ECLI:NL:RBLIM:2022:9161

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
ROE 21/69
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het bouwen van een berging en bijgebouwen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning die was verleend voor het verbouwen van een bijgebouw en het bouwen van een berging. Eiser, die bezwaar had gemaakt tegen de vergunning, stelde dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan en dat er sprake was van een evidente privaatrechtelijke belemmering. De rechtbank oordeelde dat de vergunninghouder een omgevingsvergunning had aangevraagd voor het bouwen van een berging en het verbouwen van bijgebouwen, en dat de vergunninghouder zich aan de regels had gehouden. De rechtbank concludeerde dat de vergunning terecht was verleend, ondanks de bezwaren van eiser. Eiser had aangevoerd dat de bouwtekeningen niet overeenkwamen met de werkelijke situatie en dat zijn woongenot werd aangetast. De rechtbank oordeelde echter dat er geen evident privaatrechtelijke belemmering was en dat de vergunninghouder zich aan de geldende regels had gehouden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank wees op de mogelijkheid voor eiser om handhavend op te treden indien de vergunninghouder in strijd met de vergunning zou bouwen.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/69

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vaals, verweerder

(gemachtigde: mr. T.J.G. Keulders).
Als derde-partij (vergunninghouder) heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghouder], te [woonplaats]
(gemachtigde: mr. M.E. Cuppen).

