ECLI:NL:RBLIM:2022:8793

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
03/721460-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van drugshandel en bewijsuitsluiting in strafzaak tegen verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 8 november 2022, is de verdachte beschuldigd van het medeplegen van het vervoeren en verwerken van harddrugs, alsook het voorhanden hebben van softdrugs. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard wegens schending van het recht op een eerlijk proces, verworpen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren en verwerken van harddrugs, en het voorhanden hebben van softdrugs. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor de beschuldiging van het buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, wat leidde tot vrijspraak voor dat onderdeel van de tenlastelegging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat er sprake was van een georganiseerde drugshandel. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en zijn rol in de drugshandel heeft gebagatelliseerd. De straf is gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/721460-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
wonende te [adres 1]
De verdachte wordt bijgestaan door raadsvrouw mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, advocaat kantoorhoudende te Roermond .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 oktober 2022. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: in de periode van 14 oktober 2018 tot en met 5 november 2018, al dan niet samen met een ander of anderen, harddrugs buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, dan wel harddrugs heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of bewerkt en/of verwerkt;
Feit 2:op 6 november 2018, al dan niet samen met een ander of anderen, harddrugs buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, dan wel harddrugs heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad;
Feit 3:op 6 november 2018, al dan niet samen met een ander of anderen, hasjiesj aanwezig heeft gehad.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het recht op een eerlijk proces, zoals bepaald in artikel 6 EVRM, is geschonden. Tijdens het onderzoek tegen de verdachte is gebruik gemaakt van onderschepte versleutelde communicatie via de applicatie Ironchat, waarover informatie werd verkregen via het Verenigd Koninkrijk. Niet kan worden vastgesteld op welke wijze het openbaar ministerie deze data heeft verkregen en of er rechtmatig gebruik is gemaakt van deze data, terwijl het bewijs dat daarmee verkregen werd de basis en het kernbewijsmateriaal vormt voor de verdenkingen tegen de verdachte.
Door de officier van justitie is toestemming gegeven voor het verkrijgen van de overgedragen onderzoeksgegevens ten behoeve van een ander opsporingsonderzoek als bedoeld in art. 126dd Sv. Er is echter geen beschikking van een rechter-commissaris ingebracht.
Dit alles leidt er volgens de raadsvrouw toe dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het verweer van de raadsvrouw met betrekking tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie te verwerpen. Het uitgangspunt is dat het Verenigd Koninkrijk haar eigen wetten en regels naleeft. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat het niet tot de taak van de Nederlandse rechter behoort om te toetsen of het onderzoek dat in het buitenland is uitgevoerd, strookt met de in dat land geldende rechtsregels. Uitgangspunt is op grond van het vertrouwensbeginsel, dat de regels daar adequaat zijn toegepast. Dit kan niet door de Nederlandse rechter getoetst worden aan artikel 8 EVRM. Door de verdediging is gesteld dat de officier van justitie toestemming heeft gegeven onderzoeksgegevens te verstrekken en geen beschikking van de rechter-commissaris is ingebracht, maar op grond van artikel 126dd Sv is de officier van justitie bevoegd om die gegevens te verstrekken aan een ander onderzoek.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast over de wijze waarop de inhoud van de via de applicatie Ironchat gevoerde gesprekken in het opsporingsonderzoek zijn verkregen.
Op 30 mei 2018 werd bij de politie Oost-Nederland onder de naam Goliath een onderzoek ingesteld naar criminele NN-gebruikers van zogenaamde
encryptedtelefoons die de chatapp Ironchat gebruikten. Het onderzoek Goliath was een gevolg van het onderzoek Orwell, waarin een in Nederland gevestigd bedrijf werd onderzocht in verband met de verdenking dat dit bedrijf
encryptedcommunicatiemiddelen faciliteerde voor onder andere criminele organisaties. Dit Nederlandse bedrijf maakte gebruik van een telecomserver in het Verenigd Koninkrijk. Middels een Europees Onderzoeksbevel kreeg het onderzoeksteam de beschikking over een image van de server van het Nederlandse bedrijf. Uit digitaal onderzoek bleek dat de server werd gebruikt voor het versturen van versleutelde berichten en belangrijke informatie bevatte, die zicht gaf op onder andere verschillende chataccounts, chatnamen en de NN(op dat moment anonieme)-gebruikers van de producten van het Nederlandse bedrijf.
