ECLI:NL:RBLIM:2022:8968

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
03/285014-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens pogingen tot zware mishandeling tegen politieagenten tijdens achtervolging met gestolen voertuig

Op 10 augustus 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere pogingen tot zware mishandeling van politieagenten. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 19 oktober 2021, waarbij de verdachte, rijdend in een gestolen Mercedes Sprinter, op hoge snelheid op politievoertuigen inreed en meerdere botsingen veroorzaakte. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de politieagenten, het vernielen van politievoertuigen, en het schenden van verkeersregels. Tijdens de achtervolging negeerde de verdachte stoptekens en reed hij met een snelheid van ongeveer 170 kilometer per uur, terwijl hij onder invloed van verdovende middelen verkeerde en geen geldig rijbewijs had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de feiten, met uitzondering van de poging tot moord, en legde een gevangenisstraf van 42 maanden op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 10 jaar. De verdachte moet ook de schade aan de politieagenten vergoeden. De rechtbank herroept tevens de voorwaardelijke invrijheidsstelling van de verdachte, die eerder was verleend.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/285014-21
Tegenspraak, na aanhouding verschenen
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1989,
thans gedetineerd in de [naam huis van bewaring] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 juli 2022. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:heeft geprobeerd politieambtenaren [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, dan wel heeft geprobeerd voornoemde politieambtenaren zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 2:heeft geprobeerd politieambtenaren [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 3:heeft geprobeerd politieambtenaar [slachtoffer 5] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 4:politievoertuigen heeft vernield en/of beschadigd;
Feit 5:opzettelijk het verkeer in gevaar heeft gebracht door de verkeersregels in ernstige mate te schenden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, terwijl de verdachte niet beschikte over een rijbewijs en onder invloed was van verdovende middelen;
Feit 6:een Mercedes Sprinter heeft gestolen, dan wel heeft geheeld.
In de tenlastelegging onder feit 5 is de straatnaam Standerdmolen omschreven als Standermolen. Dit betreft een kennelijke verschrijving. De tenlastelegging kan op dit punt verbeterd gelezen worden.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 primair, omdat niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als gevolg van de botsing. De feiten 1 subsidiair, 2 en 3, te weten de pogingen tot zware mishandeling, kunnen wel bewezen worden. De officier van justitie heeft daartoe verwezen naar de verklaringen van de verbalisanten. De verdachte heeft met de door hem bestuurde bestelbus bewust botsingen met politievoertuigen veroorzaakt. Naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten de gedragingen van de verdachte worden aangemerkt als zo zeer gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat hij voorwaardelijk opzet hierop had.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de feiten 4, 5 en 6 bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de feiten 1, 2 en 3. Ten aanzien van feit 1 heeft zij aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte plotseling, zonder enige reden, de bestelbus tot stilstand heeft gebracht om zodoende een aanrijding te veroorzaken. De verdachte moest remmen, omdat hij zich in een doodlopende straat bevond. Nu niet kan worden vastgesteld hoe hard de verdachte heeft gereden en op welke afstand het politievoertuig reed, kan ook niet worden vastgesteld dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood of op zwaar lichamelijk letsel, noch dat de verdachte die aanmerkelijke kans heeft aanvaard.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte met een dusdanig hoge snelheid heeft gereden dat de aanmerkelijke kans bestond dat de politieambtenaren zwaar lichamelijk letsel konden oplopen.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de feiten 4, 5 en 6.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feiten 1, 2 en 3:
In de nacht van 19 oktober 2021 reed politieagent [slachtoffer 3] als bestuurder in een opvallend dienstvoertuig. Zijn collega [slachtoffer 4] zat als bijrijder in de auto. Omstreeks 02:28 uur zagen zij in Venlo een bestelbus, Mercedes Sprinter, rijden. Nadat werd geconstateerd dat de bestuurder van de bestelbus door rood reed, werd de achtervolging ingezet. De bestuurder van de Mercedes is op de vlucht geslagen en uiteindelijk naar Herten gereden. Bij de achtervolging waren uiteindelijk meerdere politievoertuigen betrokken. [2]
