemd in cva nr. 123, tot het bedrag van € 750,-) zijn als zodanig niet weersproken en zullen worden toegewezen.
4.5.9.
In verband met de vorderingen
in reconventieonder 2, 3 en 4 verdient opmerking dat tussen partijen vast staat dat Terhagen jegens Witran nimmer uitdrukkelijk aanspraak heeft gemaakt op betaling van de in de overeenkomst opgenomen jaarlijkse vergoeding van 0,0275% van de brutomarge per kalenderjaar. Terhagen c.s. hebben gesteld dat Terhagen Witran wel heeft verzocht om verstrekking van de relevante cijfers en dat Witran niet op die verzoeken is ingegaan, maar hebben die stelling niet, zoals op hun weg had gelegen, geconcretiseerd en nader onderbouwd, zoals door de desbetreffende correspondentie in het geding te brengen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat Terhagen pas in de conclusie van eis in reconventie - die dateert van 12 mei 2021 - voor het eerst aanspraak heeft maakt op betaling van de vergoeding over de brutomarge.
Witran heeft ook tegen de desbetreffende vorderingen primair de in de vorige rov. onder (a) en (b) genoemde verweren aangevoerd; die verweren worden opnieuw verworpen. Anders dan Witran stelt (cva in reconv. nr. 4.1. e.v.), betekent de hiervoor geschetste gang van zaken niet dat de bepaling in de overeenkomst betreffende de vergoeding over de brutomarge: (c) als een dode letter moet worden gezien ( [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] maakt er ook in juni 2020 weer aanspraak op, voor de nieuwe periode van vijf jaren; zie zijn e-mail van 11 juni), of (d) dat Terhagen haar rechten ter zake heeft verwerkt (wat niet gebeurt door enkel stilzitten), of (e) dat sprake is van misbruik van omstandigheden (Witran laat in het midden welke omstandigheden dat zijn en waarin het
misbruik schuilt), of (f) dat de redelijkheid en billijkheid zich ertegen verzet dat de vordering alsnog wordt ingesteld (cvr nr. 6.6; Witran geeft niet aan waarin het onaanvaardbare schuilt). Ook al deze verweren worden verworpen.
4.5.10.
In verband met (g) het verjaringsverweer dat Witran heeft gevoerd, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank gaat ervan uit, nu iets anders is gesteld noch gebleken, dat de aanspraak op betaling van de vergoeding over de brutomarge voor het eerst is ontstaan na ommekomst van het eerste kalenderjaar waarin Witran gebruik kon maken van de formule, dus in januari 2016, en dat de aanspraak toen betrekking had op de brutomarge vanaf 1 juni 2015. Daarna zijn in de maanden januari 2017, 2018, 2019 en 2020 aanspraken ontstaan ter zake de vergoedingen over de brutomarge betreffende de (volledige kalender)jaren 2016, 2017, 2018 respectievelijk 2019. In januari 2021 is, ten slotte, de aanspraak ontstaan over het kalenderjaar 2020, waarbij de rechtbank er opnieuw van uitgaat dat die aanspraak enkel betrekking heeft op de maanden dat de overeenkomst bestond, dus tot en met juni 2020.
Uit het voorgaande volgt dat de in januari 2016 opeisbaar geworden vordering betreffende de vergoeding over (de zeven laatste maanden van) 2015 ten tijde van het indienen van de conclusie van eis in reconventie reeds was verjaard. Terhagen c.s. hebben niets gesteld dat afdoet aan dit oordeel. Voor het overige is echter geen sprake van verjaring, zodat het verjaringsverweer van Witran in zoverre (en dus grotendeels) wordt verworpen.
