ECLI:NL:RBLIM:2022:8796

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
03/721460-18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door handel in drugs met gebruik van versleutelde communicatie

Op 8 november 2022 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het verkrijgen van wederrechtelijk voordeel door middel van drugshandel. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard vanwege een schending van het recht op een eerlijk proces. De verdediging stelde dat de gegevens verkregen via de versleutelde communicatie-app Ironchat onrechtmatig waren, maar de rechtbank oordeelde dat het openbaar ministerie voldoende had aangetoond dat de gegevens rechtmatig waren verkregen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voordeel had genoten van zijn criminele activiteiten, met een geschat bedrag van € 112.000,00, dat hij had verkregen door de handel in drugs. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op om dit bedrag aan de staat te betalen. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering, waaronder analyses van GPS-gegevens en banktransacties, voldoende was om de vordering van het openbaar ministerie te onderbouwen. De verdachte werd ook veroordeeld tot een gijzeling van 540 dagen.

Uitspraak

RECHTbANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/721460-18 (ontneming)
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 8 november 2022 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats] 1964,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: [verdachte] .
[verdachte] wordt bijgestaan door mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, advocaat, kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 oktober 2022. [verdachte] en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 03/721460-18. Op 8 november 2022 heeft de rechtbank eerst vonnis gewezen in de strafzaak. Vervolgens is de onderhavige uitspraak gewezen.

2.De vordering van de officier van justitie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel. De officier van justitie heeft dit bedrag geschat op € 112.000,00.
Volgens de officier van justitie zou [verdachte] dit voordeel hebben verkregen door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor [verdachte] is veroordeeld en andere strafbare feiten dan de feiten waarvoor [verdachte] is veroordeeld. Er zouden voldoende aanwijzingen bestaan dat deze andere feiten door [verdachte] zijn begaan.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het recht op een eerlijk proces, zoals bepaald in artikel 6 EVRM, is geschonden. Tijdens het onderzoek tegen [verdachte] is gebruik gemaakt van onderschepte versleutelde communicatie via de applicatie Ironchat, waarover informatie werd verkregen via het Verenigd Koninkrijk. Niet kan worden vastgesteld op welke wijze het openbaar ministerie deze data heeft verkregen en of er rechtmatig gebruik is gemaakt van deze data, terwijl het bewijs dat daarmee verkregen werd de basis en het kernbewijsmateriaal vormt voor de verdenkingen tegen [verdachte] .
Door de officier van justitie is toestemming gegeven voor het verkrijgen van de overgedragen onderzoeksgegevens ten behoeve van een ander opsporingsonderzoek als bedoeld in art. 126dd Sv. Er is echter geen beschikking van een rechter-commissaris ingebracht.
Dit alles leidt er volgens de raadsvrouw toe dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv hetgeen zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het verweer van de raadsvrouw met betrekking tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie te verwerpen. Het uitgangspunt is dat het Verenigd Koninkrijk haar eigen wetten en regels naleeft. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat het niet tot de taak van de Nederlandse rechter behoort om te toetsen of het onderzoek dat in het buitenland is uitgevoerd, strookt met de in dat land geldende rechtsregels. Uitgangspunt is, op grond van het vertrouwensbeginsel, dat de regels daar adequaat zijn toegepast. Dit kan niet door de Nederlandse rechter getoetst worden aan artikel 8 EVRM. Door de verdediging is gesteld dat de officier van justitie toestemming heeft gegeven onderzoeksgegevens te verstrekken en geen beschikking van de rechter-commissaris is ingebracht, maar op grond van artikel 126dd Sv is de officier van justitie bevoegd om die gegevens te verstrekken aan een ander onderzoek.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast over de wijze waarop de inhoud van de via de applicatie Ironchat gevoerde gesprekken in het opsporingsonderzoek zijn verkregen.