Ook politieagent [slachtoffer 5] heeft zich op enig moment in een opvallend dienstvoertuig bij de achtervolging gevoegd en is uiteindelijk als eerste voertuig achter de bestelbus gaan rijden. Er werd met een snelheid gereden die veel hoger was dan de aldaar toegestane maximale snelheid. De bestelbus reed het Julianaplein te Herten op. Uit het niets remde de bestelbus daar hard en kwam tot stilstand. [slachtoffer 5] moest een noodstop maken en kwam op een afstand van zo’n tien meter van de bestelbus tot stilstand. Direct daarna zag [slachtoffer 5] dat de achteruitrijlichten van de bestelbus gingen branden. Hij hoorde een hard ronkend geluid van de motor van de bestelbus. De bestelbus reed vervolgens met hoge snelheid achteruit, richting het dienstvoertuig waarin [slachtoffer 5] zat. De bestelbus ramde zonder te remmen de voorzijde van het dienstvoertuig. De motorkap van het dienstvoertuig schoot omhoog en klapte tegen de voorruit. De politieauto was total loss. De bestelbus reed daarna met hoge snelheid weg. [3]
[slachtoffer 3] zag dat op het Julianaplein een dienstvoertuig stond, waarvan de motorkap in een driehoek stond. [slachtoffer 3] heeft de achtervolging, als eerstvolgend voertuig, hervat. Op de Oolderweg te Herten stopte de bestelbus opnieuw. [4] [slachtoffer 3] stopte het dienstvoertuig op zo’n 20 à 30 meter van de bestelbus. [5] Hij zag dat de achteruitrijlichten van de bestelbus gingen branden en dat de bestelbus achteruit reed. [slachtoffer 3] hoorde een harde klap. Zijn dienstvoertuig werd achteruit geduwd. [6]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat de bestuurder van de bestelbus zijn voertuig in de achteruit zette. De bestuurder gaf flink gas en reed vervolgens met hoge snelheid op het dienstvoertuig af. Er volgde een klap en het dienstvoertuig schoot achteruit. [7]
De bestelbus reed weer weg en de politie zette de achtervolging in. [8] De bestelbus stopte vervolgens opnieuw op de Broekstaat. [9] [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben gerelateerd dat wederom de achteruitrijlichten aan gingen. De bestelbus reed achteruit en reed tegen het dienstvoertuig aan, waardoor de motorkap van laatstgenoemd voertuig in een driehoek kwam te staan. Het voertuig werd door de klap naar achter geduwd. [10] [slachtoffer 4] heeft verklaard dat de verdachte op zo’n afstand van 30 meter achteruit reed. [11] Het politievoertuig was total loss. [12]
De achtervolging werd voortgezet door politieagent [slachtoffer 1] , die samen met zijn collega [slachtoffer 2] in een opvallend dienstvoertuig reed. Op de Holleweg te Herten reden zij als eerste achter de bestelbus. [13] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat er harder werd gereden dan de toegestane maximum snelheid. Op de kruising van de Holleweg met de Tramweg kwam de bestelbus uit het niets tot stilstand. [slachtoffer 1] vermoedt dat de bestuurder van de bestelbus aan de handrem heeft getrokken, omdat de remlichten niet aan gingen. Eerder waren deze remlichten wel te zien. Ondanks dat [slachtoffer 1] vol remde, kon hij een botsing met de bestelbus niet voorkomen. [14]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat de bestelbus plotseling remde en dat er geen remlichten te zien waren. Een aanrijding kon niet worden voorkomen. Er volgde een flinke klap. Als gevolg van de botsing klapten de airbags uit. [15] Ook dit politievoertuig was total loss. [16]
Alle drie de total loss gereden politievoertuigen zijn van het merk en type VW Touran. [17] Verbalisant [slachtoffer 5] relateert dat volgens een RDW bevraging de rijklare massa van de Mercedes Sprinter 2500 kilo was en de rijklare massa van de VW Touran 1600 kilo. [18]
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de bestuurder van de Mercedes Sprinter was en dat hetgeen de politieagenten hebben beschreven in hun verklaringen klopt, [19] met uitzondering van het trekken aan de handrem op de kruising Holleweg/Tramweg. Hij heeft verklaard dat toen hij een stopteken van de politie kreeg, hij alleen nog maar wilde vluchten. Hij was bang terug te moeten keren naar de gevangenis. [20]