Het beroep op verrekening, zoals dat tijdens de mondelinge behandeling door Terhagen c.s. is gedaan in verband met de vergoeding over 2015, is niet verder relevant, nu deze procedure niet zal leiden tot het ontstaan van enige betalingsverplichting van Terhagen c.s. jegens Witran.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen
in reconventieonder 2, 3 en 4 kunnen worden toegewezen voor zover het betreft de vergoeding over de brutomarge over de kalenderjaren 2016 tot en met 2019 en over de eerste zes maanden van 2020. Hieraan gekoppeld zal tevens de vordering
in reconventieonder 12, tot het opleggen van een dwangsom, worden toegewezen op de wijze als aan te geven in het dictum. Voor het overige zullen de vorderingen
in reconventieonder 2, 3 en 4 worden afgewezen.
4.6.
Het gebruik van ‘ [domeinnaam 2] ’ vanaf 29 juni 2020:Beide partijen hebben vorderingen ingesteld in verband met het gebruik van ‘ [domeinnaam 2] ’ (en daarmee verband houdende zaken en rechten) in de periode na afloop van de overeenkomst op 29 juni 2020.
4.6.1.
De vorderingen
in reconventieonder 5 tot en met 12 van Terhagen c.s. (zie
rov. 3.4.) hebben betrekking op het gebruik van ‘ [domeinnaam 2] ’ (en ‘ [domeinnaam 1] ’) door Witran. De vorderingen zijn gebaseerd op de volgende standpunten:
(1) Witran maakt ook na 29 juni 2020 nog gebruik van de formule (zoals: de (handels)naam, de software, het logo en de domeinnaam); Witran dient daarmee te stoppen;
(2) Witran dient ook te stoppen met het gebruik van de (handels)naam ‘ [domeinnaam 1] ’ en dient de desbetreffende domeinnaam over te dragen aan Terhagen;
(3) Witran is aansprakelijk voor de schade die zij Terhagen c.s. vanaf 29 juni 2020 heeft toegebracht en dient daarom verplicht te worden tot afdracht van de door haar vanaf die datum gemaakte winst aan Terhagen;
(4) daarnaast dient Witran Terhagen € 1.600,00 per maand te betalen, als vergoeding voor het voortgezette gebruik van de formule vanaf juli 2020, dit bedrag te vermeerderen met 0.0275% van Witrans brutomarge per kalenderjaar.
4.6.2.
De vorderingen
in conventieonder 4, 5 en 6 van Witran (zie rov. 3.1.) hebben betrekking op het gebruik van ‘ [domeinnaam 2] ’ door Terhagen c.s. De vorderingen zijn gebaseerd op de volgende standpunten:
(1) Terhagen, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en/of ASSB exploiteren vanaf 29 juni 2020 een website op basis van de domeinnaam ‘ [domeinnaam 2] ’;
(2) Terhagen c.s. maken hierdoor inbreuk op de rechten en belangen van Witran, die hiertegen kan opkomen, in de eerste plaats op grond van de artikelen 6:194 BW (misleidende reclame) en 6:193b BW (oneerlijke handelspraktijken), omdat:
(a) op de website van Terhagen c.s. niet wordt vermeld wie deze site exploiteert en ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat de verhuur plaatsvindt door [naam bv] , en
(b) op dezelfde website de indruk wordt gewekt dat het mogelijk is om via de site bedrijfsauto’s te huren, terwijl als een klant een concrete aanvraag doet deze te horen krijgt dat de site niet operationeel is, waarna deze wordt verwezen met naar andere mogelijke verhuurders, waaronder juist niet Witran, waardoor deze laatste wordt gehinderd in haar bedrijfsuitoefening;
(3) Terhagen c.s. maken door de genoemde exploitatie van de website tevens inbreuk op de handelsnaam ‘ [domeinnaam 2] ’, zoals Witran die vanaf 2015 heeft gevoerd, en op de handelsnaam ‘ [domeinnaam 1] ’, zoals Witran die na 29 juni 2020 is gaan voeren, omdat verwarring wordt gezaaid (internetbezoekers van de site ‘ [domeinnaam 2] ’ van Terhagen c.s. denken met Witran van doen te hebben), waardoor wordt gehandeld in strijd met de artikelen 5 Hnw en 6:162 BW;
(4) Terhagen c.s. dienen het verdere gebruik van de handelsnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ en van de domeinnaam (met de daaraan gekoppelde website) ‘ [domeinnaam 2] ’ te staken;
(5) Terhagen c.s. dienen daarnaast de domeinnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ (en de domeinnaam ‘ [domeinnaam 4] , zoals inmiddels ook door Terhagen is geregistreerd) om niet over te dragen aan Witran.