Op 30 mei 2018 werd bij de politie Oost-Nederland onder de naam Goliath een onderzoek ingesteld naar criminele NN-gebruikers van zogenaamde encrypted telefoons die de chatapp Ironchat gebruikten. Het onderzoek Goliath was een gevolg van het onderzoek Orwell , waarin een in Nederland gevestigd bedrijf werd onderzocht in verband met de verdenking dat dit bedrijf encrypted communicatiemiddelen faciliteerde voor onder andere criminele organisaties. Dit Nederlandse bedrijf maakte gebruik van een telecomserver in het Verenigd Koninkrijk. Middels een Europees Onderzoeksbevel kreeg het onderzoekteam de beschikking over een image van de server van het Nederlandse bedrijf. Uit digitaal onderzoek bleek dat de server werd gebruikt voor het versturen van versleutelde berichten en belangrijke informatie bevatte, die zicht gaf op onder andere verschillende chataccounts, chatnamen en de NN(op dat moment anonieme)-gebruikers van de producten van het Nederlandse bedrijf.
In het Verenigd Koninkrijk werd zelfstandig onderzoek gedaan naar de versleutelde berichten die via deze server waren verzonden. Van 3 oktober 2018 tot 2 november 2018 werd overgegaan tot het live intercepteren en de-crypten van de server. De telecommunicatie werd vervolgens ter beschikking gesteld aan het onderzoek Goliath . Door de officier van justitie werd overeenkomstig artikel 126dd Sv toestemming gegeven voor het gebruik van de overgedragen onderzoeksgegevens ten behoeve van het onderzoek Metaal, dat zich richtte op het achterhalen van de identiteit van de (NN-)gebruikers. In dit onderzoek kwam vervolgens een account naar voren dat kon worden gekoppeld aan [verdachte] .
De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie voldoende duidelijk heeft gemaakt op welke wijze de inhoud van de via Ironchat gevoerde gesprekken is verkregen.
Met betrekking tot de onderzoekshandelingen waarvan de uitvoering plaatsvond onder verantwoordelijkheid van het Verenigd Koninkrijk, overweegt de rechtbank dat de taak van de Nederlandse strafrechter ertoe beperkt is te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van dat onderzoek in de strafzaak tegen [verdachte] gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. Het behoort niet tot de taak van de Nederlandse strafrechter om te toetsen of de wijze waarop dit onderzoek in het buitenland is uitgevoerd, strookt met de dienaangaande in het desbetreffende buitenland geldende rechtsregels. Er dient, op grond van het vertrouwensbeginsel, dan ook van de rechtmatigheid van de verkrijging van deze gegevens te worden uitgegaan. De verdediging heeft in zijn geheel niet onderbouwd dat er bij de verkrijging van de gegevens sprake is van een onrechtmatigheid en op welke wijze deze zou zijn ontstaan en onder wiens verantwoordelijkheid. Niet is gebleken dan ook van enige schending van het recht op een eerlijk proces.
Voor wat betreft het gebruik van de verkregen resultaten in verschillende onderzoeken in Nederland, overweegt de rechtbank dat op grond van artikel 126dd Sv de officier van justitie bevoegd is om die gegevens te verstrekken aan een ander onderzoek. Een beschikking van de rechter-commissaris is niet vereist.
Het verweer wordt dan ook verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vordering.