In het Verenigd Koninkrijk werd zelfstandig onderzoek gedaan naar de versleutelde berichten die via deze server waren verzonden. Van 3 oktober 2018 tot 2 november 2018 werd overgegaan tot het live intercepteren en de-crypten van de server. De telecommunicatie werd vervolgens ter beschikking gesteld aan het onderzoek Goliath . Door de officier van justitie werd overeenkomstig artikel 126dd Sv toestemming gegeven voor het gebruik van de overgedragen onderzoeksgegevens ten behoeve van het onderzoek Metaal, dat zich richtte op het achterhalen van de identiteit van de (NN-)gebruikers. In dit onderzoek kwam vervolgens een account naar voren dat kon worden gekoppeld aan de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie voldoende duidelijk heeft gemaakt op welke wijze de inhoud van de via Ironchat gevoerde gesprekken is verkregen.
Met betrekking tot de onderzoekshandelingen waarvan de uitvoering plaatsvond onder verantwoordelijkheid van het Verenigd Koninkrijk, overweegt de rechtbank dat de taak van de Nederlandse strafrechter ertoe beperkt is te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van dat onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. Het behoort niet tot de taak van de Nederlandse strafrechter om te toetsen of de wijze waarop dit onderzoek in het buitenland is uitgevoerd, strookt met de dienaangaande in het desbetreffende buitenland geldende rechtsregels. Er dient, op grond van het vertrouwensbeginsel, dan ook van de rechtmatigheid van de verkrijging van deze gegevens te worden uitgegaan. De verdediging heeft in zijn geheel niet onderbouwd dat er bij de verkrijging van de gegevens sprake is van een onrechtmatigheid en op welke wijze deze zou zijn ontstaan en onder wiens verantwoordelijkheid. Niet is gebleken dan ook van enige schending van het recht op een eerlijk proces.
Voor wat betreft het gebruik van de verkregen resultaten in verschillende onderzoeken in Nederland, overweegt de rechtbank dat op grond van artikel 126dd Sv de officier van justitie bevoegd is om die gegevens te verstrekken aan een ander onderzoek. Een beschikking van de rechter-commissaris is niet vereist.
Het verweer wordt dan ook verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Volgens de officier van justitie heeft de verdachte op 15 oktober 2018 xtc-pillen en op 19 oktober 2018 200 gram cocaïne en 250 gram heroïne vervoerd. Daarnaast heeft hij in de tenlastegelegde periode 16 enveloppen voorhanden gehad met daarop adressen van de Verenigde Staten en Australië. Uit het dossier is gebleken dat er onder andere PostNL-zegels en sealapparaten zijn aangetroffen en DVD’s en DVD-hoezen om de drugs in te versturen. Uit artikel 1 van de Opiumwet en de jurisprudentie volgt dat het ‘buiten het grondgebied van Nederland brengen’ extensief moet worden geïnterpreteerd waardoor ook het ter vervoer aannemen van verdovende middelen daaronder valt. Volgens de officier van justitie heeft verdachte de xtc-pillen aangenomen met de bedoeling deze te verzenden naar het buitenland en is sprake van een voltooid delict met betrekking tot het buiten het grondgebied van Nederlands brengen van deze drugs. Ten slotte heeft de officier van justitie aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet hoeft aan te tonen hoelang verdachte het account ‘ [accountnaam 3] ’ gebruikte. Uit de inhoud van de (Iron)chatgesprekken en de verklaring van verdachte zelf blijkt dat de verdachte de telefoon in de tenlastegelegde periode heeft gebruikt en die gesprekken heeft gevoerd.
Voorts acht de officier van justitie het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, doordat de verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] de verdovende middelen samen voorhanden hebben gehad.
Ten slotte acht de officier van justitie het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben de aangetroffen hasj samen voorhanden gehad en de hasj lag in de woning.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Het onder 1 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft primair de niet-ontvankelijkheid bepleit van het openbaar ministerie zoals hiervoor onder 3.1 benoemd. Subsidiair heeft zij bepleit dat er op diezelfde gronden sprake is van een onherstelbaar vormverzuim dat zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting en – dientengevolge – tot vrijspraak.
Meer subsidiair heeft zij vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tenlastegelegde vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Er zijn weliswaar in de woning van verdachte printerrollen aangetroffen, maar is er geen printer aangetroffen. Er is geen bewijs dat verdovende middelen buiten het grondgebied van Nederland zijn gebracht. Daarnaast heeft verdachte verklaard over de aanname en afgifte van de verdovende middelen, de ellende in de Duitse werkhuizen en dat alle aangetroffen verdovende middelen en goederen bij hem slechts tijdelijk – en kort voor de inval door de politie – zijn neergezet door derden. Voorts kan het Openbaar Ministerie niet aantonen hoe lang verdachte het account ‘ [accountnaam 3] ’ als ‘ [aliasnaam] ’ gebruikte. De verdediging wijst hierbij op chats waaruit blijkt dat verdachte pas sedert oktober 2018 ‘ [aliasnaam] ’ is.