4.6.3.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de genoemde vorderingen
in conventieen
in reconventieals volgt.
De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat uit de overeenkomst volgt dat Witran de formule mocht gebruiken in haar verhuur-onderneming, in de regio Urmond e.o. en tot op 29 juni 2020. Vanaf 30 juni 2020 diende Witran daarmee te stoppen. Deze laatste verplichting volgt - impliciet, maar onmiskenbaar - uit de overeenkomst. Dit betekent dat de vorderingen van Terhagen c.s. die zien op het staken van het gebruik van de formule door Witran na 29 juni 2020, als (de reële kans op) dat voortgezette gebruik komt vast te staan, kunnen worden toegewezen op grond van de overeenkomst, en dus zonder dat moet worden vastgesteld dat sprake is van, bijvoorbeeld, een onrechtmatige daad van Witran jegens Terhagen, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en/of ASSB. Evenmin is relevant of al dan niet sprake is van een inbreuk door Witran op een aan Terhagen c.s., of één van hen, toekomend intellectueel eigendomsrecht.
4.6.4.
Voor de duidelijkheid wijst de rechtbank erop dat eerder werd geoordeeld dat de verhuursoftware geen onderdeel uitmaakt van de formule (zie de rov. 4.2.3. en 4.4.3.). Voor zover de vorderingen van Terhagen c.s. betreffende het na juni 2020 voortgezette gebruik van de formule specifiek zien op het gebruik van de verhuursoftware, zullen zij daarom worden afgewezen.
4.6.5.
Witran kan harerzijds het voorgezette gebruik van de formule niet rechtvaardigen met een beroep op een háár eventueel toekomend intellectueel eigendomsrecht, zoals haar (eventuele) recht op (bescherming van) de handelsnaam ‘ [domeinnaam 2] ’.
De rechtbank overweegt daartoe dat niet ondenkbaar is dat Witran op enig moment in of na juni 2015 met een beroep op de Hnw hadden kunnen optreden tegen derden, als die, met name in de regio Urmond e.o., gebruik hadden gemaakt van de handelsnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ of een daarop gelijkende naam (zie art. 5 Hnw.). Die situatie is hier echter niet aan de orde. Witran dient het gebruik van de formule op grond van (de nawerking van) de overeenkomst te staken en dient als consequentie daarvan te accepteren dat zij haar onderneming een andere naam moet geven.
4.6.6.
Witran heeft dit laatste zelf ook ingezien; anders valt niet goed te begrijpen waarom zij vanaf juli 2020 haar onderneming is gaan drijven onder de naam ‘ [domeinnaam 1] ’. Deze wijziging kan Witran echter niet baten, en ook niet het registreren van ‘ [domeinnaam 1] ’ als handelsnaam en als domeinnaam, want de nieuwe naam van Witrans verhuur-onderneming verschilt niet noemenswaardig van de eerder gebruikte naam. Dat is des te meer het geval, omdat alle activiteiten onder de noemer ‘ [domeinnaam 2] ’, door wie dan ook, steeds hebben plaatsgevonden in (Midden- en Zuid-)Limburg. Met de toevoeging ‘limburg’ wordt daarom geen onderscheid van betekenis aangebracht ten opzicht van ‘goedekoopeenbusjehuren.nl’. Daar komt bij dat Witran in en na juli 2020, om uitdrukking te geven aan de naam van haar onderneming, gebruik is blijven maken van het logo dat deel uitmaakt van de formule. Aan dat logo heeft Witran, zoals eerder opgemerkt (zie rov. 4.2.12.), enkel een klein groen vlak met de tekst ‘limburg’ toegevoegd.