4.De beoordeling

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen en heeft verzocht de duur van de gijzeling te bepalen op 540 dagen. Gelet op de chats in het dossier bestaan er aanwijzingen dat sprake was van een langdurige handel in verdovende middelen. [verdachte] was langer betrokken bij de handel in verdovende middelen dan [verdachte] ter zitting heeft verklaard en wat is gebleken uit zijn schriftelijke verklaring. De berekening in het dossier is voldoende aannemelijk gemaakt. Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat hij wel eens heeft geklust en ook zijn vrouw heeft gewerkt, maar die verklaring is niet onderbouwd. Van [verdachte] mocht een concrete, niet op voorhand onaannemelijke, verifieerbare verklaring worden verwacht ten aanzien van het veranderde pingedrag en uitgavenpatroon.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de wijze van berekening, de vordering dient te worden afgewezen op grond van een volstrekt onvoldoende onderbouwing. Niet gesteld kan worden dat, nu [verdachte] volgens een chat twee maanden een bedrag van € 3.500,- heeft ontvangen, hetgeen wordt ontkend door [verdachte] , hij dit bedrag gedurende 32 maanden zou hebben ontvangen. Het enkele feit dat er nauwelijks pinopnames waren ten behoeve van levensonderhoud wil niet zeggen dat [verdachte] en zijn gezin geen uit legale bron afkomstig contant geld tot hun beschikking hadden. [verdachte] en diens echtgenote deden klusjes in woningen en tuinen van anderen en poetsten. Ook kan het Openbaar Ministerie niet aantonen dat [verdachte] telkens € 3.500,- heeft verdiend omdat hij vaak op de parkeerplaats bij Gamma was. [verdachte] haalde immers boodschappen bij Gamma, Kwantum, Aldi, Lidl en bijSTOX.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering op basis van de verklaring van [verdachte] dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 1.500,-.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 7.000,- op basis van het dossier en de chat tussen [naam ] en [naam 2] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
Bij voormeld vonnis d.d. 8 november 2022 is [verdachte] veroordeeld wegens:
  • medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, gepleegd in de periode van 14 oktober 2018 tot en met 5 november 2018;
  • medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, gepleegd op 6 november 2018;
  • opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, gepleegd op 6 november 2018.
De officier van justitie heeft de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, [verdachte] voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden en/of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door [verdachte] zijn begaan.
4.3.2
Het bewijs [1]
Verzoek tot bewijsuitsluiting
De raadsvrouw heeft verzocht alle gegevens voortkomend uit het onderzoek aan de hand van de encrypted telefoons en de resultaten van het op basis daarvan verder gedane onderzoek van het bewijs uit te sluiten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen mogelijkheid is voor een (rechterlijke) toetsing en dat het bewijs onrechtmatig is verkregen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor onder 3.3 reeds heeft overwogen, is niet gebleken van onrechtmatig handelen. Het verweer zal dan ook worden verworpen.
Wat betreft het bewijs neemt de rechtbank de bewijsmiddelen zoals die in het vonnis van de rechtbank van 8 november 2022 zijn gebezigd over. Die moeten als hier herhaald en ingelast worden beschouwd. Die bewijsmiddelen en overwegingen gelden als uitgangspunt én het bewijs voor de beoordeling, respectievelijk de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Voorts bezigt de rechtbank de navolgende bewijsmiddelen.
Verbalisant [naam 1] relateert – zakelijk weergegeven – als volgt: [2]
Tijdens het onderzoek Goliath werden chatberichten afkomstig van het ‘Darkweb’ onderschept. Door het onderzoeksteam ‘ Goliath ’ werd een voorlopige selectie gemaakt van chatberichten die betrekking hebben op de drugshandel/drugsvoorraad van [verdachte] . De bedoelde chatberichten zijn berichten tussen [verdachte] en verdachten binnen het onderzoek Goliath / Metaal en tussen verdachten onderling die over [verdachte] gaan.
Hierbij dient vermeld te worden dat gedurende het onderzoek Goliath is gebleken dat het account met de naam ‘ [accountnaam] ’ gebruikt wordt door een persoon die zich kenbaar maakt met de naam ‘ [alias naam] ’. Verder is gebleken dat dit account gebruikt wordt door het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer wordt gebruikt door [verdachte] .
Bij het proces-verbaal van verbalisant [naam 1] zijn chatberichten als bijlagen toegevoegd. [3] In de chatberichten is onder meer – zakelijk weergegeven – het navolgende vermeld:
Datum
Tijd (UTC+0)
Naam afzender
Naam ontvanger
Bericht
07-10-2018
14:11:16
[naam ] (Laptop)
[verdachte]
jij had laatst 20 KG speed gekregen
07-10-2018
14:11:29
[verdachte]
[naam ] (Laptop)
ja klopt
[naam ] (Laptop)
ja rekening houden met [alias naam] he
[naam 2] (Laptop)
[alias naam] krijgt max 10 elke keer
[naam 2] (Laptop)
doe zijn loon op 3.5/4K
[naam ] (Laptop)
Ok, ja jou afdeling
[naam ] (Laptop)
bepaal jij maar dan, regel ik het wel
Uit het proces-verbaal van verbalisant [naam 1] blijkt dat bovenstaand gesprek tussen [naam ] en [naam 2] heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2018. [4]
Bij het proces-verbaal van verbalisant [naam 3] zijn chatberichten als bijlagen toegevoegd. [5] In de chatberichten is onder meer – zakelijk weergegeven – het navolgende vermeld:
Datum
Tijd (UTC+0)
Naam afzender
Naam ontvanger
Bericht
13-10-2018
17:55
[naam ]
[naam 2]
[alias naam] ?
