ECLI:NL:RBLIM:2022:8959

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
03.210883.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en bedreiging met voorbedachten rade in een relationele context met ernstige gevolgen voor de slachtoffers

Op 14 november 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 5 augustus 2021 in Bergen (L) een poging tot moord heeft gepleegd op [slachtoffer 2]. De verdachte, die in een emotionele en gewelddadige context handelde, viel [slachtoffer 2] aan met een mes, waarbij hij hem op verschillende plaatsen verwondde, waaronder de borst. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, gezien zijn eerdere bedreigingen en de voorbereiding van de aanval. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.B. Lisi, en de zaak werd inhoudelijk behandeld op 31 oktober 2022. De rechtbank achtte de feiten 1, 2 en 4 wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdachte van feit 5 werd vrijgesproken. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 5 jaar op, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De benadeelde partijen, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], dienden schadevergoedingsvorderingen in, die gedeeltelijk werden toegewezen. De rechtbank benadrukte de impact van de daad op de slachtoffers en hun omgeving, en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.210883.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1981,
gedetineerd in [naam 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.B. Lisi, advocaat, kantoorhoudende te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 oktober 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Daarnaast zijn de vorderingen tot schadevergoeding behandeld die de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] [1] , [slachtoffer 2] [2] en [slachtoffer 3] hebben ingediend. De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn terechtzitting verschenen, waar zij door Slachtofferhulp Nederland gebruik hebben gemaakt van hun spreekrecht. De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn ter terechtzitting toegelicht door
mr. L. Verhagen, advocaat, kantoorhoudende te Venray. De benadeelde partij [slachtoffer 3] is niet ter terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:heeft gepoogd [slachtoffer 2] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, dan wel [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
feit 2:[slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feit 3:ruiten van een buitendeur en/of een wc-deur heeft vernield;
feit 4:de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk is binnengedrongen;
feit 5:een mobiele telefoon en/of een loungekussen(s) heeft vernield.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 primair bewezen. Het dossier bevat voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte met voorbedachten raad naar [slachtoffer 2] is toegegaan en dat hij met zijn handelen tevens het opzet had om [slachtoffer 2] te doden. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat van een poging om [slachtoffer 2] te vermoorden geen sprake is, is er op zijn minst sprake van een poging om hem te doden. Ook hierbij is volgens de officier van justitie sprake van vol opzet gelet op de uiterlijke verschijningsvorm. Het mes was immers gericht op vitale delen van het lichaam.
De officier van justitie acht verder de feiten 2 tot en met 4 bewezen. Uit de aangiften, getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte zelf blijkt dat verdachte deze feiten heeft gepleegd.
De officier van justitie heeft verzocht verdachte van feit 5 vrij te spreken. Behoudens de aangifte van [slachtoffer 1] waarin zij heeft verklaard dat verdachte haar telefoon kapot heeft gesmeten, zijn er geen bewijsmiddelen in het dossier voorhanden waaruit blijkt dat verdachte de telefoon heeft vernield. Verder bevindt zich in het dossier geen bewijs dat verdachte de loungekussens heeft vernield.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ter zake van feit 2, feit 3 en feit 4 ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van feit 5 wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal van feit 1 moet worden vrijgesproken. Er is geen sprake van vol opzet op de dood, gelet op de consequente verklaringen van verdachte omtrent zijn motief. Verdachte geeft van meet af helder en duidelijk aan dat zijn motief was dat hij [slachtoffer 2] op zijn plaats wilde zetten. Het gebruik van een mes zou meer indruk maken, maar hij wilde hem niet om het leven brengen. Hij wilde [slachtoffer 2] enkel heel erg bang maken. Zijn doel was bereikt op het moment dat [slachtoffer 2] de woning uit was. Verdachte heeft inzicht gegeven in hetgeen voor en ten tijde van het van het feit in hem is omgegaan. Daaruit vloeit voort dat er geen sprake is van voorbedachte raad. Verdachte werd getriggerd door de wijze waarop [slachtoffer 1] gekleed was. Dat was het moment kort voordat hij besloot de tuin te betreden. Van een vooropgezet plan om [slachtoffer 2] van het leven te beroven is geenszins sprake.
Ook is geen sprake van voorwaardelijk opzet in de zin dat verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de dood had kunnen intreden. Uit de bewijsmiddelen in het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte een stekende beweging heeft gemaakt met het mes. De verklaring van verdachte dat hij enkel het mes op de borst van [slachtoffer 2] heeft gezet is aannemelijk en past bij het geconstateerde letsel.
Nu er volgens de verdediging niet kan worden vastgesteld dat verdachte een stekende beweging met het mes heeft gemaakt, in samenhang bezien met het geconstateerde letsel, is naar algemene ervaringsregels geen sprake van een aanmerkelijke kans dat de dood in zou kunnen treden. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat wel een aanmerkelijke kans aanwezig is op de dood, dan stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte deze kans niet bewust heeft aanvaard. Verdachte verklaart immers dat hij door zijn verstand te gebruiken juist heeft voorkomen dat [slachtoffer 2] fataal letsel is toegebracht.
De verdediging stelt zich ter zake van het meer subsidiaire op het standpunt dat de letsels als geconstateerd door de chirurg en als vermeld in de Forensisch medische letselrapportage niet kunnen worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [3]
De rechtbank zal de feiten 1, 2 en 4 gezamenlijk bespreken, waarna de rechtbank feit 3 en tot slot feit 5 zal bespreken.
3.3.1
Feit 1, 2 en 4
3.3.1.1 De bewijsmiddelen
Op donderdag 5 augustus 2021 omstreeks 22:10 uur kwam er een melding binnen bij de politiemeldkamer van de Eenheid Limburg. Door de melder [naar later bleek de 14 jaar oude [naam 2] ] werd in paniek verteld dat zijn stiefvader, zijnde verdachte, beneden zou staan met een mes. Op de achtergrond was veel geschreeuw/paniek te horen. Er zou een steekpartij hebben plaatsgevonden.
Ter plaatse, bij de woning aan de [adres] te Bergen, zagen verbalisanten [naam 3] en [naam 4] een man, naar later blijkt verdachte, de woning uit komen met een groot mes in zijn handen. Nadat de man het mes liet vallen en op de grond zat, werd hij aangehouden. [4]
Tijdens het vervoer naar het politiebureau in Venlo verklaarde verdachte: [5]
‘Ik zei dat niemand bij mijn gezin moest gaan zitten. Hij mag blij zijn dat hij het overleefd heeft. Ik heb hem genoeg gewaarschuwd. Ik doe niemand kwaad. Maar ga niet bij mijn gezin zitten dan doe ik je wel kwaad. Mijn twee jongste kinderen waren niet thuis die waren bij mijn ouders. Daarom heb ik het vanavond gedaan’.
Op 6 augustus 2021 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van poging tot moord.