Witran heeft in haar conclusie van repliek nog gesteld dat zij inmiddels gebruik maakt van een andere huisstijl, met een ander logo. Dat verweer kan Witran niet baten. Zij blijft aldus gebruik maken van de naam ‘ [domeinnaam 1] ’. Daar komt bij dat de producties die Witran bij akte van 3 november 2021 in het geding heeft gebracht ter onderbouwing van haar verweer enkel betrekking hebben op de nieuwe ontwerpen als zodanig. Uit niets blijkt dat (en hoe) deze ontwerpen worden gebruikt in de praktijk en of daarmee daadwerkelijk een einde is gekomen aan het gebruik van de grafische ontwerpen die deel uitmaken van de formule.
4.6.7.
Uit het voorgaande volgt dat voldoende is komen vast te staan dat Witran na
29 juni 2020 is doorgegaan met het gebruik van (onderdelen van) de formule en dat, gelet op de standpunten die Witran daarover buitengerechtelijk én in de onderhavige procedure heeft ingenomen, niet kan worden uitgesloten dat Witran daarmee zal willen doorgaan. Gelet hierop bestaat voldoende grond om de vordering
in reconventieonder 5 toe te wijzen. De rechtbank begrijpt daarbij dat deze vordering ziet op:
(1) het uitspreken van een gebod aan Witran (en alle aan haar gelieerde personen en rechtspersonen) om het gebruik in het economisch verkeer van de formule ‘ [domeinnaam 2] ’ in al haar onderdelen te staken en gestaakt te houden, daaronder
medete begrijpen:
(a) het staken van het gebruik van de verhuursoftware, waarbij deze software op kosten van Witran van de desbetreffende server dient te worden verwijderd in aanwezigheid van een IT-specialist/deurwaarder,
(b) het staken van het gebruik in het economisch verkeer van ‘ [domeinnaam 1] ’ (en andere daarmee overeenstemmende namen) als naam voor de onderneming, als domeinnaam, op de verhuurwebsite en als naam op ten behoeve van de onderneming te gebruiken logo’s, en
(2) het uitspreken van een verbod aan Witran (en alle aan haar gelieerde personen en rechtspersonen) om de domeinnaam ‘ [domeinnaam 1] ’ te verkopen en over te dragen aan (een) derde(n).
Aldus opgevat zal de vordering
in reconventieonder 5 worden toegewezen, behalve waar het betreft onderdeel (1)(a), dat betrekking heeft op de verhuursoftware (zie de rov. 4.4.3. en 4.6.4.). Hieraan gekoppeld zal tevens de vordering
in reconventieonder 12, tot het opleggen van een dwangsom, worden toegewezen op de wijze als aan te geven in het dictum.
4.6.8.
De vordering
in reconventieonder 6, om Witran te gebieden om de domeinnaam ‘ [domeinnaam 1] ’ over te dragen aan Terhagen, ontbeert een deugdelijke onderbouwing. Terhagen c.s. hebben met name niet goed gemotiveerd waarom niet kan worden volstaan met de (mede) op deze domeinnaam betrekking hebbende veroordelingen naar aanleiding van de vorderingen
in reconventieonder 5 en 12, zoals hiervoor behandeld.
4.6.9.
De gedragingen van Witran in verband met de formule (daaronder begrepen de gedragingen in verband met ‘ [domeinnaam 1] ’) vanaf 20 juni 2020 leveren tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst van Witran jegens Terhagen op; dat is in het voorgaande vastgesteld. Witran is ter zake ook in verzuim (in elk geval op grond van het bepaalde in artikel 6:83, aanhef en sub b en c BW). Gelet hierop kunnen Terhagen c.s. jegens Witran in beginsel aanspraak maken op vergoeding van de (gevolg)schade die zij hebben geleden en nog zullen lijden als gevolg van de tekortkomingen. De vordering
in reconventieonder 7 kan in zoverre worden toegewezen. Terhagen c.s. hebben niet gesteld en onderbouwd dat zij op grond van de andere in de vordering genoemde grondslagen aanspraak kunnen maken op een hogere of een andere schadevergoeding. De vordering zal in zoverre, bij gebrek aan belang, worden afgewezen.
