3.3Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1, 2 en 3:
In de nacht van 19 oktober 2021 reed politieagent [slachtoffer 3] als bestuurder in een opvallend dienstvoertuig. Zijn collega [slachtoffer 4] zat als bijrijder in de auto. Omstreeks 02:28 uur zagen zij in Venlo een bestelbus, Mercedes Sprinter, rijden. Nadat werd geconstateerd dat de bestuurder van de bestelbus door rood reed, werd de achtervolging ingezet. De bestuurder van de Mercedes is op de vlucht geslagen en uiteindelijk naar Herten gereden. Bij de achtervolging waren uiteindelijk meerdere politievoertuigen betrokken.
Ook politieagent [slachtoffer 5] heeft zich op enig moment in een opvallend dienstvoertuig bij de achtervolging gevoegd en is uiteindelijk als eerste voertuig achter de bestelbus gaan rijden. Er werd met een snelheid gereden die veel hoger was dan de aldaar toegestane maximale snelheid. De bestelbus reed het Julianaplein te Herten op. Uit het niets remde de bestelbus daar hard en kwam tot stilstand. [slachtoffer 5] moest een noodstop maken en kwam op een afstand van zo’n tien meter van de bestelbus tot stilstand. Direct daarna zag [slachtoffer 5] dat de achteruitrijlichten van de bestelbus gingen branden. Hij hoorde een hard ronkend geluid van de motor van de bestelbus. De bestelbus reed vervolgens met hoge snelheid achteruit, richting het dienstvoertuig waarin [slachtoffer 5] zat. De bestelbus ramde zonder te remmen de voorzijde van het dienstvoertuig. De motorkap van het dienstvoertuig schoot omhoog en klapte tegen de voorruit. De politieauto was total loss. De bestelbus reed daarna met hoge snelheid weg.
[slachtoffer 3] zag dat op het Julianaplein een dienstvoertuig stond, waarvan de motorkap in een driehoek stond. [slachtoffer 3] heeft de achtervolging, als eerstvolgend voertuig, hervat. Op de Oolderweg te Herten stopte de bestelbus opnieuw.[slachtoffer 3] stopte het dienstvoertuig op zo’n 20 à 30 meter van de bestelbus.Hij zag dat de achteruitrijlichten van de bestelbus gingen branden en dat de bestelbus achteruit reed. [slachtoffer 3] hoorde een harde klap. Zijn dienstvoertuig werd achteruit geduwd.
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat de bestuurder van de bestelbus zijn voertuig in de achteruit zette. De bestuurder gaf flink gas en reed vervolgens met hoge snelheid op het dienstvoertuig af. Er volgde een klap en het dienstvoertuig schoot achteruit.
De bestelbus reed weer weg en de politie zette de achtervolging in.De bestelbus stopte vervolgens opnieuw op de Broekstaat.[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben gerelateerd dat wederom de achteruitrijlichten aan gingen. De bestelbus reed achteruit en reed tegen het dienstvoertuig aan, waardoor de motorkap van laatstgenoemd voertuig in een driehoek kwam te staan. Het voertuig werd door de klap naar achter geduwd.[slachtoffer 4] heeft verklaard dat de verdachte op zo’n afstand van 30 meter achteruit reed.Het politievoertuig was total loss.
De achtervolging werd voortgezet door politieagent [slachtoffer 1] , die samen met zijn collega [slachtoffer 2] in een opvallend dienstvoertuig reed. Op de Holleweg te Herten reden zij als eerste achter de bestelbus.[slachtoffer 1] heeft verklaard dat er harder werd gereden dan de toegestane maximum snelheid. Op de kruising van de Holleweg met de Tramweg kwam de bestelbus uit het niets tot stilstand. [slachtoffer 1] vermoedt dat de bestuurder van de bestelbus aan de handrem heeft getrokken, omdat de remlichten niet aan gingen. Eerder waren deze remlichten wel te zien. Ondanks dat [slachtoffer 1] vol remde, kon hij een botsing met de bestelbus niet voorkomen.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat de bestelbus plotseling remde en dat er geen remlichten te zien waren. Een aanrijding kon niet worden voorkomen. Er volgde een flinke klap. Als gevolg van de botsing klapten de airbags uit.Ook dit politievoertuig was total loss.
Alle drie de total loss gereden politievoertuigen zijn van het merk en type VW Touran.Verbalisant [slachtoffer 5] relateert dat volgens een RDW bevraging de rijklare massa van de Mercedes Sprinter 2500 kilo was en de rijklare massa van de VW Touran 1600 kilo.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de bestuurder van de Mercedes Sprinter was en dat hetgeen de politieagenten hebben beschreven in hun verklaringen klopt,met uitzondering van het trekken aan de handrem op de kruising Holleweg/Tramweg. Hij heeft verklaard dat toen hij een stopteken van de politie kreeg, hij alleen nog maar wilde vluchten. Hij was bang terug te moeten keren naar de gevangenis.
