ECLI:NL:RBLIM:2022:9186

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
C/03/293355 / HA ZA 21-314
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de legitieme portie in erfrechtelijke procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 16 november 2022 vonnis gewezen in de zaak tussen eiser en gedaagde, waarbij de legitieme portie van eiser werd vastgesteld. Eiser, die zonder advocaat procedeerde, had eerder een advocaat, mr. Z.C.E. Houben, die zich op 2 februari 2022 had onttrokken. Gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. V.C.C. Luijten. De procedure volgde op een tussenvonnis van 24 augustus 2022, waarin gedaagde de gelegenheid kreeg om bewijsstukken in te brengen die relevant waren voor de vaststelling van de legitieme portie van eiser. Gedaagde heeft verschillende bewijsstukken overgelegd, waaronder bankafschriften en informatie over hypotheekschulden. De rechtbank heeft deze stukken beoordeeld en vastgesteld dat de legitieme portie van eiser € 5.033,99 bedraagt. Tevens werd verklaard dat deze legitieme portie opeisbaar wordt bij het overlijden van gedaagde. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken door rechter I.M. Etman.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/293355 / HA ZA 21-314
Vonnis van 16 november 2022 (in de hoofdzaak)
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
thans zonder advocaat (mr. Z.C.E. Houben heeft zich op 2 februari 2022 onttrokken),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. V.C.C. Luijten.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 augustus 2022,
  • de akte overlegging producties van [gedaagde] met producties 17 tot en met 19.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
[gedaagde] is bij tussenvonnis van 24 augustus 2022 (hierna: het tussenvonnis) in de gelegenheid gesteld om nadere bewijsstukken in het geding te brengen, die van belang zijn voor de vaststelling van de legitieme portie van [eiser] (zie r.o. 4.14, 4.20 en 4.21 van het tussenvonnis).
2.2.
[gedaagde] heeft bij akte van 21 september 2022 de volgende bewijsstukken in het geding gebracht:
  • bewijs saldo bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] (betaalrekening) op 8 juli 2019 (productie 17),
  • bewijs saldo bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] (betaalrekening) op 8 juli 2019 (productie 18),
  • bewijs saldo hypotheekschuld op 8 juli 2019 (productie 19).
R.o. 4.14. van het tussenvonnis van 24 augustus 2022: [rekeningnummer 2] (bonusrekening)
2.3.
De rechtbank stelt vast dat de door [gedaagde] bij akte overgelegde productie 18 identiek is aan de reeds bij conclusie van antwoord in de hoofdzaak overgelegde productie 14, die ziet op
betaalrekening [rekeningnummer 2] . De waarde van die betaalrekening, en het aandeel daarin van erflater, is door de rechtbank op basis van productie 14 reeds vastgesteld in r.o. 4.19. van het tussenvonnis. Het ging in r.o. 4.14. van het tussenvonnis, waarin [gedaagde] in de gelegenheid werd gesteld om een bewijsstuk van het saldo van de rekening met nummer [rekeningnummer 2] in het geding te brengen, om de
bonusrekening en niet om de betaalrekening. De rechtbank ziet, gelet op het feit dat er geen aanwijzingen zijn dat de waarde die voormelde bonusrekening vertegenwoordigt op 8 juli 2019 in grote mate zou afwijken van hetgeen staat vermeld in de als productie 13 bij conclusie van antwoord ingebrachte aangifte inkomstenbelasting 2019, aanleiding om van de daarin vermelde waarde uit te gaan bij het bepalen van het saldo op 8 juli 2019. Deze waarde bedroeg immers zowel op 1 januari 2019 als op 31 december 2019 € 1,- (positief). De waarde van de bonusrekening met nummer [rekeningnummer 2] zal daarom per 8 juli 2019 eveneens op € 1,- worden vastgesteld. Het aandeel van erflater bedraagt de helft van dit bedrag, oftewel € 0,50. Met dit bedrag zal hierna bij het berekenen van de legitieme portie, onder het kopje “De waarde van de goederen van de nalatenschap” rekening worden gehouden.
R.o. 4.20. van het tussenvonnis van 24 augustus 2022: [rekeningnummer 1]
2.4.
Blijkens het als productie 17 bij akte door [gedaagde] overgelegde bankafschrift bedraagt het saldo van de betaalrekening met nummer [rekeningnummer 1] op 8 juli 2019 € 423,56 (negatief). Het aandeel van erflater in de schuld aan de bank bedroeg derhalve de helft van dit bedrag, oftewel € 211,78. Met dit bedrag zal hierna bij het berekenen van de legitieme portie, onder het kopje “De in aanmerking te nemen schulden van de nalatenschap” rekening worden gehouden.
R.o. 4.21. van het tussenvonnis van 24 augustus 2022: de hypotheekschuld
2.5.
Blijkens de als productie 19 door [gedaagde] overgelegde brief van BLG Wonen bedraagt de waarde van leningdeel 1 per 8 juli 2019 € 63.661,61 en de waarde van leningdeel 2 € 14.032,67. Tezamen dus € 77.694,28. Het aandeel van erflater in de schuld aan BLG Wonen bedroeg derhalve op 8 juli 2019 de helft van dit bedrag, oftewel € 38.847,14. Met dit bedrag zal hierna bij het berekenen van de legitieme portie, onder het kopje “De in aanmerking te nemen schulden van de nalatenschap” rekening worden gehouden.
De berekening van de legitieme portie
2.6.
De totale legitimaire massa dient, gelet op hetgeen in het tussenvonnis reeds is overwogen, alsmede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, als volgt te worden vastgesteld.
De waarde van de goederen van de nalatenschap
  • De woning + de berging € 64.500,00 (r.o. 4.10. tussenvonnis)
  • Bonusrekening [rekeningnummer 2] € 0,50 (r.o. 2.3. dit vonnis)
  • Inboedel nihil
Totaal € 64.500,50
De in aanmerking te nemen schulden van de nalatenschap
  • Kosten uitvaart € 5.097,15 (r.o. 4.18. tussenvonnis)
  • [rekeningnummer 2] (betaalrekening) € 208,49 (r.o. 4.19. tussenvonnis)
  • [rekeningnummer 1] € 211,78 (r.o. 2.4. dit vonnis)
  • De hypotheekschuld
Totaal € 44.364,56
Saldering van hetgeen hiervoor is weergegeven, levert een bedrag op van € 20.135,94 aan legitimaire massa.
2.7.
De legitieme portie van [eiser] bedraagt dus: ¼ x € 20.135,94 = € 5.033,99
(r.o. 4.6 tussenvonnis). De rechtbank zal de legitieme portie van [eiser] daarom vaststellen op dit bedrag.
2.8.
De rechtbank zal voorts voor recht verklaren dat deze legitieme portie opeisbaar wordt bij het overlijden van LijnzaatSnoek.
2.9.
De proceskosten zullen vanwege de familierelatie tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de legitieme portie van [eiser] € 5.033,99 bedraagt,
3.2.
verklaart voor recht dat de legitieme portie van [eiser] opeisbaar wordt bij het overlijden van [gedaagde] ,
3.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CB