4.6.10.
De vorderingen
in reconventieonder 8, 9 en 10 zien op (of houden verband met) de aard en de omvang van de schadevergoeding waarop Terhagen c.s. aanspraak maken jegens Witran. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
De rechtbank acht het moeilijk voorstelbaar dat de aanspraak op winstafdracht en de aanspraak op een schadevergoeding op basis van de eerdere contractuele vergoedingen naast elkaar worden gehonoreerd. Daar komt bij dat de vordering inzake de winstafdracht is gebaseerd op artikel 6:104 BW, waarin de rechter ter zake deze bijzondere vorm van schadevergoeding een discretionaire bevoegdheid wordt gegeven. Voor de rechtbank staat op dit moment niet vast dat het opleggen van de verplichting tot winstafdracht zoals door Terhagen c.s. beoogd, in deze zaak een passende oplossing is. Evenmin staat op dit
moment vast dat de vordering
in reconventieonder 10 is gebaseerd op deugdelijke uitgangspunten.
Bij dit alles speelt een rol dat Terhagen c.s. weliswaar hebben gesteld dat zij zelf (en met name ASSB) in staat zijn geweest om op basis van de formule aanzienlijke ondernemersresultaten te boeken en dat zij daartoe des te meer in staat zouden zijn geweest als Witran het einde van de overeenkomst had gerespecteerd, maar dat deze stellingen een deugdelijke onderbouwing ontberen. Uit de
printscreens, zoals overgelegd bij conclusie van dupliek, zou kunnen blijken (alhoewel Witran dat gemotiveerd heeft betwist in haar akte van 16 maart 2022) dat Terhagen c.s. (en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] al dan niet via E11/MediaZuid) zich al voor 2009 op het internet hebben gepresenteerd als verhuurder(s) van bedrijfsauto’s, maar of zij daartoe daadwerkelijk in staat zijn geweest (met welke auto’s?, vanuit welke bedrijfsruimte?) en hoeveel financieel resultaat zij daarmee hebben geboekt (jaarstukken ontbreken), wordt niet vermeld. Ook ten aanzien van ASSB is onduidelijk gebleven hoeveel ‘body’ haar onderneming heeft gehad en thans heeft. De enkele overgelegde facturen, zoals ASSB die kennelijk aan derden heeft gestuurd, zijn oud (met name uit 2014) en hebben betrekking op beperkte bedragen. Zij duiden daarmee niet op ondernemingsactiviteiten van enige betekenis. Onduidelijk is ook gebleven hoe ASSB had kunnen inspelen op het einde van de overeenkomst, als Witran zich wel aan al haar verplichtingen had gehouden. Terhagen c.s. hebben daarbij ook onvoldoende onderbouwd welke kansen zij hebben gemist bij het verkopen dan wel in gebruik geven van de formule aan (een) derde(n) in de periode vanaf 30 juni 2020, en op welke wijze zij daarbij zijn gehinderd door de tekortkomingen van Witran.
Door dit alles staat, althans op dit moment, allerminst vast dat een betekenisvol verschil bestaat tussen de financiële positie waarin Terhagen c.s. thans verkeren en de financiële positie waarin zij zouden hebben verkeerd als Witran haar geschetste tekortkomingen vanaf 30 juni 2020 achterwege had gelaten. Anderzijds kan niet worden uitgesloten dat de genoemde tekortkomingen van Witran hebben geleid tot enige schade bij Terhagen c.s.