Hij verklaarde het volgende: [6]
[verdachte] is de ex van mijn vriendin [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] en ik wonen aan de [adres] in Bergen (L). Ook haar kinderen [naam 2] , [naam 5] en [naam 6] wonen daar. [slachtoffer 1] is sinds vorig jaar augustus van [verdachte] gescheiden. [verdachte] is de vader van [naam 5] en [naam 6] . Gisteren, donderdag 5 augustus 2021, omstreeks 22:00 uur zat ik met mijn vriendin [slachtoffer 1] bij ons thuis, achterom, onder de overkapping. Ik zag dat [verdachte] de hoek om kwam van ons huis. Ik zag dat hij een van woede vertrokken blik in zijn ogen had en ik zag dat hij een mes in zijn beide handen had. Ik zag dat hij met een sprong over de hoek van de loungebank sprong zodat hij direct bij mij was. Ik hoorde dat hij iets riep in de trant van dat ik niet bij dat gezin van hem hoorde. Hij was woest. Hij schreeuwde echt. Ik hoorde ook dat hij verschillende malen riep: ‘Ik maak je kapot’. Hij had dat handvat van dat mes vast en ik heb daarom geprobeerd om het snij gedeelte van dat mes vast te houden en hem te proberen te beletten om mij met dat mes te steken. Ik denk dat hij als eerste mijn borst heeft geraakt met dat mes en dat het mij daarna lukte om ook dat snijgedeelte vast te pakken en beet te houden. Hierdoor heb ik diverse verwondingen opgelopen aan zowel mijn linker als mijn rechterhand. Nadat ik dat mes gegrepen heb om te voorkomen dat hij mij dood zou steken, probeerde hij dat mes los te trekken met de bedoeling mij vaker te steken maar ik dacht: ‘Ik moet dat mes proberen vast te houden want anders dan steekt hij mij weer’. Ik gilde van de pijn en de stress. Ik hoopte dat er hulp zou komen. Voor mijn gevoel heb ik dat mes een hele tijd vastgehouden. Dit terwijl wij op de bank aan het worstelen waren. Ik denk dat dat snijgedeelte van het mes wel ongeveer 25 tot 30 cm lang was. Het was een soort Rambo-mes, zilverkleurig. U vraagt op welke manier hij op mij instak. Hij had dat mes met twee handen vast en hij stak met twee handen recht naar voren op mij in. Die wond bloedde enorm. Ik heb continue dat blad van het mes vastgehad terwijl wij aan het worstelen waren met dat mes. Dit gebeurde nog steeds onder de overkapping terwijl ik nog op de bank zat. Ik heb ook een verwonding aan mijn linker bovenbeen. Op een gegeven moment kwam [slachtoffer 1] van binnen naar buiten. Ik zag dat zij [verdachte] in zijn arm beet. Ik zag dat hij toen achteruit deinsde. Ik zag kans om onze woning in te rennen. Nadat de achterdeur op slot was gedaan door ons, zag ik dat [verdachte] bij de achterdeur stond, buiten. Ik zag dat hij nog steeds een en al woede was. Hij was helemaal doorgedraaid. Terwijl ik daar stond zag ik dat een van de drie raampjes, die naast de achterdeur zitten, door [verdachte] kapot geslagen werd. Terwijl ik de voordeur uitrende, hoorde ik dat de ruit van de achterdeur aan diggelen ging.
Het is voor mij duidelijk dat [verdachte] mij dood wilde maken met dat mes. Dat heeft hij in het verleden ook vaker aangegeven. Op mijn telefoon, en die van [slachtoffer 1] heeft hij vaker berichten gestuurd met teksten als dat hij mij van kant zou maken en dat ik niet in zijn familie hoorde. Ik denk dat hij wel meer dan 100 berichten hierover gestuurd heeft met allerlei bedreigingen.
Op 8 augustus 2021 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan. Zij heeft het volgende verklaard:
Ik ben hoofdhuurder van woning [adres] in Bergen (L). Ik huur deze woning van woningcorporatie [slachtoffer 3] . Ik ben namens deze coöperatie bevoegd tot het doen van aangifte van vernielingen. Tevens doe ik aangifte van huisvredebreuk gepleegd door [verdachte] , mijn ex-vriend. [verdachte] is zonder mijn toestemming door middel van het ingooien van twee ruiten van de achterdeur mijn woning binnen gedrongen. Ik heb [verdachte] meerdere keren duidelijk kenbaar gemaakt dat hij niet binnen mocht komen. [verdachte] heeft ook met een groot mes ongeveer 15 keer in de keukendeur gestoken. De deur werd hierdoor vernield. [7]
[slachtoffer 1] heeft als getuige verder verklaard:
Wij zaten gisteravond in de tuin van mijn woning. Ik bedoel daarmee [slachtoffer 2] , mijn vriend, en ik. Mijn zoon [naam 2] zat boven op zijn kamer. Wij zaten buiten in de tuin toen mijn telefoon ging. Ik ben naar binnen gelopen en toen bleek dat het mijn overbuurvrouw was. Ik hoorde dat ze zei dat mijn ex [verdachte] bij mij over de schutting stond te gluren. Eigenlijk op datzelfde moment hoorde ik geschreeuw vanuit de tuin. Toen bleek dat [verdachte] al in de tuin was en mijn vriend [slachtoffer 2] aanviel. Ik ben toen meteen naar buiten gerend en ben ertussen gesprongen. Doordat ik er vol tussen ben gesprongen en alles heb geprobeerd om [verdachte] van [slachtoffer 2] af te krijgen, kon [slachtoffer 2] langs mij wegvluchten de woning binnen. Op dat moment voelde ik iets vloeibaars op mijn arm dat ook iets plakkerig was. Toen zag ik dat dit bloed was. Ik keek waar dit bloed vandaan kwam en ik zag toen dat [verdachte] een mes in zijn handen had. Ik keek naar [slachtoffer 2] en ik zag dat hij bloedde aan zijn handen en dat hij ook een snee over zijn borst had. Toen ben ik ook de keuken binnen gerend en heb ik meteen met de sleutel de keukendeur op slot gedraaid. Ik zag toen dat [verdachte] een lege fles had gepakt en een smalle ruit van de keukendeur stuksloeg. Toen ik de sleutel uit de deur had genomen, zag ik dat [verdachte] vervolgens met die fles een gat in de grote ruit van de keuken buitendeur geslagen. Toen zag ik dat hij met zijn voet de ruit verder stuk maakte. Het glas lag door de hele keuken tot aan de gang. Omdat ik dacht dat [slachtoffer 2] naar boven was gerend en ik wist dat mijn zoon [naam 2] ook boven was ben ik in het trappengat gaan staan om [verdachte] tegen te houden zodat deze niet naar boven kon gaan. Ik hoorde dat [verdachte] riep dat hij wel een paar jaar ging zitten maar dat hij [slachtoffer 2] daarna zou opzoeken al was het op de bouw of waar dat maakte hem niet uit, maar hij zou [slachtoffer 2] afmaken. Hij riep ook dat het hem niet interesseerde of hij 10 of 12 jaar moest zitten. [slachtoffer 2] zou eraan gaan. Ik hoorde dat [verdachte] riep dat hij extra had gewacht tot de twee andere kinderen niet in huis waren om dit te doen.
heeft één keer naar mij gedreigd met dat mes. Dat was toen hij naar boven wilde en ik hem tegen hield. Maar daarna zei hij dat hij mij niets zou doen. Het ging hem om [slachtoffer 2] . Vervolgens zag ik dat hij op de deur van de wc heeft ingestoken. Dat deed hij meerdere keren. [verdachte] heeft vaker gedreigd richting [slachtoffer 2] . Daarover staan meerdere berichten op mijn telefoon. [8]
Uit onderzoek naar de inhoud van de telefoon van [slachtoffer 1] bleek dat verdachte onder andere de volgende berichten heeft gestuurd vanaf februari 2021: [9]
  • Op 02 februari 2021 een bericht naar [slachtoffer 1] waarin verdachte over [slachtoffer 2] zegt dat [slachtoffer 2] hoe dan ook zal verdwijnen.