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat tijdens de achtervolging van de bestelbus waarin de verdachte reed, er meerdere botsingen plaatsvonden tussen de door de verdachte bestuurde bestelbus en diverse politievoertuigen. Deze botsingen vonden plaats doordat de verdachte is gestopt en vervolgens achteruit met de achterzijde van de bestelbus tegen politievoertuigen is gereden. Ook heeft de verdachte een keer plotseling geremd, als gevolg waarvan een achtervolgend politievoertuig tegen de achterzijde van de bestelbus is gereden. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat de verklaringen zoals die door de verbalisanten zijn afgelegd, kloppen, met uitzondering van het aan de handrem trekken om op die manier een botsing te veroorzaken. De rechtbank is echter van oordeel dat het plotseling remmen door aan de handrem te trekken, zoals ten laste gelegd onder feit 1, wel degelijk bewezen kan worden. De verdachte heeft namelijk verklaard dat hij wilde vluchten. Uit zijn rijgedrag blijkt ook dat hij heeft geprobeerd ervoor te zorgen dat politieagenten de achtervolging moesten staken, door de voertuigen waarin zij reden schade toe te brengen. Het aan de handrem trekken, waardoor de bestelbus plotseling tot stilstand kwam, past in dit beeld en is ook aannemelijk nu de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geen remlichten hebben waargenomen, terwijl zij eerder wel remlichten zagen, en de door de verdachte bestuurde bestelbus plotseling tot stilstand kwam. Bij gebruik van de handrem lichten de remlichten niet op. Kennelijk wilde de verdachte er op die manier voor zorgen dat de verbalisanten niet konden anticiperen op het plotselinge remmen door de verdachte en dus tegen de bestelbus zouden botsen. Voorts vindt de verklaring van verdachte dat hij wel moest stoppen omdat het een doodlopende weg bleek te zijn, weerlegging in de bevindingen van de verbalisanten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en Reutelingsperger, waaruit volgt dat verdachte, nadat het dienstvoertuig van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op de Mercedes Sprinter was gebotst, doorrijdt.
Onder feit 1 primair is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij door het - kort gezegd - bewust veroorzaken van een botsing, heeft geprobeerd verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Met de officier van justitie en de raadsvrouw, acht de rechtbank dit feit niet bewezen. Niet kan worden vastgesteld dat er door het handelen van de verdachte sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van beide verbalisanten.
De feiten 1 subsidiair, 2 en 3, de pogingen tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, acht de rechtbank wel bewezen. Zij overweegt daartoe dat de verdachte bewust schade aan de politievoertuigen heeft toegebracht, om ervoor te zorgen dat zij de achtervolging moesten staken. Hoewel de afstand en de snelheid waarmee de verdachte heeft gereden, niet objectief zijn vastgesteld, bijvoorbeeld door middel van een Verkeersongevallen Analyse, staat wel vast dat de drie politievoertuigen als gevolg van de botsingen total loss waren. Als gevolg van de botsingen zijn de motorkappen van de politievoertuigen waarin [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zaten, bijna dubbel geklapt. In het politievoertuig waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten, klapten de airbags uit. Dit betekent dat de impact van de botsingen behoorlijk was. De kans dat de verbalisanten daarbij zwaar lichamelijk letsel konden oplopen, is aanmerkelijk. Te meer daar de Mercedes Sprinter waarin verdachte reed zo’n 900 kilo zwaarder was dan de VW Touran waarin de politie reed. De verdachte heeft die kans willens en weten aanvaard. De gedragingen van de verdachte zoals hiervoor reeds omschreven kunnen – in het licht van zijn verklaring dat hij wilde vluchten – naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Feit 4:
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit. Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 27 juli 2022 afgelegd;
het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 oktober 2021, p. 129 en 130.
Feit 5:
De rechtbank acht feit 5 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit. Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 27 juli 2022 afgelegd;
het proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 18 januari 2022, p. 26;
het proces-verbaal van bevindingen (door verbalisant [slachtoffer 3] ) d.d. 19 oktober 2021, p. 41, 42 en 43;
het proces-verbaal van bevindingen (door verbalisant [slachtoffer 4] ) d.d. 19 oktober 2021, p. 49 en 50;
het proces-verbaal van bevindingen (door verbalisant [slachtoffer 1] ) d.d. 19 oktober 2021, p. 54 en 55;
het proces-verbaal van bevindingen (door verbalisant [slachtoffer 2] ) d.d. 19 oktober 2021, p. 56 en 57;
het proces-verbaal van bevindingen (door verbalisant [naam 1] ) d.d. 19 oktober 2021, p. 67 en 68.
het proces-verbaal van bevindingen (door verbalisant [slachtoffer 5] ) d.d. 19 oktober 2021, p. 85, 86 en 87;
het deskundigenrapport, te weten het rapport van [naam 2] d.d. 15 november 2021, p. 154 en 155.