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat tijdens de achtervolging van de bestelbus waarin de verdachte reed, er meerdere botsingen plaatsvonden tussen de door de verdachte bestuurde bestelbus en diverse politievoertuigen. Deze botsingen vonden plaats doordat de verdachte is gestopt en vervolgens achteruit met de achterzijde van de bestelbus tegen politievoertuigen is gereden. Ook heeft de verdachte een keer plotseling geremd, als gevolg waarvan een achtervolgend politievoertuig tegen de achterzijde van de bestelbus is gereden. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat de verklaringen zoals die door de verbalisanten zijn afgelegd, kloppen, met uitzondering van het aan de handrem trekken om op die manier een botsing te veroorzaken. De rechtbank is echter van oordeel dat het plotseling remmen door aan de handrem te trekken, zoals ten laste gelegd onder feit 1, wel degelijk bewezen kan worden. De verdachte heeft namelijk verklaard dat hij wilde vluchten. Uit zijn rijgedrag blijkt ook dat hij heeft geprobeerd ervoor te zorgen dat politieagenten de achtervolging moesten staken, door de voertuigen waarin zij reden schade toe te brengen. Het aan de handrem trekken, waardoor de bestelbus plotseling tot stilstand kwam, past in dit beeld en is ook aannemelijk nu de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geen remlichten hebben waargenomen, terwijl zij eerder wel remlichten zagen, en de door de verdachte bestuurde bestelbus plotseling tot stilstand kwam. Bij gebruik van de handrem lichten de remlichten niet op. Kennelijk wilde de verdachte er op die manier voor zorgen dat de verbalisanten niet konden anticiperen op het plotselinge remmen door de verdachte en dus tegen de bestelbus zouden botsen. Voorts vindt de verklaring van verdachte dat hij wel moest stoppen omdat het een doodlopende weg bleek te zijn, weerlegging in de bevindingen van de verbalisanten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en Reutelingsperger, waaruit volgt dat verdachte, nadat het dienstvoertuig van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op de Mercedes Sprinter was gebotst, doorrijdt.
Onder feit 1 primair is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij door het - kort gezegd - bewust veroorzaken van een botsing, heeft geprobeerd verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Met de officier van justitie en de raadsvrouw, acht de rechtbank dit feit niet bewezen. Niet kan worden vastgesteld dat er door het handelen van de verdachte sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van beide verbalisanten.
De feiten 1 subsidiair, 2 en 3, de pogingen tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, acht de rechtbank wel bewezen. Zij overweegt daartoe dat de verdachte bewust schade aan de politievoertuigen heeft toegebracht, om ervoor te zorgen dat zij de achtervolging moesten staken. Hoewel de afstand en de snelheid waarmee de verdachte heeft gereden, niet objectief zijn vastgesteld, bijvoorbeeld door middel van een Verkeersongevallen Analyse, staat wel vast dat de drie politievoertuigen als gevolg van de botsingen total loss waren. Als gevolg van de botsingen zijn de motorkappen van de politievoertuigen waarin [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zaten, bijna dubbel geklapt. In het politievoertuig waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten, klapten de airbags uit. Dit betekent dat de impact van de botsingen behoorlijk was. De kans dat de verbalisanten daarbij zwaar lichamelijk letsel konden oplopen, is aanmerkelijk. Te meer daar de Mercedes Sprinter waarin verdachte reed zo’n 900 kilo zwaarder was dan de VW Touran waarin de politie reed. De verdachte heeft die kans willens en weten aanvaard. De gedragingen van de verdachte zoals hiervoor reeds omschreven kunnen – in het licht van zijn verklaring dat hij wilde vluchten – naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Feit 4:
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit. Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 27 juli 2022 afgelegd;
het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 oktober 2021, p. 129 en 130.
Feit 5:
De rechtbank acht feit 5 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit. Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 27 juli 2022 afgelegd;
het proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 18 januari 2022, p. 26;
het proces-verbaal van bevindingen (door verbalisant [slachtoffer 3] ) d.d. 19 oktober 2021, p. 41, 42 en 43;
het proces-verbaal van bevindingen (door verbalisant [slachtoffer 4] ) d.d. 19 oktober 2021, p. 49 en 50;
het proces-verbaal van bevindingen (door verbalisant [slachtoffer 1] ) d.d. 19 oktober 2021, p. 54 en 55;
het proces-verbaal van bevindingen (door verbalisant [slachtoffer 2] ) d.d. 19 oktober 2021, p. 56 en 57;
het proces-verbaal van bevindingen (door verbalisant [naam 1] ) d.d. 19 oktober 2021, p. 67 en 68.
het proces-verbaal van bevindingen (door verbalisant [slachtoffer 5] ) d.d. 19 oktober 2021, p. 85, 86 en 87;
het deskundigenrapport, te weten het rapport van [naam 2] d.d. 15 november 2021, p. 154 en 155.
Feit 6:
De rechtbank acht feit 6 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit. Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 27 juli 2022 afgelegd;
het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 oktober 2021, p. 92 en 93.