13-10-2018
17:55
[naam 2]
[naam ]
ja
(…)
13-10-2018
17:56
[naam ]
[naam 2]
4K loon
13-10-2018
17:56
[naam 2]
[naam ]
Is goed
13-10-2018
17:56
[naam 2]
[naam ]
Ok
(…)
13-10-2018
17:57
[naam ]
[naam 2]
Bij [alias naam] klopt altijd alles
13-10-2018
17:57
[naam ]
[naam 2]
waarom bij die ezels niet dan
Verbalisant [naam 6] relateert – zakelijk weergegeven – als volgt: [6]
Uit het reclasseringsadvies d.d. 20-11-2018 blijkt dat de verdachte [verdachte] fulltime werkt bij Medi Totaal in Almelo. Op 20-11-2018 is door de reclassering gesproken met de heer [naam 4] , werkgever van de verdachte. Destijds was het bedrijf onderzoek aan het doen aan de hand van GPS-gegevens van de verdachte en bleek dat, volgens de heer [naam 4] , de verdachte met de bedrijfsauto veel ritten had gemaakt buiten het werkgebied en binnen de werktijden. Om die reden zijn de GPS-gegevens van de auto die [verdachte] gebruikte bij zijn werkgever Medi Totaal BV opgevraagd en nader geanalyseerd.
Verstrekking GPS-gegevens bedrijfsvoertuig [verdachte]
Op 20-12-2018 heeft de werkgever, op vordering van de officier van justitie, de GPS-gegevens verstrekt van de Renault Kangoo met kenteken [kenteken] over de periode van 1-1-2016 tot en met 6-11-2018.
Analyse GPS-gegevens op aantal stops bij Gamma in Roermond
Uit het openbaar internet blijkt dat Gamma is gelegen op de Huis & Tuin Boulevard in Roermond. Op deze boulevard liggen Gamma, Praxis, bijSTOX, Outlet Harrie XL, Leen Bakker, Aldi en Lidl en zij hebben de huis/pandnummers 172-194.
De doelstelling van de analyse is om vast te stellen aan de hand van de GPS-gegevens of deze Renault Kangoo vaker is gestopt op de boulevard aan de Sint Wirosingel 172-194 in Roermond, specifiek bij Gamma op nummer 178.
Bevindingen
Uit de analyse van de ontvangen GPS-gegevens blijkt dat de Renault Kangoo :
  • in 2016 in totaal 49 keer bij de Sint Wirosingel 172-194 Roermond langer dan 1 minuut heeft stilgestaan waarvan de eerste keer op 4-1-2016 en 20 keer bij Gamma op nummer 178;
  • in 2017 in totaal 58 keer bij de Sint Wirosingel 172-194 Roermond langer dan 1 minuut heeft stilgestaan waarvan 34 keer bij Gamma op nummer 178;
  • in 2018 in totaal 49 keer bij de Sint Wirosingel 172-194 Roermond langer dan 1 minuut heeft stilgestaan waarvan 20 keer bij Gamma op nummer 178.
Hieruit blijkt dat over de periode 1-1-2016 tot en met 6-11-2018 de Renault Kangoo 156 keer op de Woon (
naar de rechtbank begrijpt: Huis) & Tuin Boulevard aan de Sint Wirosingel in Roermond heeft gestaan waarvan 74 keer bij Gamma op de Sint Wirosingel 178 .