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Primair heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van het onder 2 en 3 ten laste gelegde. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de doorzoeking onrechtmatig was, hetgeen ertoe zou moeten leiden dat de resultaten daarvan van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het onder 2 en 3 ten laste gelegde aanwezig hebben van de verdovende middelen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Op basis van de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte telecommunicatie-berichten kon een aantal onbekende gebruikers van de chatapplicatie Ironchat worden geïdentificeerd. Hierbij zijn meerdere personen als verdachten in verschillende onderzoeken naar voren gekomen, waaronder de verdachte.
Verzoek tot bewijsuitsluiting
De raadsvrouw heeft verzocht alle gegevens voortkomend uit het onderzoek aan de hand van de encrypted telefoons en de resultaten van het op basis daarvan verder gedane onderzoek van het bewijs uit te sluiten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen mogelijkheid is voor een (rechterlijke) toetsing en het bewijs daarom onrechtmatig is verkregen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor onder 3.3 reeds heeft overwogen, is niet gebleken van onrechtmatig handelen. De raadsvrouw heeft niet gesteld welke norm is geschonden en in welk belang de verdachte daardoor is geschaad. Op grond van vaste jurisprudentie is het enkel voorkomen van de ontdekking van door verdachte gepleegde strafbare feiten – in dit verband – geen rechtens te respecteren belang. Het verweer zal dan ook worden verworpen.
Bewijsmiddelen
Uit de onderschepte
encryptedtelecommunicatie kwam onder andere het volgende account naar voren: jqetqernt4003. [2] De gebruiker [accountnaam 3] maakt zich kenbaar onder de naam [aliasnaam] . [3] De verdachte heeft ter zitting bekend dat hij vanaf begin oktober 2018 tot 6 november 2018 de gebruiker van dit account was. [4] Door het onderzoeksteam wordt geconstateerd dat in de chatberichten wordt gesproken over de drugshandel/drugsvoorraad van de verdachte. [5]
Chatberichten
Op 14 oktober 2018 neemt de gebruiker van het account [accountnaam 2] , die later werd geïdentificeerd als [naam 2] , contact op met de verdachte met de vraag hoe laat hij morgen pillen in ontvangst kan nemen, waarop de verdachte antwoordt: “tussen 16.00 a 17.00 uur” en de locatie noemt: “ [adres 2] ”.
Op 15 oktober 2018 hebben de twee opnieuw contact. De verdachte laat weten dat hij vanaf 18:00 uur kan en dat hij in een grijze Renault Kangoo rijdt. [6] De verdachte heeft verklaard dat hij vanwege zijn werk een Renault Kangoo , met kenteken [kentekenplaat] , rijdt. [7]
Later laat de verdachte aan [naam 2] weten dat hij de pillen heeft. Ook volgt er een gesprek over welke soorten en hoeveelheden pillen de verdachte heeft ontvangen en hoeveel pillen hij nog in bezit had. [8]
Op 14 oktober 2018 vindt er een chatgesprek plaats tussen de gebruiker van het account “ [naam 3] ”, in gebruik bij [naam 4] , en het account dat in gebruik blijkt te zijn bij [naam 5] . Zij bespreken hoeveel geld er naar [aliasnaam] moet. Daarna neemt [naam 4] via de chat contact op met de verdachte. [naam 4] laat aan de verdachte weten dat het geld en de stash deze week komt. De verdachte laat weten dat donderdag het beste uit komt.
Op 15 oktober 2018 hebben [naam 5] en [naam 4] opnieuw contact. [naam 5] zegt dat [naam 4] ook gelijk 4 kilo hash mee kan doen.
[naam 4] neemt op 17 oktober 2018 contact op met de verdachte en geeft door dat het om “200 c 250 h 4 kilo hasj” en “11.000” gaat. Op 19 oktober 2018 vraagt [naam 4] de verdachte naar een adres. De verdachte laat weten: “ [adres 2] ”. [naam 4] geeft nog door dat hij op dezelfde plek gaat staan als de vorige keer.
Tijdens een observatie werd gezien dat [naam 4] omstreeks 19:56 uur de [adres 2] op rijdt en naast een Renault Kangoo met kenteken [kentekenplaat] parkeert. De kofferbak van de auto van [naam 4] wordt kort geopend. De Renault vertrekt daarna en wordt om 20:09 uur aangetroffen op de [adres 2] .