  • Op 17 februari 2021 een bericht naar de zus van [slachtoffer 1] met de tekst: ‘Laat hem
  • Op 16 februari 2021 een bericht naar [slachtoffer 2] : ‘Ik zou de biezen pakken als ik jou was. Vieze vuile gore klootzak. Maak snel dat jij bij mijn gezin weg komt. Duidelijk? Ik sta niet voor mijzelf in. Klein vies miezerig mannetje dat je bent. Ik loop over je heen als een mier. Trappel je aan gort en kots je eerst in je gezicht. Vies, vies mannetje. Blijf van mijn [slachtoffer 1] af met je vatserige gore tengels, wegwezen je solt met de verkeerde man. Wegwezen of sterf. Vies, vies mannetje. Blijf van mijn [slachtoffer 1] af met je vatsige gorige tengels. Sterf!’
  • Op 16 februari 2021 een bericht naar [slachtoffer 1] : ‘Alles gaat nu uit de hand lopen. Hij weg of ik wurg hem persoonlijk het leven uit/ben.’
Bij de eerste hulp in het Maasziekenhuis [naam 7] werden bij [slachtoffer 2] de volgende letsels vastgesteld: [10]
  • Snijwond op thorax van ongeveer 5 cm, wijkt ongeveer 1 cm uiteen, diepte ongeveer 0.5 cm.
  • Dig 1 rechter hand: proximaal snijwond van 3 cm, pees niet a vue bij exploratie, echter gezien diepte laceratie en geen actieve flexie in dig 1 Sterk verdacht voor buigpeesletsel, doof gevoel topje dig 1, goede capillaire refill.
  • Dig 3 rechter hand, oppervlakkige snijwond 1cm, pees niet a vue, full range of motion, actieve flexie en extensie.
  • Oppervlakkige snijwond bovenbeen links van ongeveer 2 cm
  • Hechtwond dig 1 links van ongeveer 2 cm.
Op 7 augustus 2021 heeft er bij [slachtoffer 2] forensisch letselonderzoek plaatsgevonden. Hieruit kwam het volgende naar voren: [11]
Romp:1. Zie foto 2 t/m 6.
In het midden op de borst, tussen de tepels, is een horizontaal verlopende, licht gebogen, lichtroze, streepvormige huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 19 cm in lengte. Het gedeelte op de rechter zijde (foto 5) van de borst is ongeveer 10 cm lang en scherp begrensd waarbij er acht zwarte hechtdraden zichtbaar zijn. Tussen de hechtdraden is opgedroogd bloed zichtbaar. De andere 9 cm van dit letsel (foto 6) bevinden zich op de linkerzijde van de borst en is matig scherp begrensd waarbij deze onder de linker tepel afbuigt naar een meer verticaal verlopende lijn. In dit gedeelte is de streep op enkele plekken onderbroken.
2. Zie foto 2, 3 en 4.
Op de rechter zijde van borst, boven letsel 1 is een verticaal verlopende matig scherp begrensde rode onderbroken streep zichtbaar van ongeveer 4,5 cm lang.
3. Zie foto 2,3 en 4.
Op de linker zijde van de borst is een min of meer horizontaal verlopende streepvormige rode matig scherp begrensde huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 1,5cm lang. De breedte neemt van links naar rechts af.
4. Zie foto 7 en 8.
Op de rechter flank is een schuin verlopende streepvormige rode matig scherp begrensde huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 1,5cm lang.
Extremiteiten:5. Zie foto 9, 10 en 11.
Op de linker handpalm en vingers zijn een kleine 20-tal streepvormige, scherp begrensde donker rode huidbeschadiging zichtbaar welke wisselend zijn in lengte van ongeveer een 0,5 cm tot 9 cm. Opvallend aan deze huidbeschadigingen zijn de zes parallel verlopende streepvormige huidbeschadiging op de duimmuis nabij de basis van de duim van elk ongeveer 0,5 cm lang en waarbij de ruimte tussen de strepen ongeveer 0,5 cm betreft.
6. Zie foto 12, 13 en 14.
Aan de binnenzijkant van de linker duim is een streepvormige, rode huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 2,5 cm lang. Er zijn 3 zwarte hechtdraden zichtbaar en er is tevens opgedroogd bloed zichtbaar. Op het stuk huid tussen duim en wijsvinger zijn nog 4 of 5 rode scherp begrensde huid beschadigingen zichtbaar van wisselende lengte. 3 hiervan (zie foto 14) verlopen parallel van elkaar waarbij de ruimte er tussen ongeveer 0,5 cm is. Het verloopt in dezelfde lijn als de parellel verlopende huidbeschadigingen van letsel 5 (foto 11)
7. Zie foto 15 en 16.
Op de rechter handpalm en vingers zijn enkele scherpbegrensde rode streepvormige huidbeschadigingen zichtbaar welke wisselende in lengte zijn. Een van deze huidbeschadigingen, op de middelvinger, bevat 2 zwarte hechtdraden. De streep op de middelvinger en die op de ringvinger lijken in een lijn te verlopen.
8. Zie foto 17 en 18.
Op de buitenzijde van het linker bovenbeen is een horizontale streepvormige matig scherp begrensde rode huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 5 cm in lengte. Het linker 2/3 gedeelte is breder dan het rechter gedeelte. Er opgedroogd bloed en korstvorming zichtbaar.
9. Op basis van de ontvangen medische gegevens is er peesletsel van de rechter duim waarbij er geen actieve beweging mogelijk was van het topje van de duim. Dit letsels is tijdens een operatie gehecht.
De letsels beschreven onder punt 2 t/m 4 betreffen krasletsels. Een krasletsel wordt veroorzaakt door met een puntig voorwerp over de huid te bewegen of met het lichaam langs een puntig voorwerp te bewegen. De letsel beschreven onder punt 2 en 5 t/m 9 betreffen snijverwondingen. Bij een snijwond is de lengte van de wond groter dan de wonddiepte. Een snijwond wordt veroorzaakt door een scherprandig of puntig voorwerp.
De letsel beschreven onder punt 1, 5 t/m 9 passen bij toegebracht letsel en dus bij de vermelde toedracht van betrokkene. Bij letsels op de romp (letsel 1) en bovenbenen moet aan toegebracht letsel worden gedacht. Kenmerkend voor afweerletsel is de plaats op het lichaam, namelijk op de onder- of bovenarmen. Bij steken of snijden worden verwondingen aan de vingers, tussen de duim en wijsvinger en/of aan de palmaire zijde van de hand gezien (letsels 5 t/m 9). Daarnaast kunnen verwondingen aan de strekzijde van de onder- en/of
bovenarmen ontstaan. De letsel 2 t/m 4 betreffen krasverwondingen die zowel toegebracht als accidentiele oorzaak kunnen hebben. Gezien het aanwezig afweer letsels is het meer waarschijnlijk dat de letsels 2 t/m 4 ook toegebracht zijn.