Uit de aangeleverde GPS-gegevens blijkt in eerste instantie niet dat de Renault op 19-10-2018 omstreeks 20.00 uur op de Wirosingel 178 is geweest, zoals het observatieteam heeft waargenomen. Telefonische navraag bij Medi Totaal BV leverde op dat hele korte stops niet op de door hun verstrekte lijsten voorkomen. Deze moeten ze handmatig uitzoeken. Op verzoek van de politie is door Medi Totaal BV uitgezocht waar de Renault Kangoo op 19-10-2018 tussen 18.00 en 21.00 uur is gestopt. Uit de verstrekte informatie blijkt dat de Renault tussen 19.00 en 21.00 uur kort is gestopt op de Sint Wirosingel . Dit komt overeen met wat het observatie team heeft waargenomen.
Aansluiting met bankrekening [IBAN nummer 1]
Om te beoordelen hoeveel van de stops op Sint Wirosingel 178 verband kunnen houden met aankopen bij Gamma is aansluiting gezocht bij de pinbetalingen bij Gamma op de bankrekening van de verdachte [verdachte] .
Uit de bankrekening blijkt dat in 2016 één keer, in 2017 elf keer en in 2018 geen een keer met de pin is betaald bij Gamma in Roermond op het moment dat de Renault Kangoo geparkeerd stond op de Sint Wirosingel . Twee keer is bij Gamma betaald, terwijl daar toen niet met de bedrijfsauto is geparkeerd, te weten op 24-4-2017 en op 3-6-2017.
Als de aanliggende bouwmarkten worden betrokken, Praxis, nr. 176, en bijSTOX op nr. 180, dan blijkt dat twee keer is gepind bij Praxis waarvan bij de pinbetaling op 26-5-2016 de Renault Kangoo geparkeerd stond op de Sint Wirosingel .
Uit voorgaande blijkt dat van de 74 keer dat de Renault Kangoo heeft stilgestaan bij de Gamma er twaalf keer is gepind bij Gamma.
Resumé analyse GPS-gegevens Renault Kangoo met kenteken [kenteken]
Uit de GPS-gegevens blijkt dat de Renault Kangoo met het kenteken [kenteken] over de periode 1-1-2016 tot en met 6-11-2018 in totaal 156 keer heeft stilgestaan op de Huis & Tuin Boulevard, Sint Wirosingel 172-194 in Roermond, waarvan 74 keer bij Gamma op nummer 178. Van deze 74 stops is er twaalf keer gepind bij Gamma. Het werkelijke aantal stops ligt mogelijk hoger aangezien de hele korte stops (korter dan 1 minuut), zoals het observatieteam op 19-10-2018 heeft waargenomen, hier niet in zijn meegenomen.
Daarmee blijkt uit deze analyse dat [verdachte] minimaal vanaf 4 januari 2016 regelmatig met zijn bedrijfsauto een stop maakte op de Sint Wirosingel in Roermond. Aangezien dit de plek is waar hij op 19-10-2018 geld en verdovende middelen in ontvangst neemt, is het aannemelijk dat [verdachte] zich minimaal vanaf 4 januari 2016 bezig houdt met de handel in verdovende middelen.
Verbalisant [naam 5] relateert – zakelijk weergegeven – als volgt: [7]
De bankrekening van [verdachte] (rekeningnummer [IBAN nummer 1] ), zijnde een betaalrekening, werd gevorderd over de periode van 1 januari 2015 tot en met 8 november 2018.
Contante stortingen gedurende de gevorderde periode
Uit onderzoek van het rekeningoverzicht van [verdachte] is gebleken dat er in de gevorderde periode vier contante stortingen plaatsvinden op deze bankrekening, te weten:
• op 31 maart 2016 wordt een bedrag, groot € 1.690,00, contant gestort;
• op 6 oktober 2016 wordt een bedrag, groot € 1.000,00, contant gestort;
• op 15 november 2016 wordt een bedrag van € 4.400,00 contant gestort;
• op 24 januari 2017 wordt een bedrag van € 700,00 contant gestort.
Opvallend is dat direct nadat er een contante storting op de bankrekening plaatsvindt er ook een betaling voor een vakantie wordt overgemaakt voor ongeveer hetzelfde bedrag als er gestort is.