Om 20:04 uur heeft [naam 4] aan [naam 5] laten weten dat hij het heeft afgegeven. Om 20:23 uur laat de verdachte aan [naam 6] en [naam 5] weten dat hij het geld, de coke, de heroïne en de hasj heeft en dat hij morgen alles na weegt. [9]
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 19 oktober 2018 drugs en het geld heeft opgehaald. [10]
Op 30 oktober 2018 vindt er een gesprek plaats tussen [naam 5] en de verdachte, waarin de verdachte aangeeft wat zijn voorraad is, waarop [naam 5] laat weten: “Van de week komt iemand dan langs ophalen voor nieuwe Duitse werkhuizen.” De verdachte laat weten: “Laat mij wel genoeg voorraad houden”, waarop [naam 5] antwoordt dat het om de helft van de pillen gaat. De verdachte laat dan weten: “Loopt gelukkig weer redelijk.”
Op 31 oktober 2018 zijn voor het opzetten van een nieuwe werkplek zilverzakken nodig. De verdachte geeft aan dat hij 800 à 1000 van die middelmaat (grote DVD), 400 kleinere 10#15 en 1000 hele grote zakken kan leveren.
Op 1 november 2018 geeft de verdachte zijn voorraad door aan [naam 6] . Hij geeft aan dat hij een label te weinig had en dat hij nog 350 + 5 MDMA moet versturen en dat hij zelf niet heeft ingepakt. [11]
Uit onderzoek is gebleken dat [naam 5] , [naam 4] en [naam 6] in verband kunnen worden gebracht met [naam 7] . Deze laatste is veroordeeld wegens drugshandel door middel van postpakketten. Het onderzoeksteam concludeert dat de handel in drugs is overgenomen door [naam 5] , [naam 4] en [naam 6] , omdat [naam 7] gedetineerd is. [12]
In de contactenlijst van de telefoon die in beslag werd genomen onder [naam 7] staan onder andere de namen “ [bijnaam 1] ” en “ [bijnaam 2] ”. De daaraan gekoppelde telefoonnummers bleken in gebruik te zijn bij respectievelijk [medeverdachte 2] en de verdachte. [13]
Doorzoeking
Op 6 november 2018 vond er een doorzoeking plaats in de woning aan de [adres 2] . [14] In die woning zijn naast de verdachte, ook diens vrouw [medeverdachte 1] en dochter [medeverdachte 2] woonachtig. [15] [medeverdachte 1] opende de deur en antwoordde ontkennend op de vraag van de rechter-commissaris of er wapens in de woning aanwezig waren en vervolgens bevestigend op de vraag of er drugs in de woning aanwezig waren. Zij wees desgevraagd aan waar de drugs lag, te weten in een schuur welke direct verbonden was met de woning. De deur van de schuur werd door [medeverdachte 1] geopend met een sleutel. [16]
In de schuur/garage grenzend aan de woning werden de volgende goederen aangetroffen:
-in totaal ongeveer 12,8 kilogram gekleurde pillen. [17] Deze pillen bleken MDMA te bevatten. [18]
-in totaal ongeveer 137 gram pillen. Deze pillen bleken amfetamine te bevatten; [19]
-in totaal ongeveer 1.260 gram lichtgekleurde brokken. [20] Deze brokken bleken MDMA te bevatten; [21]
-ongeveer 221 gram lichtbruin gekleurde brokken. [22] Deze brokken bleken heroïne te bevatten. [23]
-ongeveer 29,7 gram wit poeder. [24] Dit poeder bleek cocaïne te bevatten. [25]
-in totaal 3.265 strips. [26] Deze bleken LSD te bevatten. [27]
- twee blokken met een gewicht van in totaal 476 gram, naar later bleek, hasjiesj. [28]
In de gang naar de schuur/garage bevond zich een ijskast met een diepvriesvak. In dat diepvriesvak werd in totaal ongeveer 32,4 kilogram witkleurige pasta aangetroffen. [29] Dit bleek amfetaminepasta te zijn. [30]
Op de zolder werden drie sealbags aangetroffen, met daarin in twee blokken van in totaal ongeveer 3 kilo. [31] Uit onderzoek bleek dat het hasjiesj betrof. [32]
Verder werden er bij de doorzoeking in de schuur, in een papieren draagzak, diverse enveloppen aangetroffen, welke waren voorzien van adresseringslabels. Het ging om adressen in de Verenigde Staten en Australië. [33] In een van de enveloppen zat een DVD hoes met daarin 54 pillen, [34] welke pillen MDMA bleken te bevatten. [35] In een andere envelop zat een wenskaart met daarin 10 pillen met opschrift Heineken, [36] welke pillen MDMA bleken te bevatten. [37]