Op 8 augustus 2021 werd [naam 9] als getuige gehoord. Zij heeft onder meer verklaard: [12]
Op donderdag 5 augustus 2021 omstreeks 22.00 uur was ik in de woonkamer van onze
woning. Ik hoorde geluid van de vlonder die bij de buren van nummer 25 in de tuin ligt. Daarna hoorde ik dat er harder geschreeuwd werd en dat er echt ruzie was. Ik hoorde een man roepen: ‘Je hebt voor mij gekozen. Vuile hoer.’ Hierna hoorde ik een harde knal en glasgerinkel. Het geschreeuw in de woning van de buren ging door. Ik hoorde een mannenstem meerdere malen roepen: ‘Hij gaat dood’.
Op 8 augustus 2021 werd [naam 10] als getuige gehoord. Hij heeft onder meer verklaard: [13]
Op donderdagavond 5 augustus 2021 lag ik omstreeks 22:00 uur boven in mijn bed.
Op een gegeven moment hoorde ik dat er bij de buren op nummer 25 het een en ander
gaande was. Het klonk als ruzie. Op een gegeven moment hoorde ik geschreeuw en glas
gerinkel. Ook hoorde ik een man zeggen “vuile hoer, hij gaat er aan! Hij gaat dood”.
De moeder van verdachte, [naam 8] , werd ook als getuige gehoord. Zij heeft onder meer verklaard: [14]
[verdachte] riep wel eens ‘Ik maak hem kapot’. Hiermee bedoelde hij [slachtoffer 2] . Dit is bekend bij Veilig Thuis. Daarom mocht hij vanaf april 2021 de kinderen niet meer zien.
De verdachte heeft bij de politie meerdere verklaringen afgelegd. Op 7 augustus 2021 heeft verdachte verklaard: [15]
Ik ben naar camping [naam 11] gereden, omdat ik wist dat mijn jonge kinderen bij mijn ouders waren die dag. Ik wilde hem er mee confronteren, maar kon hem niet vinden. Ik heb er een uur of twee en een half rondgehangen en ben toen naar Bergen gereden. Ik had dat mes bij me om die Supersukkel te confronteren. Je mag ook stuk stront zeggen. Dat was ik al van plan die dag. Ik kan het niet accepteren dat iemand aan mijn gezin zit. Om hem duidelijk te maken dat hij niet in mijn gezin hoort. Toen ik de tuin inging had ik het mes al in mijn hand. Ik wilde hem heel erg bang maken. Hij smeekte om zijn leven, lafaard, hahaha. Dat was mijn bedoeling. lk sprong over de tuinset heen. Hij wilde wegkomen en viel achterover. Dat kwam mij goed uit want ik kon hem het mes op de borst zetten. Ik liep naar hem toe met het lemmet vooruit. Ik zette het mes midden op zijn borst, bij zijn hart ergens. Ik riep tegen hem: ik had het je toch gewaarschuwd stomme zak! Hij nam mij schijnbaar niet serieus. Nu weet hij dat ik serieus was. U zegt hoe het dan kan zijn dat [slachtoffer 2] een grote steekwond heeft opgelopen op zijn borst. Toch wel? Dan heeft er toch iets meer kracht op gezeten als ik dacht. Dan heeft hij geluk gehad dat de punt vrij bot was, want anders was ie dieper gegaan. Hij zag kans om er onderuit te komen en naar binnen te vluchten door [slachtoffer 1] haar hulp.
Ik wilde hem nog iets langer duidelijk maken dat hij niet welkom was bij mijn gezin. Ik zag dat het slot bij de klink van de deur afgesloten was en dat de sleutel aan de binnenkant er uit was. Ik heb de grote ruit onderin de deur ingeslagen met een Safari fles en ben door het gat naar binnen gekropen. U vraagt waarom ik perse de woning binnen wilde. Als ik iets doe, doe ik het goed. Ik wilde het binnen nog eens echt duidelijk maken. Ik had het op [slachtoffer 2] gemunt. U zegt dat [slachtoffer 1] heeft verklaard:
- dat ik riep dat je wel een paar jaar zou gaan zitten maar dat ik [slachtoffer 2] daarna zou opzoeken ook al was hij op de bouw.
- dat het mij niet uitmaakte waar hij was maar dat ik hem zou afmaken.
- dat het mij niet interesseerde of ik 10 of 12 jaar moest zitten. Dat [slachtoffer 2] eraan zou gaan.
- dat ik extra gewacht had tot de twee andere kinderen niet in de woning waren.
Dat heb ik gezegd. Misschien is hij dan wel een keer het haasje. Ik hoop het niet want het zit niet in me. Maar iedereen kan een moordenaar zijn hoor.
U zegt dat de wc deur beschadigd bleek en vraagt hoe dat zo is gekomen. In mijn boosheid heb ik mijn mes daar in gestoken. In een opwelling heb ik het mes een keer of 10 in de deur gestoken.
U zegt dat het erop lijkt dat ik [slachtoffer 2] bewust hebt opgezocht en dat ik hem wilde doden. Maar ik heb hem toch duidelijk gewaarschuwd! Waarom gaat hij niet?! Mijn kinderen en mijn vrouw waar hij bij zit. Ik bescherm mijn gezin!
De verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 31 oktober 2021 verklaard: [16]
Het kan best zijn dat ik de woorden als genoemd in de tenlastelegging tegen [slachtoffer 2] heb geroepen. Ik was niet helder en buiten zinnen.
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen mede in onderling verband beschouwd acht de rechtbank feit 1 primair, feit 2 en feit 4 wettig en overtuigend bewezen.
3.3.2.2 Bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 1
De rechtbank stelt aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte met kracht met een mes in de borst, het bovenlichaam, de handen en de benen van aangever [slachtoffer 2] heeft gesneden.
Opzet
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Verdachte heeft -buiten zinnen- met een groot Rambo-mes (onder meer) in de borst van [slachtoffer 2] gesneden, waarbij deze fors letsel heeft opgelopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in het bovenlichaam zeer kwetsbare en vitale delen van het lichaam bevinden en dat het snijden met een mes in de borst een aanmerkelijke kans op de dood oplevert. Dat de wond van het slachtoffer niet diep was, doet hier niet aan af. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte met kracht heeft gesneden. Dit blijkt uit het afweerletsel dat het slachtoffer aan zijn handen heeft opgelopen om te voorkomen dat het mes dieper zijn lichaam in ging. Dat het niet verder uit de hand is gelopen, is bovendien niet te danken aan verdachte, maar door toedoen van [slachtoffer 1] die verdachte van [slachtoffer 2] aftrekt, waardoor [slachtoffer 2] de woning in kon vluchten. De tegen het slachtoffer gerichte gewelddadige handelingen van verdachte kunnen naar het oordeel van de rechtbank tot de dood van het slachtoffer leiden, gelet op het door verdachte gebruikte rambo-mes en de plaatsen op het lichaam van het slachtoffer waar de letsels zijn toegebracht. Daar bevinden zich immers vitale organen die hadden kunnen worden beschadigd en die daardoor tot de dood van het slachtoffer hadden kunnen leiden. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de door verdachte verrichte handelingen ook worden afgeleid dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou overlijden en dat er bij hem dus sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer.