Feit 6:
De rechtbank acht feit 6 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit. Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 27 juli 2022 afgelegd;
het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 oktober 2021, p. 92 en 93.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

1.subsidiair

op 19 oktober 2021 te Herten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om ambtenaren gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- als bestuurder van een bedrijfsauto, te weten een bestelbus Mercedes Sprinter, rijdend met een hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan,
- plotseling, met kracht aan de handrem van de door hem bestuurde bestelbus heeft getrokken en de door hem bestuurde bestelbus tot stilstand heeft gebracht, terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in een politievoertuig op korte afstand achter verdachte reden waardoor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met hun politievoertuig vol tegen de door verdachte bestuurde bestelbus botsten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

op 19 oktober 2021 te Herten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om ambtenaren gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een bedrijfsauto, te weten een bestelbus Mercedes Sprinter meermalen met aanzienlijke snelheid en accelererend, achteruit heeft gereden en daarbij is ingereden op het politievoertuig waarin die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich op dat moment bevonden en dit politievoertuig bewust heeft geramd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op 19 oktober 2021 te Herten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ambtenaar gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten [slachtoffer 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een bedrijfsauto, te weten een bestelbus Mercedes Sprinter met aanzienlijke snelheid en accelererend, achteruit heeft gereden en daarbij is ingereden op het politievoertuig waarin die [slachtoffer 5] zich op dat
moment bevond en dit politievoertuig bewust heeft geramd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
op 19 oktober 2021 te Herten en/of elders in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk vier politievoertuigen, toebehorende aan Politie Nederland, heeft vernield of beschadigd;
5.
op 19 oktober 2021 in Nederland als bestuurder van bestelbus, Mercedes Sprinter, daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten:
de Burgemeester van Rijnsingel, Professor Gelissensingel, Tegelseweg, de A73, de Maastrichterweg, de Mussenberg, de Veestraat, de Standerdmolen, de Holleweg, de Tramweg, de Merumerkerkweg, het Julianaplein, de Groene Kruisstraat en de Schoolstraat, opzettelijk, terwijl verdachte niet beschikte over een geldig rijbewijs, zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden, door
- verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994 bevoegde personen niet op te volgen, namelijk door geen gevolg te geven aan het door politieambtenaren gegeven stopteken en
- meermalen door een rood verkeerslicht te rijden en
- zonder noodzaak hard en abrupt remmen op de toerit van de A73 en
- op de A73 met een snelheid van ongeveer 170 kilometer per uur te rijden, en
- over het verdrijvingsvlak en zonder richting aan te geven de afrit richting Linne te nemen en

-binnen de bebouwde kom te rijden met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en

- op rotondes tegen het verkeer in te rijden,

door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, Wegenverkeerswet 1994;

6.