Ook werd een envelop onderworpen aan forensisch onderzoek. Het betrof een envelop die was verpakt in een transparante gripzak en was geadresseerd aan een adres in de Verenigde Staten. In de envelop zat een in folie verpakte DVD hoes. De folie van de DVD hoes werd verwijderd. In de DVD hoes zat een zilvergekleurde sealbag, met daarin een transparante sealbag met pillen. Die pillen waren nogmaals verpakt in een kleurloze zak. De buitenzijde van de zilverkleurige sealbag werd bemonsterd. [38] In deze bemonstering werd een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen, waaronder dat van [medeverdachte 2] . De kans dat de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte 2] en een willekeurige onbekende vrouw is meer dan één miljard keer waarschijnlijker dan dat de bemonstering van twee willekeurige onbekende vrouwen is. [39]
De verdachte heeft verklaard dat hij de bij hem thuis aangetroffen goederen op verzoek van een persoon, wiens naam hij niet wil noemen, bij hem thuis heeft opgeslagen. [40]
Op 6 november 2018 neemt de verdachte contact op met [medeverdachte 3] en zegt dat hij net een telefoontje heeft gekregen van de politie met het verzoek om naar huis te komen. De verdachte zegt tegen [medeverdachte 2] dat ze niet naar huis moet komen en zegt: “dan weet je hoe je contacten met andere moet leggen”, waarop [medeverdachte 2] zegt: “ik heb van niemand een nummer”, verdachte zegt dat ze wel een nummer van hem heeft, waarop [medeverdachte 2] zegt: “als hij online komt” en vervolgens: “ik ga ook niks meer halen dan he?” De verdachte bevestigt dat en zegt haar niemand meer te bellen. De verdachte wil zijn telefoon niet aanlaten terwijl hij het huis binnen gaat en zegt dan ‘dan weten ze dat jij… [medeverdachte 2] dan zit jij erbij’. [41]
Bewijsoverwegingen
Onder feit 1 is in de primaire variant aan de verdachte ten laste gelegd dat hij - al dan niet samen met een ander of anderen - harddrugs buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, door - kort gezegd - harddrugs in enveloppen te doen, te voorzien van adressering naar het buitenland en aldus gereed te maken voor verzending naar het buitenland. Hoewel het begrip “buiten het grondgebied brengen” extensief moet worden geïnterpreteerd, zodat niet enkel het daadwerkelijk over de grens brengen van drugs daaronder valt, kan in dit geval naar het oordeel van de rechtbank niet gesproken worden van een voltooide uitvoer van drugs. Door de drugs in de enveloppen te stoppen en een adreslabel met adressering naar het buitenland aan te brengen, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van export van verdovende middelen. Naar het oordeel van de rechtbank is voor een bewezenverklaring van de zogenaamde “verlengde” export noodzakelijk dat de drugs in ieder geval zijn of worden vervoerd of ten vervoer zijn of worden aangeboden met bestemming buitenland. In het onderhavige geval zijn de aan het buitenland geadresseerde enveloppen met drugs echter aangetroffen in de woning van de verdachte. Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank hooguit sprake zijn van een begin van uitvoering van een poging tot uitvoer van drugs. Dit is echter niet ten laste gelegd. De verdachte zal dan ook partieel worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde uitvoer van drugs.
Wel kan op basis van de (Iron)chatberichten en de verklaring van de verdachte worden bewezen dat de verdachte MDMA-pillen, heroïne en cocaïne heeft vervoerd en bovendien tezamen en in vereniging met anderen MDMA-pillen heeft verwerkt door deze te verpakken. Uit de chatberichten blijkt namelijk dat er in ieder geval op 15 en 19 oktober 2018 drugs aan de verdachte zijn geleverd. Op 15 oktober 2018 bestond de levering uit pillen (de rechtbank begrijpt MDMA-pillen) en op 19 oktober 2018 ging het om (onder andere) cocaïne en heroïne. Deze leveringen vonden plaats op de parkeerplaats bij de Gamma te Roermond . De verdachte heeft deze drugs vervolgens vanaf die locatie naar zijn huis vervoerd.
Ook blijkt uit de chatberichten dat de verdachte MDMA-pillen heeft verwerkt. De verdachte spreekt namelijk over het versturen van MDMA, die verpakt moest worden. De verdachte spreekt verder in een chatbericht van 31 oktober 2018 over zijn voorraad zilverzakken, welke zakken kennelijk bedoeld waren voor het verpakken van drugs. Tijdens de doorzoeking werden MDMA-pillen aangetroffen, die verpakt waren in zilverkleurige sealbags.