4.6.11.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de vorderingen
in reconventieonder
8, 9 en 10 zal afwijzen en dat zij Witran, in plaats daarvan, zal veroordelen tot vergoeding van de schade die Terhagen c.s. hebben geleden en nog zullen lijden ten gevolge van de tekortkomingen van Witran in verband met het door deze laatste niet-gerespecteerde einde van de overeenkomst in de periode vanaf 30 juni 2020, deze schade op te maken bij staat.
4.6.12.
De vordering
in reconventieonder 11 mist bepaaldheid en zal daarom worden afgewezen.
4.6.13. In verband met de vorderingen
in conventievan Witran die betrekking hebben op het gebruik van ‘ [domeinnaam 2] ’ (en ‘ [domeinnaam 1] ’) door Terhagen c.s. is, behalve hetgeen werd overwogen in de rov. 4.6.3. e.v., ook het volgende nog van belang.
De desbetreffende vorderingen van Witran hebben betrekking op de ‘exploitatie’ van de website ‘ [domeinnaam 2] ’ door Terhagen c.s. in de periode vanaf 30 juni 2022. Witran heeft niet duidelijk gemaakt wat zij precies verstaat onder het exploiteren van een website. De rechtbank gaat ervan uit, gelet op de toelichting op de vorderingen, dat Witran doelt op het enkele ‘in de lucht houden’ van de bedoelde website, onafhankelijk of daarvan gebruik wordt gemaakt bij het exploiteren van een op de formule gebaseerde onderneming. Witran lijkt er veeleer van uit te gaan dat Terhagen c.s. vanaf 30 juni 2020 juist géén eigen verhuur-onderneming drijven en dat zij de website enkel in de lucht houden om Witran te benadelen (zie o.m. cvr nr. 8.1).
4.6.14.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ervan uitgaande dat Witran tot op heden een eigen onderneming drijft onder de naam/domeinnaam ‘ [domeinnaam 1] ’ is het inderdaad voorstelbaar dat potentiële huurders van lichte bedrijfsauto’s verward worden door het - kennelijk - dubbele aanbod van goedkoop te huren busjes in de regio(‘s) Urmond e.o./Beek e.o. De rechtbank heeft in het voorgaande echter geoordeeld dat Witran dient te stoppen met het drijven van een onderneming op basis van de naam/domeinnaam ‘ [domeinnaam 1] ’ (en ook niet het recht heeft of dient te krijgen om een onderneming te drijven op basis van ‘ [domeinnaam 2] ’). Dit betekent dat al in de nabije toekomst een eind zal zijn gemaakt aan de (door Witran gestelde) verwarring.
4.6.15.
Gelet hierop bestaat geen reden om Terhagen c.s. te verbieden om een website op basis van de naam/domeinnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ in de lucht te hebben, al dan niet om daarmee een verhuur-onderneming te drijven. Witran heeft niets gesteld dat afdoet aan dit oordeel.
De rechtbank zal de vordering
in conventieonder 4, die strekt tot het uitspreken van een verbod aan het adres van Terhagen c.s. om de handelsnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ te gebruiken, daarom afwijzen. Datzelfde zal gebeuren met de vordering
in conventieonder 5, die dezelfde strekking heeft, maar dan in verband met de domeinnaam ‘ [domeinnaam 2] ’ en de bijbehorende website. Ook de vordering
in conventieonder 6, waarmee Witran wil bereiken dat deze domeinnaam (en de domeinnaam ‘ [domeinnaam 4] ’) aan haar wordt overgedragen, zal worden afgewezen.