Contante opnamen gedurende de gevorderde periode
Uit onderzoek van het rekeningoverzicht van [verdachte] is gebleken dat er in de gevorderde periode in de jaren 2015 tot 8 november 2018 geen contante opnamen plaatsvinden van deze bankrekening.
Pinbetalingen voor voeding
Opvallend is de drastische afname van de pinbetalingen voor voeding vanaf medio 2016. Verdachte [verdachte] verricht in de jaren 2017 en 2018 ten opzichte van de jaren 2015 en 2016 weinig pinbetalingen voor inkopen van voeding. In 2018 zijn er zelfs slechts drie pinbetalingen voor voeding. Ook zijn er in deze beide jaren geen contante opnamen van zijn bankrekening geweest waarvan hij de boodschappen zou hebben kunnen doen. Er wordt dus veelvuldig gebruik gemaakt van contant geld om de dagelijkse levensbehoeften mee te betalen.
Verbalisant [naam 5] relateert – zakelijk weergegeven – als volgt: [8]
De bankrekening van [medeverdachte 1] (rekeningnummer [IBAN nummer 2] ), zijnde een betaalrekening, werd gevorderd over de periode van 1 januari 2015 tot en met 8 november 2018.
Contante stortingen gedurende de gevorderde periode
Uit onderzoek van het rekeningoverzicht van [medeverdachte 1] is gebleken dat er in de gevorderde periode vier contante stortingen plaatsvinden op deze bankrekening, te weten:
• op 17 maart 2016 wordt een bedrag, groot € 90,00, contant gestort;
• op 24 mei 2017 wordt een bedrag, groot € 100,00, contant gestort;
• op 17 november 2017 wordt een bedrag van € 2.290,00 contant gestort;
• op 8 juni 2018 wordt een bedrag van € 280,00 contant gestort.
Opvallend is dat direct nadat de contante storting van € 2.290,00 op 17 november 2017 op de bankrekening plaatsvindt er ook een betaling aan Infomedics wordt gedaan en een tweetal betalingen aan de ANWB voor een vakantie worden overgemaakt voor ongeveer hetzelfde bedrag als er gestort is. Ook na de storting van € 280,00 op 8 juni 2018 wordt er een betaling aan de ANWB overgemaakt.
Contante opnamen gedurende de gevorderde periode
Uit onderzoek van het rekeningoverzicht van [medeverdachte 1] is gebleken dat er in de gevorderde periode in de jaren 2015 tot 8 november 2018 slechts 6 contante opnamen plaatsvinden van deze bankrekening.
Pinbetalingen voor voeding
Opvallend is de drastische afname van de pinbetalingen voor voeding vanaf medio 2016. Verdachte [medeverdachte 1] verricht in de jaren 2017 en 2018 ten opzichte van de jaren 2015 en 2016 weinig pinbetalingen voor inkopen van voeding. In 2018 zijn er zelfs slechts dertien pinbetalingen voor voeding.
Verbalisant [naam 5] relateert – zakelijk weergegeven – als volgt: [9]
De bankrekening van [medeverdachte 2] (rekeningnummer NL29INGB0002668162 ), zijnde een betaalrekening, werd gevorderd over de periode van 1 januari 2015 tot en met 8 november 2018.
Contante stortingen gedurende de gevorderde periode
Uit onderzoek van het rekeningoverzicht van [medeverdachte 2] is gebleken dat er in de gevorderde periode zeven contante stortingen plaatsvinden op deze bankrekening, te weten:
• op 15 februari 2016 wordt een bedrag, groot € 630,89 contant gestort;
• op 9 mei 2016 wordt een bedrag, groot € 245,65 contant gestort;
• op 25 mei 2016 wordt een bedrag van € 62,83 contant gestort;
• op 5 juli 2016 wordt een bedrag van € 3.460,00 contant gestort;
• op 11 november 2016 wordt een bedrag van € 1.400,00 contant gestort;
• op 6 januari 2017 wordt een bedrag van € 950,00 contant gestort;
• op 18 september 2017 wordt een bedrag van € 650,00 contant gestort.