De verdachte heeft dit feit samen met anderen gepleegd. Niet alleen blijkt van betrokkenheid van de personen met wie de verdachte contacten onderhield via de chat en die de drugs aan de verdachte leverden, maar ook zijn dochter [medeverdachte 2] blijkt bij de handel in drugs betrokken te zijn. Gelet op de inhoud van de chatberichten onderhield de verdachte, alias [aliasnaam] , contacten met derden over de bevoorrading en verdeling van de drugs. [medeverdachte 2] zorgde op haar beurt voor de verwerking van de drugs (MDMA-pillen) door deze in te pakken. De rechtbank betrekt in haar oordeel een chatbericht van 1 november 2018 waarin de verdachte aangeeft dat hij zelf niet verpakt heeft. Dat het verpakken van drugs de taak van [medeverdachte 2] was, blijkt uit het DNA onderzoek aan een sealbag, waarin MDMA-pillen verpakt waren. Op de buitenzijde van deze sealbag, die was verpakt in een DVD hoes met daaromheen folie, welke vervolgens weer in een enveloppe zat die weer in een transparante gripzak zat, bleek namelijk een DNA spoor te zitten. Gelet op de betrouwbaarheidsfactor, is de rechtbank van oordeel dat het DNA van [medeverdachte 2] afkomstig was. Zij heeft deze sealbag in haar handen gehad. De rechtbank merkt dit spoor, gelet op de aangetroffen locatie, aan als een daderspoor dat erop wijst dat [medeverdachte 2] betrokken is geweest bij de verwerking van c.q. handel in drugs. De rechtbank betrekt in dit oordeel ook het eerder genoemde telefoongesprek dat zij kort na de inval door de politie met haar vader voerde. Daaruit blijkt dat zij kennelijk mensen moest informeren over die inval en dat zij van haar vader instructies kreeg dat zij niets meer mocht halen en niemand meer mocht bellen, kennelijk om te voorkomen dat zij in het onderzoek door de politie betrokken zou worden.
Bij de handel in drugs, werd de schuur/garage bij de woning van de verdachte als stashplaats gebruikt. De bij de doorzoeking aangetroffen harddrugs heeft de verdachte samen met anderen aanwezig gehad (feit 2). Niet alleen met zijn dochter, die samen met haar vader betrokken was bij de verwerking van de drugs, maar ook met zijn vrouw [medeverdachte 1] . Zij was, gelet op haar uitlatingen ten overstaan van de rechter-commissaris, ook op de hoogte van de aanwezigheid van drugs in de woning en kon daar ook over beschikken.
Onder feit 3 is aan de verdachte nog ten laste gelegd dat hij hasjiesj aanwezig heeft gehad. Uit de chatberichten blijkt dat er hasjiesj aan de verdachte werd geleverd. Er is geen sprake van medeplegen. Het grootste deel van de hasjiesj werd niet bij de overige drugs aangetroffen. Dit lag op zolder. Niet is gebleken dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hiervan op de hoogte waren.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

1.

in de periode van 14 oktober 2018 t/m 5 november 2018, in de gemeente Roermond , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (tabletten), en opzettelijk heeft verwerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (tabletten), zijnde heroïne en cocaïne en MDMA-tabletten, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, immers heeft verdachte opzettelijk die meerdere hoeveelheden gesealde MDMA-tabletten in verschillende enveloppen gedaan en die enveloppen voorzien van een adressering in het buitenland (Australië en Verenigde Staten) en die enveloppen voorhanden gehad terwijl ze zichtbaar klaar lagen ter verzending;

2.

op 6 november 2018, in de gemeente Roermond , tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 29,7 gram van een materiaal cocaïne, ongeveer 221 gram van een materiaal bevattende heroïne, ongeveer 137 gram van een materiaal bevattende amfetamine, ongeveer 32400 gram van een materiaal bevattende amfetaminepasta, ongeveer 1260 gram van een materiaal bevattende MDMA, ongeveer 12800 gram van een materiaal bevattende MDMA (tabletten) en 3265 strips LSD, zijnde cocaïne en heroïne en amfetamine en amfetaminepasta en MDMA en MDMA (tabletten) en LSD, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

3.

op 6 november 2018, in de gemeente Roermond , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3476 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest van de verdachte. De LOVS-oriëntatiepunten en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie vermelden een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid harddrugs. De omstandigheid dat de verdovende middelen bestemd waren voor het buitenland en werden vervoerd werkt strafverzwarend. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn strafeis rekening gehouden met de (aanzienlijke) rol van verdachte, de hoeveelheid aan verdovende middelen, de overschrijding van de redelijke termijn en de ziekte van de verdachte. Reclasseringstoezicht is niet nodig en een voorwaardelijke straf lijkt geen meerwaarde te hebben.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de straf drastisch te verlagen. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn strafeis geen rekening gehouden met de gezondheid van de verdachte en de oudheid van de zaak. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met het feit dat het gevangenisregime anders is geworden. Ten slotte heeft zij verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft samen met anderen heroïne en cocaïne vervoerd en MDMA-tabletten verwerkt. Daarnaast heeft hij 29,7 gram cocaïne, 221 gram heroïne, 137 gram amfetamine, 32400 gram amfetaminepasta, 1260 gram MDMA, 12800 gram MDMA-tabletten, 3265 LSD-strips samen met anderen, en 3476 gram hasjiesj alleen, aldus een grote hoeveelheid verdovende middelen, voorhanden gehad.