Voorbedachte raad
De rechtbank stelt voorop dat voor bewezenverklaring van 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden, zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt, redengevend.
Verdachte stapt op 5 augustus 2021 in de auto en rijdt richting camping [naam 11] in Arcen en is bewust op zoek naar [slachtoffer 2] met het plan om ‘met hem af te rekenen’. Dit blijkt uit meerdere berichten en uitspraken die hij voorafgaand en na het incident heeft gedaan. Zijn moeder verklaarde dat verdachte wel eens riep: ‘Ik maak hem kapot’. Verdachte neemt die dag een Rambo-mes mee. Hij had het mes in zijn broeksriem ‘om die supersukkel mee te confronteren’, ‘dat was hij al van plan die dag’, zo blijkt uit zijn verklaring. Hij heeft bewust voor dit moment gekozen, omdat hij wist dat de kinderen bij zijn ouders waren. Na aan zoektocht van 2,5 uur treft hij niemand aan en besluit hij naar de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in Bergen te rijden. Aangekomen in de achtertuin kijkt hij eerst over de schutting. Hij loopt daarna direct op [slachtoffer 2] af, roept bij de aanval meermalen ‘ik maak je kapot’ en valt hem aan met het mes op zijn borst. [slachtoffer 2] wordt op verschillende plaatsen met het mes geraakt, waarbij hij onder meer een (forse) snijwond op zijn borst oploopt. Door toedoen van [slachtoffer 1] weet [slachtoffer 2] het huis in te vluchten, waarna verdachte hem met het mes achterna rent en ruiten vernielt van de woning om bij [slachtoffer 2] te komen. Hij blijft roepen dat hij [slachtoffer 2] gaat afmaken.
Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte het vooropgezette plan had [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Uit meerdere gedragingen, berichten en uitspraken die door de verdachte zijn gedaan, voor tijdens en na het incident blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap te geven. Van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld, is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachten rade in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, zodat de primair ten laste gelegde poging tot moord bewezen kan worden verklaard.
3.3.2
Feit 3
De rechtbank acht het onder feit 3 aan de verdachte ten laste gelegde bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 oktober 2022; [17]
- het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 8 augustus 2022. [18]
3.3.3
Feit 5
3.3.3.1 Vrijspraakoverwegingen
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de mobiele telefoon en de loungekussens van aangeefster [slachtoffer 1] heeft vernield. Hoewel aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar telefoon kapot heeft gesmeten -zij verklaart niets over de vernieling van de loungekussens- bevat het dossier, naast de enkele constatering van de politie dat de mobiele telefoon stuk is en foto’s van de loungekussens waarop bloedvlekken zijn te zien, onvoldoende bewijsmateriaal dat verdachte de mobiele telefoon en de loungekussens heeft vernield. De rechtbank zal verdachte van feit 5 vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1 primair
op 5 augustus 2021 te Bergen (L) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een mes eenmaal (met kracht) in de borst en het bovenlichaam en de handen en de benen heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
op 5 augustus 2021 te Bergen (L) [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je kapot en jij gaat dood, jij gaat eraan";
feit 3
op 5 augustus 2021 te Bergen (L) opzettelijk en wederrechtelijk ruiten van een buitendeur en een wc-deur toebehorende aan [slachtoffer 3] Woningbouwvereniging heeft vernield en beschadigd;
feit 4
op 5 augustus 2021 te Bergen (L) (in) een woning, gelegen aan de [adres] Bergen (L) en in gebruik bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , wederrechtelijk is binnengedrongen, terwijl hij, verdachte, zich heeft bediend van middelen geschikt om vrees aan te jagen, te weten door [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] op hun perceel
- met (onder meer) een mes in de hand, een of meer ramen van/bij de achterdeur in te slaan/te gooien en
- ( vervolgens) door dat raam naar binnen te klimmen om deze [slachtoffer 2] met een mes in de hand te (achter)volgen,
- een en ander voorafgegaan met de dreigende woorden: 'jij gaat dood' en ‘hij gaat eraan’.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair
poging tot moord.
feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
feit 3
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
feit 4
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl hij bedreigingen uit en zich bedient van middelen geschikt om vrees aan te jagen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) heeft over de geestesvermogens van de verdachte op 7 september 2022 een rapport uitgebracht. Uit onderzoek blijkt dat bij verdachte sprake is van een ontwikkelingsstoornis, te weten een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit van het gecombineerde type (ADHD). Daarnaast is sprake van forse verslavingsproblematiek die kan worden geclassificeerd als een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne en amfetamine (speed) en een gokstoornis. Ook is er sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol.
De ADHD, de verslavingsproblematiek en de persoonlijkheidsstoornis waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte had al maanden voor het ten laste gelegde frustraties over het feit dat de nieuwe vriend van zijn ex-partner in ‘zijn’ gezin was gekomen. Hij uitte zich daarover meermaals dwingend en dreigend jegens zowel zijn ex-partner als haar nieuwe vriend. Verdachte werd in zijn kwetsbaarheid geraakt: een nieuwe man bij zijn gezin bevestigde naar zijn gevoel zijn lage zelfbeeld. Een bijkomende woede- en stressfactor was dat hij zijn kinderen niet mocht zien. Enkele maanden voor het ten laste gelegde ging verdachte op eigen verzoek in behandeling bij GGZ Compass, omdat hij naar eigen zeggen niet met de relatiebreuk en het feit dat zijn ex-partner een nieuwe vriend had kon omgaan. De behandeling kwam niet van de grond, waarna de aangeboden hulp twee maanden voor het ten laste gelegde werd gestaakt. Verdachte viel terug in middelengebruik vanwege de aanhoudende spanningen en frustraties die hij niet kon verdragen, wat moet worden gezien als inadequate coping voortkomend uit zijn persoonlijkheidsproblematiek. Het middelengebruik in combinatie met slaaptekort deed verdachte verder ontregelen. Daar waar voorheen enkel sprake was van dreigende uitspraken, had hij ten tijde van het ten laste gelegde onvoldoende controle over zijn gedrag en kwam hij tot impulsieve agressie.