in de periode van 18 tot 19 oktober 2021 te Venlo, een Mercedes Sprinter met kenteken [nummer] , toebehorende aan [naam 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich die weg te nemen bestelbus onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een niet originele elektronische autosleutel.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 subsidiair en 2:
Poging tot zware mishandeling, terwijl het feit werd gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
Feit 3:
Poging tot zware mishandeling, terwijl het feit werd gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Feit 4:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen, meermalen gepleegd
Feit 5:
Overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Feit 6:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden. Ook heeft zij gevorderd aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen voor de duur van 10 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht, bij een bewezenverklaring van de feiten 4, 5 en 6, een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Bij een bewezenverklaring van alle feiten is een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk passend. Als bijzondere voorwaarde kan aan de verdachte een ambulante behandeling worden opgelegd. Mocht later blijken dat een klinische behandeling geïndiceerd is, dan kan dit alsnog worden opgelegd door middel van wijziging van de voorwaarde.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een bestelbus door middel van een gekopieerde sleutel. Op het moment dat hij in deze bus reed en politie tegen kwam, is hij op de vlucht geslagen. Tijdens zijn vlucht heeft hij de nodige verkeersregels aan zijn laars gelapt, terwijl de snelheid flink werd opgevoerd. Hij heeft stoptekens van de politie genegeerd en is met hoge snelheid door woonwijken en smalle straten gereden. De verdachte beschikt niet over een rijbewijs en ten tijde van zijn vlucht was hij fors onder invloed van amfetamine. Bij verdachte is 380 microgram amfetamine per liter bloed gemeten, terwijl een grenswaarde geldt van 50. Voor de verdachte telde maar één ding: ontkomen aan de politie. Toen hij in Venlo de A73 opreed richting het zuiden, deed de verdachte reeds een zogenaamde ‘remtest’. Verbalisant [slachtoffer 3] , de bestuurder van het achtervolgende politievoertuig kon een aanrijding nog maar ternauwernood voorkomen. Vervolgens heeft de verdachte, eenmaal in Herten gearriveerd, deels met dezelfde werkwijze nog een aantal keren met opzet een botsing met achtervolgende politievoertuigen veroorzaakt, met als resultaat dat drie politievoertuigen total loss zijn verklaard. Nog veel erger is dat hij daarbij bewust het risico nam dat de politieagenten in die auto’s ernstig letsel zouden oplopen. De desbetreffende politieagenten hebben aangegeven dat zij doodsangsten hebben uitgestaan tijdens de achtervolging en op het moment dat de verdachte de botsingen veroorzaakte. Het voorval heeft de nodige impact op hun dagelijkse werkzaamheden gehad.
Naast het gevaar waarin hij de achtervolgende politieagenten heeft gebracht, heeft verdachte bij zijn vlucht de algemene verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Hij reed onder andere veel te hard en negeerde een aantal keer een rood stoplicht. Het is een geluk dat op dat moment geen andere weggebruikers het pad van de verdachte hebben gekruist.
De verdachte heeft een uitgebreid strafblad. De bewezenverklaarde feiten werden gepleegd terwijl de verdachte voorwaardelijk in vrijheid was gesteld voor straffen die aan hem werden opgelegd, onder andere voor soortgelijke feiten. Kennelijk heeft de verdachte weinig geleerd van deze straf en het heeft hem er ook niet van weerhouden om opnieuw in de fout te gaan. In het reclasseringsrapport van 15 juli 2022 wordt aangegeven dat de verdachte inmiddels een verbeterd zelfinzicht heeft en oprecht niet meer wil recidiveren. Er lijkt sprake van onmacht. Een eerder aan de verdachte opgelegde ambulante behandeling, gekoppeld aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling, is niet van de grond gekomen. De reclassering heeft in haar rapport vermeld dat de psychische problemen van de verdachte dermate ernstig zijn dat thans een klinische behandeling geïndiceerd is. Voor oplegging van een klinische behandeling is echter nieuw onderzoek door het NIFP nodig. Dit zou leiden tot vertraging van het strafproces. Dat acht de rechtbank niet wenselijk. Te meer daar de rechtbank een langdurige gevangenisstraf zal opleggen en een klinische behandeling in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling als voorwaarde kan worden gesteld.
Gelet op de ernst van de feiten en gelet op de recidive, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een aanzienlijke gevangenisstraf aan de orde is. De officier van justitie heeft haar vordering op geen enkele wijze onderbouwd. De rechtbank acht de gevorderde straf enigszins te hoog in vergelijking met de straffen die in soortgelijke zaken werden opgelegd. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden passend, Daarbij rekent zij voor de feiten 1, 2 en 3 12 maanden per feit en voor de overige feiten gezamenlijk 6 maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
Nu de verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar heeft gebracht, zal de rechtbank tevens een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Voor de feiten waarbij de verkeersveiligheid in gevaar is gebracht (feiten 1 subsidiair, 2, 3 en 5) zal de rechtbank voor elk feit een ontzegging van 2,5 jaar opleggen, waardoor de totale duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid 10 jaren bedraagt.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De volgende benadeelde partijen hebben zich met een vordering tot schadevergoeding in het strafproces gevoegd:
- [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , beiden met een vordering van € 956,- aan immateriële schade;
- [slachtoffer 5] met een vordering van € 1.614,28 aan materiële schade (€ 1.196,- aan kosten huishoudelijke hulp en € 418,28 aan kosten verlies zelfwerkzaamheid) en € 1.000,- aan immateriële schade;
- [slachtoffer 1] met een vordering van € 1.100,- aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen betreffende de immateriële schade integraal toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. De vordering tot vergoeding van materiële schade van [slachtoffer 5] acht zij onvoldoende onderbouwd, reden waarom zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelden [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er geen sprake was van “vol inrijden op”. Niet is gebleken van een harde aanrijding. Ook is het gevorderde bedrag niet onderbouwd. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vorderingen te matigen tot € 500,-.