Gelet op de hoeveelheid aangetroffen drugs, de aangetroffen enveloppen met drugs in wenskaarten en DVD-dozen met adressering aan het buitenland en de aangetroffen goederen, zoals (lege) printerrollen, POSTNL-zegels, sealapparatuur, folie voor het verpakken van DVD’s, 160 losse DVD-dozen en 2 vaccuumeerapparaten, moet aangenomen worden dat deze drugs bestemd waren voor de uitvoer en de handel. Door het vervoeren en verwerken en de uitvoer van harddrugs naar het buitenland wordt de (internationale) handel in verdovende middelen in stand gehouden en kunnen de ver- en uitvoerders van die verdovende middelen mede verantwoordelijk worden gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. De verspreiding van en handel in deze grote hoeveelheden gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit en is een gevaar voor de volksgezondheid. Daarnaast gaat de drugshandel niet zelden gepaard met geweld, waardoor die handel ook een gevaar vormt voor de veiligheid. Bovendien gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Het handelen van de verdachte heeft hieraan bijgedragen. De verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en heeft enkel en alleen gehandeld uit puur winstbejag.
Voorgaande is ook de reden dat er op het vervoeren en het aanwezig hebben van harddrugs zware straffen zijn gesteld. De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, die in het geval van het aanwezig hebben van meer dan 20 kilogram harddrugs voorzien in een gevangenisstraf van 36 maanden en 48 maanden als sprake is van een organisatie. In deze zaak is echter veel meer dan 20 kilo harddrugs aangetroffen, te weten in totaal ruim 48 kilogram. Daarnaast heeft de verdachte harddrugs vervoerd en verwerkt. Daarnaast is er ook bijna 3,5 kilogram softdrugs aangetroffen. De LOVS oriëntatiepunten voor het aanwezig hebben van 2.500-5.000 gram softdrugs gaan uit van een taakstraf van 180 uren.
De rechtbank acht het strafverzwarend dat de verdachte geen openheid van zaken geeft en zijn rol zelfs lijkt te bagatelliseren. Zo blijft hij tegen beter weten in zijn daadwerkelijke rol ontkennen, terwijl hem meerdere belastende chatgesprekken zijn voorgehouden. Hij heeft op geen enkele wijze blijk gegeven de onjuistheid en verwijtbaarheid van zijn handelen in te zien of daarvoor ook maar enige verantwoordelijkheid genomen. Hij heeft juist getracht zijn eigen rol zo klein mogelijk te maken en gesteld dat hij wilde stoppen, terwijl uit de vele chatgesprekken het tegendeel – namelijk bezorgdheid om zijn eigen voorraad – naar voren komt. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van de verdachte d.d. 29 september 2022. Daaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een drugsgerelateerd feit. Deze veroordeling heeft de verdachte er blijkbaar niet van weerhouden om opnieuw de fout in te gaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 54 maanden passend en geboden.
Bij de straftoemeting dient de rechtbank echter rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. De Hoge Raad neemt in zijn uitleg van de redelijke termijn als uitgangspunt dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn in eerste aanleg vonnis dient te worden gewezen. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat door of vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit deze heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. De verdachte werd op 6 november 2018 als verdachte aangehouden en in verzekering gesteld. De rechtbank neemt deze datum als uitgangspunt voor de aanvang van de redelijke termijn. Dit vonnis wordt op 8 november 2022 gewezen. Daarmee is de redelijke termijn met 2 jaar overschreden. Daarbij dient echter wel rekening te worden gehouden met het feit dat de zaak op 29 mei 2020 en 11 september 2020 op verzoek van de verdediging werd aangehouden. Op 2 juli 2021 kon de inhoudelijke behandeling geen doorgang vinden, vanwege organisatorische redenen bij de rechtbank. Dat de inhoudelijke behandeling lange tijd op zich heeft laten wachten is dus niet geheel aan het openbaar ministerie te wijten. Er is geen sprake van een significante inactiviteit aan de zijde van het openbaar ministerie.