Opvallend zijn de grote contante stortingen in de jaren 2016 ter hoogte van in totaal
€ 5.799,37 en in 2017 ter hoogte van in totaal € 1.600,00.
Contante opnamen gedurende de gevorderde periode
Uit onderzoek van het rekeningoverzicht van [medeverdachte 2] is gebleken dat er in de gevorderde periode in de jaren 2015 en 2016 regelmatig contante opnamen plaatsvinden van deze bankrekening. Opgemerkt wordt dat er in het jaar 2017 geen enkele contante opname vanaf deze bankrekening is gedaan. Ook in het jaar 2018 zijn er, op een bedrag van € 10,45 op 15 augustus 2018 na, geen contante opnamen.
Pinbetalingen voor voeding
Vanaf 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016 heeft verdachte [medeverdachte 2] slechts voor een bedrag van € 105,46 aan boodschappen gepind. [medeverdachte 2] verricht weinig pinbetalingen voor inkopen van voeding in de jaren 2017 en 2018. Ook zijn er in deze beide jaren geen contante opnamen van haar bankrekening geweest waarvan zij boodschappen zou hebben kunnen doen.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] door middel van of uit de baten van voormelde feiten voordeel heeft gekregen.
4.3.3
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat er in het dossier voldoende aanwijzingen zijn waaruit blijkt dat [verdachte] voordeel heeft genoten. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Het is aannemelijk dat [verdachte] vanaf 1 januari 2016 handelde in verdovende middelen, nu uit het bovenstaande is gebleken dat [verdachte] vanaf 4 januari 2016 regelmatig bij de Sint Wirosingel in Roermond stopte, de plek waar hij op 15 oktober 2018 en 19 oktober 2018 geld en verdovende middelen in ontvangst heeft genomen. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat [verdachte] vaak op de parkeerplaats bij Gamma was, omdat hij boodschappen haalde bij Gamma, Kwantum, Aldi, Lidl en bijStox. Echter, gelet op de ligging van deze winkels ten opzichte van Gamma en de overige beschikbare parkeerplaatsen, is het volstrekt onaannemelijk dat [verdachte] zijn auto bij Gamma zou hebben geparkeerd om vervolgens boodschappen te halen bij de overige winkels.
Voorts is uit de bankgegevens van [verdachte] gebleken dat over de onderzochte periode van 1 januari 2015 tot en met 8 november 2018 geen geld contant werd opgenomen, er sprake is van een drastische afname van pinbetalingen voor levensmiddelen vanaf medio 2016 en na vier contante stortingen, waarvan de eerste op 31 maart 2016, op de bankrekening een betaling van ongeveer hetzelfde bedrag plaatsvond voor een vakantie. Uit de bankgegevens van [medeverdachte 1] is gebleken dat sprake is van een drastische afname van pinbetalingen voor levensmiddelen vanaf medio 2016 en er in 2017 en 2018 geen contante opnames plaatsvonden. Uit de bankgegevens van [medeverdachte 2] is gebleken dat er weinig pinbetalingen plaatsvonden voor levensmiddelen, er in het jaar 2017 en, op een bedrag na, in het jaar 2018 geen contante opnames plaatsvonden, terwijl in de jaren 2015 en 2016 regelmatig contante opnamen plaatsvonden, en er zeven contante stortingen hebben plaatsgevonden.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat [verdachte] en diens echtgenote klusjes in woningen en tuinen van anderen deden en poetsten en dat de contante uitgaven en drastische afname van de pinbetalingen voor levensmiddelen vanaf medio 2016 hierdoor te verklaren zijn. De rechtbank acht het echter onaannemelijk dat voornoemde verdiensten een verklaring kunnen bieden voor de contante uitgaven en de drastische afname van de pinbetalingen voor levensmiddelen vanaf medio 2016. [verdachte] heeft immers verklaard dat hij altijd al heeft geklust en uit de overgelegde verklaring blijkt dat het (tegen betaling) poetsen reeds werd gedaan in 2015, waarbij de echtgenote van [verdachte] aanvankelijk alleen poetste en [verdachte] haar daarna hielp. Niet is gebleken dat deze klusjes opeens veel meer geld zijn gaan opbrengen. Gelet op de voorgaande analyse van de bankrekeningen is het aannemelijk dat [verdachte] minimaal vanaf 1 maart 2016 handelde in verdovende middelen. Immers, eind maart 2016 vindt een contante storting plaats van € 1.690,-- voor het betalen van een vakantie. Vanaf medio 2016 ook is een duidelijke kentering zichtbaar in het girale uitgaven patroon voor wat betreft levensmiddelen.