De gedragsdeskundigen adviseren verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid geheel uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zoals verwoord in zijn requisitoir, gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met verpleging van overheidswege. Kijkend naar de noodzaak van de behandeling, zoals uit de rapportage van het PBC blijkt, de ernst van het feit en het gevaar op herhaling dat zonder behandeling gemiddeld tot hoog aanwezig is, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een tbs met verpleging van overheidswege de meest passende afdoening. De officier van justitie ziet meerdere contra-indicaties om een tbs met voorwaarden op te leggen. Naast de ernst van het feit -moord en doodslag zijn immers de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent- is het vertrouwen in het nakomen van de voorwaarden in relatie tot de intrinsieke motivatie van verdachte in onvoldoende mate aanwezig.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij schriftelijk pleidooi aangevoerd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest met een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. De verdediging onderstreept dat verdachte welwillend is en sterk gemotiveerd om zich te laten behandelen, zowel klinisch als ambulant. Daarnaast heeft hij probleembesef en zelfinzicht. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht en volgens de gedragsdeskundigen geen primair agressieregulatie gestoorde man is, of dat er aanwijzingen zijn voor een antisociale levenswandel. Oplegging van tbs met voorwaarden is aldus niet noodzakelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
6.3.1.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zicht schuldig gemaakt aan een poging tot moord. [slachtoffer 2] zat op
5 augustus 2021 omstreeks 22:10 uur nietsvermoedend samen met zijn partner [slachtoffer 1] , ex-partner van verdachte, in de tuin van hun woning toen hij geconfronteerd werd met de verdachte die ineens in hun achtertuin stond. Verdachte liep bewapend met een Rambo-mes - volgens voorgenomen plan - op [slachtoffer 2] af, valt hem aan en schreeuwt ‘ik maak je kapot’. Bij die aanval maakte verdachte met het mes stekende bewegingen en werd [slachtoffer 2] op verschillende plaatsen geraakt, waardoor hij een (forse) vleeswond op zijn borst opliep. [slachtoffer 2] heeft voor zijn leven gevochten door het Rambo-mes bij het lemmet vast te pakken. Hierbij liep hij verschillende snijwonden op aan beide handen, waar hij tot op de dag van vandaag nog steeds niet van hersteld is.
Nadat [slachtoffer 2] , met behulp van [slachtoffer 1] , de woning in weet te vluchten, vluchtte ook [slachtoffer 1] de woning in en draaide de deur op slot. Verdachte vernielde vervolgens meerdere ruitjes van de deur en drong met het mes via het raam de woning binnen, een en ander voorafgegaan met uitingen van geweld gericht naar [slachtoffer 2] . In de woning vernielde verdachte - in zijn woede - met het mes de wc-deur.
Uit het dossier blijkt dat verdachte de relatiebreuk met [slachtoffer 1] en de relatie tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet kon accepteren en dat hij al eerder meerdere doodsbedreigingen richting [slachtoffer 2] heeft geuit. [slachtoffer 2] zal dan ook doodsangsten hebben uitgestaan toen hij plotseling in zijn eigen huis werd geconfronteerd met de verdachte die buiten zinnen was en met een mes naar hem stak. Buurtgenoten hoorden zijn geschreeuw. Het had fataal kunnen aflopen.
De verdachte heeft door zijn daad [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en de kinderen veel verdriet aangedaan. De impact en de gevolgen zijn groot. [naam 2] , de 14-jarige stiefzoon van verdachte, was in de woning aanwezig en is getraumatiseerd door de confrontatie met zijn stiefvader met een mes in de handen. Dit is enorm beangstigd voor hem geweest. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt verder dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] last hebben van psychische klachten door angst en herbelevingen. Deze klachten hebben er mede voor gezorgd dat zij beiden (gedeeltelijk) in de Ziektewet zitten. Ook de kinderen krijgen therapie, omdat zij al zo jong moeten omgaan met grote levensvragen over angst, boosheid, onveiligheid en loyaliteit. Verder heeft het door de verdachte begane misdrijf de rechtsorde ernstig geschokt.
6.3.2.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 5 augustus 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
De rechtbank constateert tegelijkertijd ook dat verdachte lijdt aan stoornissen. Psycholoog [naam 12] en psychiater [naam 13] hebben naar aanleiding van het verblijf van de verdachte in het Pieter Baan Centrum op 30 mei 2022 een rapportage uitgebracht over de geestvermogens van de verdachte. Uit deze rapportage blijkt onder meer het volgende:
“In de aanloop tot het ten laste gelegde is sprake geweest van een langdurige periode, waarin betrokkene structureel geraakt werd in zijn (kwetsbare) zelfgevoel. Er is sprake geweest van een opbouw van frustraties, waarvoor betrokkene in eerste instantie nog hulp heeft gezocht. Uiteindelijk schoten betrokkenes copingvaardigheden om adequaat met zijn spanningen om te gaan tekort, verviel hij in middelengebruik, waarna hij is overgegaan tot fysieke agressie. Indien betrokkene zonder behandeling zou terugkeren naar de situatie van voor zijn aan­houding, menen ondergetekenden dat recidivegevaar op ernstig fysiek geweld vooral aanwezig is in de context van de verbroken relatie met de moeder van zijn kinderen en zich nu enkel lijkt te richten op haar nieuwe vriend.
Het matig ingeschatte recidiverisico heeft vooral betrekking op de nieuwe vriend van zijn ex-
partner c.q. nieuwe partners van zijn ex-partner die betrokkenes plek in "zijn gezin" innemen. Betrokkene lijkt zich te realiseren dat hij - in het geval van een recidive - het contact met zijn kinderen kan verspelen. Een belangrijk deel van het risicomanagement dient gericht te zijn op het monitoren van de contacten die betrokkene onderhoudt met zijn kinderen, zijn ex-partner en eventueel haar nieuwe partner. Tevens dient er sprake te zijn van een gecombineerde behandeling gericht op betrokkenes persoonlijkheidsstoornis, de verslavingsproblematiek en zijn ADHD. Het is van belang dat betrokkene een positiever, stabieler zelfbeeld ontwikkelt en dat hij adequate copingvaardigheden aanleert om met spanningen en stressvolle situaties om te gaan. Ondergetekenden menen dat een klinische start aangewezen is De klinische behandeling kan daarna overgaan in een ambulante behandeling met aandacht voor gestructureerde dagbesteding.. In tegenstelling tot tijdens het ambulante pro Justitia onderzoek is er thans bij betrokkene sprake van meer probleembesef, zelfinzicht en een intrinsieke behandelmotivatie. Ondergetekenden schatten in dat de behandeling op verantwoorde wijze kan plaatsvinden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel als de strafmaat dat toelaat. Mocht dit laatste niet het geval zijn, dan rest alleen de mogelijkheid van een tbs. In dat geval menen ondergetekenden dat een afdoende vermindering van het recidivegevaar bereikt kan worden door een overeenkomstige behandeling in het kader van een tbs met voorwaarden, gelet op zijn probleembesef, zelfinzicht en behandelmotivatie.”
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsrapport van 14 oktober 2022. De reclassering acht een langdurige behandeling in de vorm van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk om het (gemiddelde) recidiverisico in te perken.
6.3.3
De maatregel: terbeschikkingstelling
De rechtbank is van oordeel, gelet op de inhoud van de rapporten van het PBC en de reclassering, de ernst van het feit en het recidiverisico, dat een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, hoewel verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij thans gemotiveerd is voor behandeling, er in het verleden sprake is geweest van meerdere mislukte behandeltrajecten en er in de periode voordat hij medewerking verleende aan het PBC-onderzoek geen intrinsieke behandelmotivatie was.
Op grond van de artikelen 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht kan aan de verdachte bij wie tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond de tbs-maatregel worden opgelegd, indien het door hem begane misdrijf bedreigd wordt met een gevangenisstraf van vier jaar of meer en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van tbs noodzakelijk maken. De rechtbank zal verdachte aldus ter beschikking stellen.