De vordering van [slachtoffer 5] dient gematigd te worden voor wat betreft de gevorderde immateriële schade tot € 500,-, aangezien de vordering ziet op twee incidenten, terwijl maar één incident ten laste is gelegd. [slachtoffer 5] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering tot materiële schade, aangezien deze onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de benadeelde [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw verzocht hem niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het politievoertuig waarin hij zat tegen het voertuig van de verdachte is gereden en niet andersom. Er is geen sprake van het bewust inrijden op politieagenten. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering tot immateriële schade te matigen tot € 500,-.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1]
Alle benadeelde partijen hebben immateriële schade gevorderd. Ter onderbouwing hebben de benadeelden beschreven welke lichamelijk klachten zij als gevolg van de botsingen hebben ervaren. [slachtoffer 3] had last van pijnlijke armen en benen. [slachtoffer 4] had last van zijn spieren. [slachtoffer 1] liep letsel op aan zijn linker duim. [slachtoffer 5] heeft klachten behorende bij een whiplash. Hij heeft nog maanden na het ongeval klachten ervaren.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelden door het opgelopen letsel rechtstreeks schade hebben geleden als gevolg van de handelingen van de verdachte.
Voor zover de benadeelden ter onderbouwing van de immateriële schade hebben aangegeven dat zij problemen met slapen hebben gehad en hun dagelijkse werkzaamheden werden beïnvloed door het voorval, overweegt de rechtbank als volgt.
Wanneer er geen sprake is van fysiek letsel, kan slechts in een beperkt aantal gevallen immateriële schadevergoeding worden toegekend. Deze gevallen zijn limitatief in de wet opgesomd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Volgens sub b van dat artikel heeft de benadeelde (onder meer) recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor ander nadeel, indien -voor zover hier van belang- de benadeelde in zijn persoon is aangetast. De aard en ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde kunnen meebrengen dat van de hiervoor bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van de onder feit 1 subsidiair, 2 en 3 bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling, de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in hun persoon kan worden aangenomen. De benadeelden hebben namelijk omschreven dat het voorval in de nacht van 19 oktober 2021 de nodige impact heeft gehad op hun leven. Ze hebben tijdens de achtervolging doodsangsten uitgestaan. Zij hadden als gevolg van het voorval moeite met slapen. Het voorval heeft hen belemmerd in de uitoefening van hun beroep. Dat is ook invoelbaar. Ze zijn tijdens hun werk in een zeer dreigende situatie terecht gekomen en realiseren zich maar al te goed dat een dergelijke situatie zich opnieuw kan voordoen. Dat is inherent aan het werk als politieagent, maar dat maakt de impact van zulke gebeurtenissen er niet minder om. Dat maakt dat de rechtbank in dit specifieke geval van oordeel is dat sprake is van een aantasting in de persoon.
De rechtbank ziet dan ook geen reden om de vorderingen aan immateriële schade te matigen. De hoogte van de vorderingen komt de rechtbank alleszins billijk voor.
Materiële schade [slachtoffer 5]
De benadeelde [slachtoffer 5] heeft naast immateriële schade ook materiële schade gevorderd. Als gevolg van zijn lichamelijk klachten behorende bij een whiplash, heeft [slachtoffer 5] zijn huishoudelijke werkzaamheden niet kunnen uitvoeren. Ook reguliere werkzaamheden in, aan en om het huis heeft hij niet kunnen verrichten. Het bestaan van de lichamelijke klachten is door middel van stukken onderbouwd. Hieruit volgt logischerwijs dat hij ook de door hem benoemde werkzaamheden niet heeft kunnen verrichten. Bij de hoogte van het bedrag is aansluiting gezocht bij De Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp en Zelfredzaamheid, waarbij de schadeposten zijn beperkt tot de eerste drie maanden na het voorval. De rechtbank acht dit deel van de vordering voldoende onderbouwd, zodat de materiële schade kan worden toegewezen.