In verband met de vordering onder 5, voor zover deze betrekking heeft op de website ‘ [domeinnaam 2] ’, is nog van belang dat, als zou komen vast te staan dat Witran terecht bezwaar maakt tegen enkele onderdelen van de website (hetgeen niet vast staat), en als zou komen vast te staan dat Witran zich als concurrent op de genoemde bepalingen mag beroepen (hetgeen door Terhagen c.s. gemotiveerd is betwist, op welke stellingen Witran onvoldoende heeft gereageerd), heeft te gelden dat de bewaren te weinig gewicht hebben om op grond daarvan de hele website uit de lucht te laten halen. De formulering van de vordering biedt geen ruimte om, zo nodig, een minder vergaande sanctie te treffen.
slotsom
4.7.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank als volgt beslissen:
- de vorderingen
in conventieonder 1 tot en met 6 van Witran zullen integraal worden afgewezen;
- de vordering
in reconventieonder 1 zal worden toegewezen tot het bedrag van
€ 9.075,- (inclusief BTW), dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de vervaldata van de desbetreffende facturen tot aan de dag der algehele voldoening, en met € 750,- aan buitengerechtelijke kosten;
- de vorderingen
in reconventieonder 2, 3 en 4 zullen worden toegewezen voor zover het betreft de periode van 1 januari 2016 tot en met juni 2020, en zullen voor het overige worden afgewezen;
- de vordering
in reconventieonder 5 zal worden toegewezen, in die zin dat
Witran c.s. (1) zal worden geboden om, kort gezegd, het gebruik van de formule ‘ [domeinnaam 2] ’ en van ‘ [domeinnaam 1] ’ (onder meer als naam voor de onderneming, als domeinnaam, op logo’s en op de verhuurwebsite) te staken en gestaakt te houden, en (2) zal worden verboden om de domeinnaam ‘ [domeinnaam 1] ’ te verkopen en over te dragen aan (een) derde(n), en zal voor het overige worden afgewezen;
- de vorderingen
in reconventieonder 6 en 11 zullen worden afgewezen;
- de vordering
in reconventieonder 7 zal worden toegewezen, in die zin dat voor recht zal worden verklaard dat Witran aansprakelijk is voor de door Terhagen c.s. geleden schade als gevolg van de tekortkomingen van Witran in verband met het door deze laatste niet-gerespecteerde einde van de overeenkomst in de periode vanaf 30 juni 2020, en zal voor het overige worden afgewezen;
- de vorderingen
in reconventieonder 8, 9 en 10 zullen worden afgewezen; in plaats daarvan zal Witran worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die Terhagen c.s. hebben geleden en nog zullen lijden ten gevolge van de onmiddellijk hiervoor genoemde tekortkomingen van Witran, deze schade op te maken bij staat;
- de vordering
in reconventieonder 12 zal worden toegewezen, ter versterking van de veroordelingen naar aanleiding van de vorderingen onder 2 en 5.
proceskosten
4.8.
In verband met de proceskosten
in conventieen
in reconventieis het volgende van belang.
4.8.1.
Witran geldt
in conventieals de volledig in het ongelijk gesteld partij en
in reconventieals de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Haar stellingen, producties en vorderingen in verband met de proceskosten, al dan niet op basis van de artikelen 1019 e.v. Rv, kunnen daarom buiten beschouwing blijven.
4.8.2.
Terhagen c.s. kunnen zowel
in conventieals
in reconventiejegens Witran aanspraak maken op vergoeding van hun proceskosten. Zij hebben gevorderd dat, voor zover de zaak betrekking heeft op de IE-rechten van Terhagen c.s., toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in de artikelen 1019 e.v. (en met name artikel 1019h) Rv.
De rechtbank zal dit laatste niet doen, ook niet ten dele, en overweegt daartoe dat de vorderingen in conventie en in reconventie welbeschouwd niet zien op de handhaving van enig bestaand en relevant IE-recht (zie o.m. rov. 4.4.4.).
De rechtbank zal de proceskostenveroordelingen (uitsluitend) baseren op de artikelen
237 e.v. Rv. en zal daarbij de mondelinge behandeling en de conclusie van dupliek van Terhagen c.s. 50/50 toerekenen aan
conventieen
reconventie. Bij gebreke aan concrete aanknopingspunten om een ander (hoger) tarief te hanteren, zal de rechtbank
in reconventietarief II tot uitgangspunt nemen.