De maatregel van tbs met voorwaarden wordt opgelegd terzake een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, te weten poging tot moord. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het bewezenverklaarde misdrijf poging tot moord en hetgeen hiervoor met betrekking tot de rapportage van het PBC van 7 september 2022 is opgenomen, wordt voldaan aan de formele vereisten om tbs op te leggen.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen over. De rechtbank volgt de psychiater en psycholoog in hun adviezen dat de maatregel van tbs met voorwaarden afdoende is om het recidiverisico in te perken en dat de oplegging van dwangverpleging -zoals door de officier van justitie is gevorderd- niet noodzakelijk is.
De rechtbank zal aan de tbs-maatregel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden en verdachte heeft zich bereid verklaard deze na te leven.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het (tevens) opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z Sr, zoals gevorderd. Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat is gericht tegen, dan wel gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat de termijn van de maatregel niet vier, maar maximaal negen jaren kan duren. Mocht de behandeling niet goed verlopen omdat verdachte de voorwaarden niet naleeft, dan kan bovendien alsnog worden bevolen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. In dat geval is de duur van de maatregel zelfs onbegrensd. Daarmee is de veiligheid van de samenleving naar het oordeel van de rechtbank reeds in voldoende mate gewaarborgd. Om die reden zal de rechtbank ook niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden bevelen.
6.3.4
De straf: gevangenisstraf
Naar het oordeel van de rechtbank dient naast de tbs-maatregel ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur opgelegd te worden, gelet op de ernst van het feit.
De rechtbank is van oordeel dat de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de noodzakelijk geachte langdurige tbs-behandeling van verdachte een effect moeten hebben op de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf. Het is namelijk te voorzien dat de tbs-maatregel ook nog een langdurige vrijheidsbeneming zal inhouden. Daarom zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank de maatregel van tbs met voorwaarden en een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals verzocht door de raadsman, zou naar het oordeel van de rechtbank geen recht doen aan de ernst van het feit.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 37.678,89, vermeerderd met de wettelijke rente, bestaande uit € 14.678,89 ter zake materiële schade en € 22.000,- ter zake immateriële schade. De materiële schade is onderverdeeld in de volgende schadeposten:
verlies arbeidsvermogen: € 2.659,10
verlies arbeidsvermogen (toekomstig): € 1.770,05
medische kosten (geleden): € 1.846,26
medische kosten (toekomstig): € 885,00
ziekenhuisdaggeldvergoeding: € 31,00
kleding: € 50,00
opvang kinderen door naasten: € 1.480,00
huishoudelijke hulp (geleden): € 3.587,00
huishoudelijke hulp (toekomstig) € 780,00
kosten familierechtadvocaat: € 578,90
reiskosten (geleden): € 1.212,78
reiskosten (toekomstig): € 553,50
parkeerkosten (geleden): € 120,30
parkeerkosten (toekomstig): € 125,00
De benadeelde partij heeft daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 15.912,51, vermeerderd met de wettelijke rente, bestaande uit € 5.912,51 ter zake materiële schade en
€ 10.000,- ter zake immateriële schade. De materiële schade is onderverdeeld in de volgende schadeposten:
verlies arbeidsvermogen: € 706,69
verlies arbeidsvermogen (toekomstig): € 3.460,41
medische kosten (geleden): € 174,84
medische kosten (toekomstig): € 385,00
bebloed nachthemd: € 25,00
kosten zonder nut (camping): € 351,43
reiskosten (reeds verschenen): € 284,64
reiskosten (toekomstig): € 310,50
eigen risico rechtsbijstand: € 250,00
De benadeelde partij heeft daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente, bestaande uit materiële schade. De materiële schade is onderverdeeld in de schadeposten ‘buitendeur-ruit vervangen + schilderen + noodvoorziening’ ad € 750,-, ‘binnendeur vernieling vervangen + schilderen’ ad € 250,-, ‘keukenblok vernieling’ ad € 200,- en ‘diversen: muren bijwerken’ ad € 300,-. De benadeelde partij heeft daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts heeft hij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat de vordering niet is onderbouwd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 2]
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak voor feit 1. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering ter zake de schadeposten ‘verlies van arbeidsvermogen’, ‘massageapparaat’, ‘draagbandsysteem/douchehoes’, ‘aanschaf oefenklei/kneedpasta’, ‘paracetamol’, ‘ziekenhuisgelddagvergoeding’, ‘opvang kinderen’ en ‘parkeerkosten’ niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De schadeposten ‘eigen risico’, ‘kleding’ en ‘kosten familierechtadvocaat’ dienen volgens de verdediging te worden afgewezen. Tot slot heeft de verdediging verzocht de immateriële schade te matigen.
[slachtoffer 1]
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak voor feit 1. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering ter zake de schadeposten ‘verlies van arbeidsvermogen’, ‘kosten zonder nut/verplaatste schade’ en ‘eigen risico rechtsbijstandsverzekering’ niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De schadeposten ‘medische kosten’ en ‘reiskosten’ dienen volgens de verdediging te worden afgewezen. Ter zake de schadepost ‘bebloede kleding’ heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Tot slot heeft de verdediging -bij toewijzing- verzocht de immateriële schade te matigen.
[slachtoffer 3]
De verdediging heeft verzocht de vordering van [slachtoffer 3] af te wijzen, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde [slachtoffer 2] (feit 1), de benadeelde [slachtoffer 1] (feit 1) en [slachtoffer 3] (feit 3) door de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht.
[slachtoffer 2]
Materiële schade
De rechtbank acht de vordering van benadeelde [slachtoffer 2] ter zake de materiële schade toewijsbaar tot het bedrag van € 5.919,44 (schadeposten: ‘verlies arbeidsvermogen’, ‘medische kosten (geleden)’, ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding’, ‘kleding’, ‘reiskosten (geleden)’, ‘parkeerkosten (geleden)’, omdat deze posten voldoende zijn onderbouwd.
De rechtbank zal de benadeelde partij in zijn vordering ter zake alle ‘toekomstige’ schadeposten niet-ontvankelijk verklaren, omdat deze posten op dit moment niet voorzienbaar zijn.
De rechtbank zal de schadeposten ‘opvang kinderen door naasten’ en ‘kosten familierechtadvocaat’ afwijzen, nu dit geen rechtstreekse schades zijn.
De rechtbank zal de benadeelde partij ter zake de schadepost ‘huishoudelijke hulp’ in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren, omdat deze post onvoldoende is onderbouwd.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft ernstig lichamelijk letsel opgelopen en heeft op het moment van het incident doodsangsten uitgestaan. De wijze waarop dit heeft plaatsgevonden en het enorme leed wat hij hierdoor heeft opgelopen, rechtvaardigt het toekennen van smartengeld. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is het uitgangspunt dat de hoogte daarvan naar billijkheid moet worden vastgesteld, waarbij rekening gehouden moet worden met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder het aan verdachte gemaakte verwijt en de aard en ernst van de gevolgen voor de benadeelde partij. De rechtbank betrekt bij deze beoordeling ook wat door de Nederlandse rechter in vergelijkbare gevallen wordt toegekend. De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 7.500,- een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Voor het overige deel zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 13.419,44.