Procesverloop

Bij besluit van 16 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van het achtergelegen bijgebouw en het oprichten van een nieuw bijgebouw aan de straatzijde op het perceel [adres 1] te [woonplaats] .
Bij besluit van 1 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser -gedeeltelijk- gegrond verklaard en vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een berging aan de straatzijde en het verbouwen van de achter [adres 1] gelegen bestaande bijbehorende bouwwerken, waarbij een sauna/jacuzziruimte wordt gerealiseerd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2022. Eiser is verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam] .
Vergunninghouder is verschenen bijgestaan door haar echtgenoot en haar gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding.
1. Vergunninghouder heeft op 5 februari 2020 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een berging/stalling aan de straatzijde en het deels verbouwen van de bijgebouwen aan de achterzijde (sauna/jacuzzi) op het perceel [adres 1] te [woonplaats] . Vergunninghouder exploiteert op deze locatie een Bed & Breakfast (B&B). Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit ‘bouwen van een bouwwerk’ (het bouwen van een berging en het verbouwen van de achter [adres 1] gelegen bestaande bijbehorende bouwwerken) en voor de activiteit ‘handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening’ (voor wat betreft: de oppervlakte bijbehorende bouwwerken en maximale goothoogte bijbehorende bouwwerken).
2. Verweerder stelt zich op het standpunt -kort weergegeven- dat de berging in het verlengde ligt van de voorgevelrooilijn, dat het maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte niet wordt overschreden en dat de stadsbouwmeester heeft aangegeven (stedenbouwkundig) met het plan te kunnen instemmen. Met betrekking tot de sauna/jacuzziruimte stelt verweerder dat sprake is van een uitbreiding van de woning die uit meerdere bouwlagen bestaat, welke de bouw- en goothoogte van de woning niet overschrijden. Het stedenbouwkundig beeld wordt, volgens verweerder, niet aangetast. Gezien de bestemming van het perceel (‘Wonen’) wordt het gebruik als sauna/jaccuzziruimte passend geacht voor het woon- en leefklimaat ter plaatse.
3. Eiser voert in beroep aan -kort samengevat- dat het bestreden besluit is genomen op basis van tekeningen, die niet overeenkomen met de werkelijke situatie van vóór de verbouwing/aanbouw. Verweerder heeft, volgens eiser, onvoldoende rekening gehouden met zijn eigendomsrecht en woongenot. Voorts is sprake van het gedogen door verweerder van een balkon/terras zonder de vereiste toestemming. Bovendien handhaaft verweerder volgens eiser ten onrechte niet op het storten van (deels) licht vervuilde grond ten behoeve van het zonder toestemming plaatsen van een keermuur.
Omvang van het geding.
4. Onderhavig perceel is gelegen in het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2013’ met de bestemming ‘Wonen’ en de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie 2’. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met voormeld bestemmingsplan, omdat de maximaal toegestane oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken van 75m2 wordt overschreden en omdat de maximale goothoogte van 3 meter voor bijbehorende bouwwerken wordt overschreden.
Wettelijk kader.
5. De rechtbank verwijst voor wat betreft het relevante wettelijke- en beleidskader naar de bijlage bij deze uitspraak.
De aanbouw van een balkon/terras.
6. Over eisers beroepsgrond dat verweerder ten onrechte het aanbouwen door vergunninghouder van een balkon/terras op het perceel [adres 1] gedoogt, overweegt de rechtbank dat de aanbouw van een balkon/terras, blijkens de vergunning tekening (bijlage bij het bestreden besluit), geen onderdeel (meer) uitmaakt van onderhavige aanvraag om een omgevingsvergunning en dus ook niet is vergund. Dit betekent dat de rechtbank in deze procedure de aanbouw van een balkon/terras niet kan beoordelen. De rechtbank heeft dit ter zitting met eiser besproken en eiser heeft vervolgens deze beroepsgrond ingetrokken.
Het plaatsen van een keermuur en het storten van vervuilde grond door vergunninghouder.
7. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet handhaaft op het storten van vervuilde grond op de tuin grenzende aan [adres 2] en het zonder toestemming plaatsen van een keermuur op de muur van het atelier behorende bij zijn appartement door vergunninghouder.
8. De rechtbank stelt vast dat de keermuur niet is aangevraagd en dat hiervoor ook geen vergunning is verleend door verweerder. De keermuur valt derhalve buiten de omvang van het geding. Met betrekking tot het storten van (vervuilde) grond heeft verweerder meegedeeld in zijn verweerschrift van 23 februari 2021 dat bodemonderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit betreft echter een separate procedure.
9. Naar aanleiding van de bespreking ter zitting van het vorenstaande heeft eiser ook deze beroepsgrond ingetrokken.
Inbreuk op het eigendomsrecht van eiser ?
10. Eiser stelt dat sprake is van een (evidente) privaatrechtelijke belemmering, omdat door vergunninghouder (deels) op zijn perceel (muur) wordt gebouwd.
11. Op grond van vaste jurisprudentie [1] is voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in de weg staat, slechts aanleiding wanneer deze belemmering een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit. Een privaatrechtelijke belemmering is pas evident in de hiervoor bedoelde zin, indien zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat voor de realisering van een bouwwerk de toestemming van een ander is vereist en die ander die toestemming niet geeft en niet hoeft te geven.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in deze zaak niet zonder onderzoek is vast te stellen dat het bouwplan is voorzien op een muur, of muren, die volledig bij eiser in eigendom zijn. De kadastrale meting van september 2020 ziet niet op de perceelsgrens waar de betreffende muur is gelegen, zodat op basis daarvan in elk geval niet kan worden vastgesteld van wie de muur is. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat niet is gebleken dat sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering die aan de verlening van de omgevingsvergunning in de weg staat.
Aantasting van het woongenot van eiser ?
13. Met betrekking tot eisers stelling dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn woongenot overweegt de rechtbank dat eiser ter zitting heeft verklaard dat hij niet wordt belemmerd in zijn uitzicht door de hoogte van de sauna/jaccuzziruimte en dat in zoverre zijn woongenot dan ook niet wordt aangetast. Voorts is de rechtbank niet gebleken dat op enige (andere) manier sprake zou zijn van een aantasting van eisers woon- en leefklimaat. Eisers stelling ter zitting dat hij het principieel niet eens is met de bouwhoogte van de sauna/jaccuzziruimte levert geen aantasting op van zijn woongenot.
Zijn de bouwtekeningen onjuist ?
14. Over eisers stelling dat verweerder zijn beslissingen heeft genomen op grond van tekeningen die niet overeenkomen met de werkelijke situatie ter plaatse overweegt de rechtbank het volgende.
15. Op grond van vaste jurisprudentie [2] is bij de beoordeling door verweerder van een bouwplan de aanvraag met de daarbij behorende bouwtekeningen leidend, waarbij dit bouwplan en niet de feitelijke situatie moet worden beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat eiser zijn stelling dat de ‘vergunning-tekening’ niet juist zou zijn niet heeft onderbouwd. Het is de rechtbank ook niet gebleken dat deze ‘vergunning-tekening’ niet zou kloppen. Dit betekent dat verweerder de omgevingsvergunning terecht heeft gebaseerd op deze ‘vergunning-tekening’. Indien eiser van mening is dat door vergunninghouder wordt gebouwd in afwijking van voormelde tekening dan kan hij verweerder verzoeken daartegen handhavend op te treden. Het vorenstaande geldt zowel voor de tekeningen inzake de nieuwe/gewenste situatie, als voor de tekeningen inzake de oude/bestaande situatie.
Conclusie.
16. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat ten gevolge van het bouwplan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van eisers woonsituatie/woongenot. Dit betekent dat verweerder op grond van zijn Beleidsregel een omgevingsvergunning kon verlenen voor het bouwplan in afwijking van het bestemmingsplan. De rechtbank is ook niet gebleken van een andere reden waarom het besluit niet in stand kan blijven. Het beroep van eiser is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Krens (voorzitter) en mr. J.M.E. Kessels, en
mr. G. Leijten, leden, in aanwezigheid van mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2022
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 18 november 2022