De rechtbank zal bij alle vorderingen de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Ook de wettelijke rente wordt toegewezen.

8.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling

De verdachte werd bij onherroepelijk geworden vonnissen van de rechtbank Limburg van 13 juli 2020 in de strafzaak met parketnummer 03/022960-20 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden en in de strafzaak met parketnummer 03/127155-19 tot een hechtenis van 20 dagen. Verder werd de verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van de kantonrechter te Limburg van 11 september 2020 in de strafzaak met parketnummer 96/064910-19 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. Ten slotte werd de verdachte bij onherroepelijk arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch in de strafzaak met parketnummer 20/001523-20 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Over deze straffen is aan de verdachte, met een strafrestant van 269 dagen, voorwaardelijke invrijheidstelling verleend per 22 juni 2021, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De verdachte werd feitelijk in vrijheid gesteld op 5 juli 2021. De proeftijd werd bepaald op 365 dagen.
Het openbaar ministerie heeft bij schriftelijke vordering van 3 november 2021 gevorderd dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidsstelling van 269 dagen herroept omdat verdachte opnieuw strafbare feiten heeft begaan. De officier van justitie heeft hier ter zitting bij gepersisteerd.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering af te wijzen. De verdachte werd onder voorwaarden in vrijheid gesteld, maar deze voorwaarden zijn, buiten de schuld van de verdachte om, niet tot stand gekomen. Zo is er geen ambulante behandeling opgestart. Het is dan ook niet opportuun om de voorwaardelijke invrijheidsstelling te herroepen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering slechts deels toe te wijzen. Zij heeft zich ten aanzien van het toe te wijzen deel gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de algemene voorwaarde heeft geschonden door het plegen van de bewezenverklaarde feiten. De verdachte wist welke straf hem nog boven het hoofd hing. Dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Weliswaar waren nog niet alle voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling in werking gezet, maar dat maakt niet dat een schending van de algemene voorwaarde daarmee verontschuldigbaar is. De vordering zal dan ook worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 302, 304, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 176, 179 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
10.1.1.1.1.1
Vrijspraak
spreekt de verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
ontzegtde verdachte op grond van feit 1 subsidiair de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2,5 jaar;
ontzegtde verdachte op grond van feit 2 de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2,5 jaar;
ontzegtde verdachte op grond van feit 3 de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2,5 jaar;
ontzegtde verdachte op grond van feit 5 de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2,5 jaar;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
wijst de vordering tot schadevergoeding van de
benadeelde partij [slachtoffer 1]toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, van een bedrag van
€ 1.100,-, bestaande uit immateriële schade;
de schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd bedrag te betalen, bij niet-betaling te vervangen door
21 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de
benadeelde partij [slachtoffer 3]toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, van een bedrag van
€ 956,-, bestaande uit immateriële schade;
de schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] voornoemd bedrag te betalen, bij niet-betaling te vervangen door
19 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de
benadeelde partij [slachtoffer 4]en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, van een bedrag van
€ 956,-, bestaande uit immateriële schade;
de schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] voornoemd bedrag te betalen, bij niet-betaling te vervangen door
19 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de
benadeelde partij [slachtoffer 5]toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, van een bedrag van
€ 2.614,28, bestaande uit € 1.614,28 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade;
de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2021 en de materiële schade vanaf 19 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] voornoemd bedrag te betalen, bij niet-betaling te vervangen door
36 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering herroeping VI
gelast de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de periode van
269 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Feuth, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 augustus 2022.