Uit het proces-verbaal analyse GPS gegevens is zichtbaar dat [verdachte] minimaal vanaf 4 januari 2016 regelmatige stopte bij de Sint Wirosingel , zijnde de plek waar volgens de chats de overdracht van verdovende middelen plaats vond. Het is dan ook aannemelijk dat [verdachte] minimaal vanaf 1 januari 2016 handelde in verdovende middelen. In het voordeel van [verdachte] wordt voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan van een startdatum vanaf 1 maart 2016 dat [verdachte] betrokken was bij de handel in verdovende middelen, gelet op de bovengenoemde bevindingen ten aanzien van de drastische kentering in het girale uitgavenpatroon per medio maart 2016. Dit houdt in dat hij vanaf 1 maart 2016 tot de datum van de doorzoeking op 6 november 2018, in totaal 32 maanden (10 + 12 + 10 maanden), betrokken is geweest bij de handel in verdovende middelen.
In het chatbericht tussen [naam ] en [naam 2] d.d. 3 oktober 2018 wordt vermeld dat het loon van [verdachte] 3.5/4K is en in het chatbericht tussen [naam ] en [naam 2] d.d. 13 oktober 2018 wordt gesproken over 4K aan loon. Nu in het chatgesprek van 3 oktober 2018 wordt gesproken over 3,5/4K wordt voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, in het voordeel van [verdachte] , uitgegaan van € 3.500,- als maandelijkse vergoeding voor de handel in verdovende middelen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank dan ook geen enkele reden het wederrechtelijk verkregen voordeel te schatten op een bedrag van € 1.500,- of € 7.000,-, zoals betoogd door de raadsvrouw, en zij schat het wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve op (32 x € 3.500,00) =
€ 112.000,00.
4.3.4
De op te leggen betalingsverplichting
De rechtbank zal aan [verdachte] de verplichting opleggen tot betaling van € 112.000,00 aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

5.Het wettelijke voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
  • legt [verdachte] de verplichting op tot
- bepaalt de duur van de
gijzelingdie met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op
540 dagen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. L. Bastiaans, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en mr. G.L.A.M. van Doveren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.G. Taranto en mr. C.K. Spronk, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 november 2022.
Buiten staat
Mr. C.G.A. Wouters, mr. G.L.A.M. van Doveren en mr. C.K. Spronk zijn niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LBRAA18021-189 (onderzoek Lazuli), gesloten d.d. 10 januari 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1219.
2.Proces-verbaal Bevindingen d.d. 15 november 2018, pagina 908-909.
3.Bijlagen behorend bij proces-verbaal Bevindingen d.d. 15 november 2018, pagina 910-927.
4.Proces-verbaal Bevindingen berekening WVV d.d. 23 januari 2019, pagina 906.
5.Bijlagen behorend bij proces-verbaal bevindingen d.d. 19 oktober 2018, pagina 931-936.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2019, pagina 937-969.
7.Proces-verbaal van Bevindingen, betreft: proces-verbaal analyse bankrekening [verdachte] [IBAN nummer 1] d.d. 16 januari 2019, pagina 970-992.
8.Proces-verbaal van Bevindingen, betreft: proces-verbaal analyse bankrekening [medeverdachte 1] [IBAN nummer 2] d.d. 16 januari 2019, pagina 993-1009.
9.Proces-verbaal van Bevindingen, betreft: proces-verbaal analyse bankrekening [medeverdachte 2] NL29INGB0002668162 d.d. 16 januari 2019, pagina 1010-1019.