[slachtoffer 1]
Materiële schade
De rechtbank acht de vordering van benadeelde [slachtoffer 1] ter zake de materiële schade toewijsbaar tot het bedrag van € 1.405,17 (schadeposten: ‘verlies arbeidsvermogen’, ‘medische kosten’, ‘bebloed nachthemd’, ‘reiskosten (reeds verschenen)’, ‘eigen risico rechtsbijstand’, omdat deze posten voldoende zijn onderbouwd.
De rechtbank zal de benadeelde partij in haar vordering ter zake alle ‘toekomstige’ schadeposten niet-ontvankelijk verklaren, omdat deze posten op dit moment niet voorzienbaar zijn.
De rechtbank zal de schadepost ‘kosten zonder nut (camping)’ afwijzen, nu dit geen rechtstreekse schade is.
Immateriële schade
Ter zake de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon op andere wijze is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen en dat dit letsel moet bestaan uit een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging, daaronder begrepen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Bij de benadeelde partij is, zoals blijkt uit de overgelegde stukken, sprake van een psychiatrisch erkend ziektebeeld. Door de psychiater is bij haar een posttraumatische stressstoornis vastgesteld, waarvoor zij in behandeling is en meerdere EMDR-sessies heeft ondergaan.
De rechtbank zal de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid toewijzen tot het bedrag van € 2.500,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 3.905,17.
Wettelijke rente
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag telkens vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 augustus 2021.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal, om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
[slachtoffer 3]
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 3] in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 138, 285, 289 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder
5ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit/de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 primair, 2, 3 en 4 tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt de volgende
voorwaardenbetreffende zijn gedrag:
verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
a. verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
b. verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
c. verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
d. verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
e. verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
f. verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
g. verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
h. verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
3. als de reclassering dat nodig acht, werkt verdachte mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling (FPK/FPA). Deze time-out -welke enkel wordt toegepast na tussenkomst en daartoe strekkende beslissing van een rechter- duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
4. verdachte gaat niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen, zonder toestemming van de reclassering;
5. verdachte laat zich opnemen in FPK en/of FPA of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan detentie. De opname duurt een jaar of zoveel langer/korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
6. verdachte laat zich, na afronding van het klinisch behandeltraject, ambulant behandelen door een forensische polikliniek/ FACT of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan het klinisch behandeltraject. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
7. verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
8. verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
9. verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer [slachtoffer 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- geeft aan de reclassering Nederland de opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • wijst de vordering ter zake de schadeposten ‘opvang kinderen door naasten’ en ‘kosten familierechtadvocaat’ af;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 2] , van € 13.419,44, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 5 augustus 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 102 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • wijst de vordering ter zake de schadepost ‘kosten zonder nut (camping)’ af;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , van € 3.905,17, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 5 augustus 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 49 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E.G. Peters, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. J. van Berchum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zijlstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 november 2022.
Buiten staat
Mr. H.E.G. Peters en mr. J. van Berchum zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I:De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1 primair
hij, op of omstreeks 5 augustus 2021 te Bergen, gemeente Bergen (L), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een (vlees)mes, althans een scherp en puntig voorwerp,
eenmaal en/of meerdere malen (met kracht) in/tegen de borst en/of de het bovenlichaam en/of de handen en/of de benen, althans in het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 1 subsidiair
hij, op of omstreeks 5 augustus 2021 te Bergen, gemeente Bergen (L), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met een (vlees)mes, althans een scherp en puntig voorwerp, eenmaal en/of meerdere malen (met kracht) in/tegen de borst en/of de het bovenlichaam en/of de handen en/of de benen, althans in het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 1 meer subsidiair
hij, op of omstreeks 5 augustus 2021 te Bergen L, gemeente Bergen (L), aan [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten snij- en/of steekwonden en/of peesletsel heeft toegebracht door met een (vlees)mes, althans een scherp en puntig voorwerp, eenmaal en/of meerdere malen (met kracht) in/tegen de borst en/of de het bovenlichaam en/of de handen en/of de benen, althans in het lichaam van die [slachtoffer 2] te steken en/of te snijden;
feit 2
hij, op of omstreeks 5 augustus 2021 te Bergen, gemeente Bergen (L) [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je kapot en/of jij gaat dood, jij gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 3
hij, op of omstreeks 5 augustus 2021 te Bergen, gemeente Bergen (L) opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruiten van een buitendeur en/of een wc-deur, in elk geval enig goed, dat/die gelieel of ten dele aan [slachtoffer 3] Woningbouwvereniging, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 4
hij, op of omstreeks 5 augustus 2021 te Bergen (L), Gemeente Bergen (L), (in) een woning en/of perceel, gelegen aan de [adres] Bergen (L) en in gebruik bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen, terwijl hij, verdachte, zich heeft bediend van middelen geschikt om vrees aan te jagen, te weten door [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] op zijn/haar/hun perceel
- met (onder meer) een mes, althans een scherp en puntig voorwerp, inde hand, een of meer ramen van/bij de achterdeur in te slaan/te gooien en/of
- ( vervolgens) door dat raam naar binnen te klimmen om deze [slachtoffer 2] met een mes in de hand te (achter)volgen,
- een en ander voorafgegaan, althans gepaard gegaan met de dreigende woorden: 'jij gaat dood' en/of ‘hij gaat eraan’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 5
hij, op of omstreeks 5 augustus 2021 te Bergen L, gemeente Bergen (L), opzettelijk en wederrechtelijk een (mobiele) telefoon (merk: Samsung Galaxy) en/of een of meer loungekussen(s), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander03-210883-21 / 103730997-WT0102 toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Voetnoten

1.Hierna te noemen: ( [slachtoffer 1] ) [slachtoffer 1] .
2.Hierna te noemen: ( [slachtoffer 2] ) [slachtoffer 2] .
3.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het (digitale) proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Venray/Gennep, proces-verbaalnummer PL2300-2021122761, gesloten d.d. 16 oktober 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 419.
4.Proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 5 augustus 2021, pagina 367 en 368.
5.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [naam 3] en [naam 4] d.d. 6 augustus 2021, pagina 65 en 66.
6.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 6 augustus 2021, pagina 30 en 42.
7.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 8 augustus 2021, pagina 46 en 47.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 6 augustus 2021, pagina 48 t/m 52.
9.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten d.d.
10.Het geschrift, inhoudende de geneeskundige verklaring van [naam 14] , Chirurg, van Maasziekenhuis [naam 7] , d.d. 31 augustus 2021, pagina 45.
11.Het geschrift, inhoudende de geneeskundige verklaring van GGD Limburg-Noord van [naam 15] , forensisch arts, d.d. 1 oktober 2021, pagina 193-211.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 9] d.d. 8 augustus 2021, pagina 242 en 243.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 10] d.d. 8 augustus 2021, pagina 244.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 8] d.d. 10 augustus 2021, pagina 245 t/m 248.
15.Porces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 augustus 2021, pagina 381 t/m 388.
16.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 oktober 2022.
17.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 september 2022.
18.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 8 augustus 2021, pagina 46-47.