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: relevante wettelijke- en beleidsregels.
Ingevolge artikel 14.2.2, onder a en b, van de planregels van het bestemmingsplan mag het gezamenlijk oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw maximaal 75 m2 bedragen en bedraagt de maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken 3 meter.
Op grond van de Beleidsregel Buitenplanse Afwijkingsmogelijkheden Gemeente Vaals 2017 (Beleidsregel) is een planologische afwijking van het bestemmingsplan mogelijk:
Artikel 3.1 van de Beleidsregel: Afwijking bijbehorend bouwwerk bij woningen:
Een afwijking voor bijbehorende bouwwerken (of de uitbreiding daarvan) bij woningen is toegestaan, met dien verstande dat:
1. Het bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding daarvan achter of in het verlengde van de
voorgevelrooilijn wordt gebouwd;
2. De bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding daarvan maximaal 5 meter bedraagt en de goothoogte maximaal 3,30 meter bedraagt, tenzij:
a. het bijbehorend bouwwerk een uitbreiding van de woning betreft die uit meerdere
bouwlagen bestaat, of wanneer bij het hoofdgebouw een tweede bouwlaag wordt
gebouwd op een reeds bestaande bouwlaag. Voor dergelijke bijbehorende bouwwerken
geldt dat de bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw niet overschreden mag worden
en het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig mag worden aangetast.
b. het een stallingsruimte (niet zijnde een garage) betreft, waarbij het gebruik van het
bijbehorend bouwwerk of de terreinomstandigheden zodanig specifiek zijn dat een hogere
bouw- en goothoogte noodzakelijk wordt geacht, en waarbij het stedenbouwkundig beeld
niet wordt aangetast;
3. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken maximaal 180 m² bedraagt, waarbij het achtererfgebied voor maximaal 50% bebouwd mag zijn;
4. De afstand van het bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding daarvan tot aan het openbaar
toegankelijk gebied minimaal 1 meter bedraagt;
5. In afwijking van het bepaalde in 3.1.3 kan een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 225 m2 aan bijbehorende bouwwerken bij een woning (woonbestemming) worden toegestaan, mits:
b) de uitbreiding niet meer bedraagt dan 20% van het meerdere als bedoeld onder 3.1.5 a,
en de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken na uitbreiding in totaal niet meer
bedraagt dan 225 m2, waarbij het achtererfgebied voor maximaal 50% bebouwd mag zijn.
Artikel 15.1 van de Beleidsregel: Een planologische afwijkingsmogelijkheid kan alleen verleend worden, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de woonsituatie (woon- en leefklimaat op het perceel en/of de directe omgeving);
- de verkeersveiligheid, (o.a. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het
verkeer of een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte);
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- privaatrechtelijke verhoudingen;
- het straat- en bebouwingsbeeld c.q. de stedenbouwkundige samenhang, en;
- het verlenen van de afwijking niet in strijd is met gemeentelijk beleid.
In artikel 1 van de Beleidsregel is beschreven welke factoren bepalend zijn voor het antwoord op de vraag, of een bepaalde aanvraag als ‘passend binnen het straat- en bebouwingsbeeld’ kan worden aangemerkt. Van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang is verder sprake als de bebouwingskarakteristiek en/of de karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 oktober 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3504).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van …