Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 augustus 2022,
- de akte overlegging producties van [gedaagde] met producties 17 tot en met 19.
2.De verdere beoordeling
- bewijs saldo bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] (betaalrekening) op 8 juli 2019 (productie 17),
- bewijs saldo bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] (betaalrekening) op 8 juli 2019 (productie 18),
- bewijs saldo hypotheekschuld op 8 juli 2019 (productie 19).
betaalrekening [rekeningnummer 2] . De waarde van die betaalrekening, en het aandeel daarin van erflater, is door de rechtbank op basis van productie 14 reeds vastgesteld in r.o. 4.19. van het tussenvonnis. Het ging in r.o. 4.14. van het tussenvonnis, waarin [gedaagde] in de gelegenheid werd gesteld om een bewijsstuk van het saldo van de rekening met nummer [rekeningnummer 2] in het geding te brengen, om de
bonusrekening en niet om de betaalrekening. De rechtbank ziet, gelet op het feit dat er geen aanwijzingen zijn dat de waarde die voormelde bonusrekening vertegenwoordigt op 8 juli 2019 in grote mate zou afwijken van hetgeen staat vermeld in de als productie 13 bij conclusie van antwoord ingebrachte aangifte inkomstenbelasting 2019, aanleiding om van de daarin vermelde waarde uit te gaan bij het bepalen van het saldo op 8 juli 2019. Deze waarde bedroeg immers zowel op 1 januari 2019 als op 31 december 2019 € 1,- (positief). De waarde van de bonusrekening met nummer [rekeningnummer 2] zal daarom per 8 juli 2019 eveneens op € 1,- worden vastgesteld. Het aandeel van erflater bedraagt de helft van dit bedrag, oftewel € 0,50. Met dit bedrag zal hierna bij het berekenen van de legitieme portie, onder het kopje “De waarde van de goederen van de nalatenschap” rekening worden gehouden.
- De woning + de berging € 64.500,00 (r.o. 4.10. tussenvonnis)
- Bonusrekening [rekeningnummer 2] € 0,50 (r.o. 2.3. dit vonnis)
- Inboedel nihil
- Kosten uitvaart € 5.097,15 (r.o. 4.18. tussenvonnis)
- [rekeningnummer 2] (betaalrekening) € 208,49 (r.o. 4.19. tussenvonnis)
- [rekeningnummer 1] € 211,78 (r.o. 2.4. dit vonnis)
- De hypotheekschuld
(r.o. 4.6 tussenvonnis). De rechtbank zal de legitieme portie van [eiser] daarom vaststellen op dit bedrag.