Buiten staat
Mr. C.G.A. Wouters en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 19 oktober 2021 te Herten en/of elders in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (politieambtenaren) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
- als bestuurder van een bedrijfsauto, te weten een bestelbus Mercedes Sprinter, rijdend met een hoge snelheid, althans een hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan,
- plotseling, zonder enige aanleiding met kracht aan de handrem van de door hem bestuurde bestelbus heeft getrokken, althans abrupt vol en/of krachtig/hard heeft geremd en de door hem bestuurde bestelbus tot stilstand heeft gebracht, terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in een politievoertuig (op korte afstand) achter verdachte reden, waardoor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met hun politievoertuig vol tegen de door verdachte bestuurde bestelbus botste(n) en/of zijn aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2021 te Herten en/of elders in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere ambtenaren (telkens) gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet
- als bestuurder van een bedrijfsauto, te weten een bestelbus Mercedes Sprinter, rijdend met een hoge snelheid, althans een hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan,
- plotseling, zonder enige aanleiding met kracht aan de handrem van de door hem bestuurde bestelbus heeft getrokken, althans abrupt vol en/of krachtig/hard heeft geremd en de door hem bestuurde bestelbus tot stilstand heeft gebracht, terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in een politievoertuig (op korte afstand) achter verdachte reden waardoor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met hun politievoertuig vol tegen de door verdachte bestuurde bestelbus botste(n) en/of zijn aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 19 oktober 2021 te Herten en/of elders in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere ambtenaren (telkens) gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een bedrijfsauto, te weten een bestelbus Mercedes
Sprinter meermalen, althans eenmaal, met hoge snelheid, althans met aanzienlijke of enige snelheid en/of accelererend, achteruit heeft gereden en/of daarbij is ingereden op het politievoertuig waarin die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zich op dat moment bevond(en) en/of (vervolgens) dit politievoertuig bewust heeft geramd, althans tegen dat politievoertuig aan is gereden/gebotst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 19 oktober 2021 te Herten en/of elders in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ambtenaar (telkens) gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten [slachtoffer 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een bedrijfsauto, te weten een bestelbus Mercedes Sprinter met hoge snelheid, althans met aanzienlijke of enige snelheid en/of accelererend en met ronkende motor, achteruit heeft gereden en/of daarbij is ingereden op het politievoertuig waarin die [slachtoffer 5] zich op dat
moment bevond en/of (vervolgens) dit politievoertuig bewust heeft geramd, althans tegen dat politievoertuig aan is gereden/gebotst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 19 oktober 2021 te Herten en/of elders in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk vier, althans meerdere, politievoertuigen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Politie Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
hij op of omstreeks 19 oktober 2021 te Venlo en/of Herten en/of Roermond en/of elders in Nederland als bestuurder van bestelbus, Mercedes Sprinter, daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten:
de Burgemeester van Rijnsingel, Professor Gelissensingel, Tegelseweg, de A73, de N271, de Maastrichterweg, de Mussenberg, de Veestraat, de Standermolen, de Holleweg, de Tramweg, de Merumerkerkweg, het Julianaplein, de Groene Kruisstraat en de Schoolstraat, opzettelijk,
terwijl verdachte niet beschikte over een geldig rijbewijs, zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden, door
- verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994 bevoegde personen niet op te volgen, namelijk door geen gevolg te geven aan het door politieambtenaren gegeven stopteken en/of
- meermalen door een rood verkeerslicht te rijden en/of
- zonder noodzaak hard en abrupt remmen op de toerit van de A73 en/of
- op de A73 met een snelheid van ongeveer (tenminste) 170 kilometer per uur te rijden, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig geldende maximumsnelheid van 100 kilometer per uur, in elk geval met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- over het verdrijvingsvlak en zonder richting aan te geven de afrit richting Linne te nemen en/of
-binnen de bebouwde kom met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur ter rijden, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op rotondes tegen het verkeer in te rijden,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, Wegenverkeerswet 1994;
6.
hij in of omstreeks de periode van 18 tot 19 oktober 2021 te Venlo, een Mercedes Sprinter met kenteken [nummer] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich die weg te nemen bestelbus onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel, door gebruik te maken van een niet originele elektronische autosleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2021 te Venlo en/of Herten en/of Roermond en/of elders in Nederland, een bestelbus Mercedes Sprinter, met kenteken [nummer] , althans enig goed heeft verworden, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer LB1R021105-13, gesloten d.d. 17 december 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 168.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2021, p. 41 en 42.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2021, p. 85 en 86.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2021, p. 42 en 43.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris d.d. 12 mei 2022.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2021, p. 43.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2021, p. 50.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2021, p. 50.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2021, p. 43.
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2021, p. 43 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2021, p. 50.
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris d.d. 12 mei 2022.
12.Het proces-verbaal summier dossier [naam 4] d.d. 17 december 2021, p. 9.
13.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2021, p. 55.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 12 mei 2022.
15.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 12 mei 2022.
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2021, p. 55.
17.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 oktober 2021, p. 129, 130.
18.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2021, p. 87.
19.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 27 juli 2022 afgelegd.
20.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 27 juli 2022 afgelegd.