Dit betekent dat Witran
in conventiezal worden veroordeeld tot betaling van € 2.076,- aan griffierecht en € 2.028,00 (2 punten volgens tarief IV, à € 1.014,00) aan salaris advocaatkosten (in totaal derhalve € 4.104,00) en
in reconventietot betaling van € 1.126,00 (2 punten tarief II, à € 563,00) aan salaris advocaat.
Inzake de wettelijke rente en de nakosten zal worden beslist als na te melden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie5.1. wijst af het gevorderde,
5.2.
veroordeelt Witran in de proceskosten, deze aan de zijde van Terhagen c.s. tot op heden begroot op € 4.104,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na de dagtekening van dit vonnis,
5.3.
verklaart het vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
veroordeelt Witran tot betaling aan Terhagen van € 9.075,-, dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de vervaldata van de desbetreffende facturen tot aan de dag der algehele voldoening, en tevens te vermeerderen met € 750,- aan buitengerechtelijke kosten,
5.5.
beveelt Witran om haar jaarstukken en/of gevoerde administratie over de
kalenderjaren 2016, 2017, 2018, 2019 en de maanden januari tot en met juni 2020 open te leggen, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,000 aan
Terhagen c.s. voor elke dag of gedeelte daarvan Witran geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met het hiervoor gegeven bevel, tot het maximum aan in dit verband te verbeuren dwangsommen van € 50.000,00 is bereikt,
5.6.
verklaart voor recht dat Witran aan Terhagen over de kalenderjaren 2016, 2017, 2018, 2019 en de maanden januari tot en met juni 2020 0.0275% van de brutomarge verschuldigd is, zoals deze volgt uit de opengelegde jaarstukken en/of administratie,
5.7.
veroordeelt Witran te veroordelen tot betaling aan Terhagen van 0.0275% van de brutomarge over de kalenderjaren 2016, 2017, 2018, 2019 en de maanden januari tot en met juni 2020, zoals deze blijkt uit de opengelegde jaarstukken en/of administratie,
5.8.
gebiedt Witran en alle aan haar gelieerde personen en rechtspersonen om het gebruik in het economisch verkeer van de formule ‘ [domeinnaam 2] ’ in al haar onderdelen te staken en gestaakt te houden, daaronder
medete begrijpen het staken van het gebruik in het economisch verkeer van ‘ [domeinnaam 1] ’, en andere daarmee overeenstemmende namen, als naam voor de onderneming, als domeinnaam, op de verhuurwebsite en als naam op ten behoeve van de onderneming te gebruiken logo’s,
en verbiedt Witran en alle aan haar gelieerde personen en rechtspersonen om de domeinnaam ‘ [domeinnaam 1] ’ te verkopen en over te dragen aan (een) derde(n),
dit een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,000 aan
Terhagen c.s. voor elke dag of gedeelte daarvan dat Witran en/of een aan Witran gelieerde persoon of rechtspersoon geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met de hiervoor gegeven verboden en/of geboden, tot het maximum aan in dit verband te verbeuren dwangsommen van € 200.000,00 is bereikt,
5.9.
verklaart voor recht dat Witran aansprakelijk is voor de door Terhagen c.s. geleden
schade als gevolg van de tekortkomingen van Witran in verband met het door deze laatste niet-gerespecteerde einde van de overeenkomst in de periode vanaf 30 juni 2020,
5.10.
veroordeelt Witran tot vergoeding van de onder 5.9. bedoelde schade, deze schade op te maken bij staat,
5.11.
veroordeelt Witran in de proceskosten, deze aan de zijde van Terhagen c.s. tot op heden begroot op € 1.126,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na de dagtekening van dit vonnis,
5.12.
veroordeelt Witran in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Witran niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.13.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen onder 5.4., 5.5, 5.7., 5.8. en 5.10. tot en met 5.12. uitvoerbaar bij voorraad,
5.14.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens en in het openbaar uitgesproken op
16 november 2022.