De rechtbank ziet in het tijdsverloop en de termijnoverschrijding wel aanleiding de door haar passend geachte straf te matigen met 6 maanden. Alles overwegend zal de rechtbank dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

8.Het beslag

Tijdens het onderzoek werden onder andere verpakkingsmaterialen, een mand met prioritystickers, stickers, papiersnippers, een DVD-doos en een wenskaart waarin xtc-pillen zaten in beslag genomen. Deze goederen dienen, als een gezamenlijkheid van voorwerpen, te worden onttrokken aan het verkeer.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • een roze mand inhoudende prioritystickers (goednummer 498899);
  • 3 Stickers (goednummer 494371);
  • verpakkingsmateriaal, DVD tnv [naam 8] ( goednummer 496164 );
  • verpakkingsmateriaal, DVD tnv [naam 9] ( goednummer 496163 );
  • verpakkingsmateriaal, wenskaart tnv [naam 10] ( goednummer 496157 );
  • verpakkingsmateriaal, wenskaart tnv [naam 11] ( goednummer 496156 );
  • verpakkingsmateriaal, wenskaart tnv [naam 12] ( goednummer 496152 );
  • verpakkingsmateriaal, DVD tnv [naam 13] ( goednummer 496146 );
  • verpakkingsmateriaal, wenskaart tnv [naam 14] ( goednummer 496149 );
  • verpakkingsmateriaal, wenskaart tnv [naam 15] ( goednummer 496151 );
  • verpakkingsmateriaal, wenskaart tnv [naam 16] ( goednummer 496155 );
  • verpakkingsmateriaal, wenskaart tnv [naam 17] ( goednummer 496153 );
  • verpakkingsmateriaal, DVD tnv [naam 18] ( goednummer 496161 );
  • verpakkingsmateriaal, DVD tnv [naam 19] ( goednummer 496159 );
  • verpakkingsmateriaal, DVD tnv [naam 20] ( goednummer 496160 );
  • diverse papiersnippers;
  • DVD-doos met 54 XTC-pillen ( goednummer 495188 );
  • Wenskaart met 10 XTC-pillen ( goednummer 495184 ).
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Bastiaans, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en mr. G.L.A.M. van Doveren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.G. Taranto en
mr. C.K. Spronk, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 november 2022.
Buiten staat
Mr. C.G.A. Wouters, mr. G.L.A.M. van Doveren en mr. C.K. Spronk zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2018 t/m 05 november 2018, in de gemeente Roermond , in elk geval in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval heeft bereid verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of bewerkt en/of verwerkt, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetaminepasta en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende lysergide (LSD) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA)-tabletten zijnde heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of amfetaminepasta en/of lysergide en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA)-tabletten, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die meerdere hoeveelheden gesealde heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of amfetaminepasta en/of lysergide en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA)-tabletten in verschillende enveloppen gedaan en/of die enveloppen voorzien van een adressering in het binnenland en/of buitenland (Australië en/of Verenigde Staten en/of Duitsland en/of België) en/of die enveloppen voorhanden heeft gehad terwijl ze zichtbaar klaar lagen ter verzending en aldus deze enveloppen gereed gemaakt voor verzending
van deze hoeveelheden heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of amfetaminepasta en/of lysergide en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA)-tabletten naar het binnenland en/of buitenland;
2.
hij op of omstreeks 06 november 2018, in de gemeente Roermond , in elk geval in het arrondissement Limburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad ongeveer 29,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of ongeveer 221 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, en/of ongeveer 137 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 32400 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetaminepasta en/of ongeveer 1260 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of ongeveer 12800 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA)-tabletten en/of ongeveer 3265 strips,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende lysergide (LSD), zijnde cocaïne en/of heroïne en/of amfetamine en/of amfetaminepasta en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA)-tabletten en/of lysergide, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die meerdere hoeveelheden gesealde heroïne en/of
cocaïne en/of amfetamine en/of amfetaminepasta en/of lysergide en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA)-tabletten in verschillende enveloppen gedaan en/of die enveloppen voorzien van een adressering in het binnenland en/of buitenland (Australië en/of Verenigde Staten en/of Duitsland en/of België) en/of die enveloppen voorhanden heeft terwijl ze zichtbaar klaar lagen ter verzending en aldus deze enveloppen gereed gemaakt voor verzending van
deze hoeveelheden heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of amfetaminepasta
en/of lysergide en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA)-tabletten naar het binnenland en/of
buitenland;
3.
hij op of omstreeks 06 november 2018, in de gemeente Roermond , in elk geval in het arrondissement Limburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3476 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LBRAA18021-189 (onderzoek Lazuli), gesloten d.d. 10 januari 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1219, 2e aanvulling eindproces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, proces-verbaalnummer LBRAA18021-248, gesloten op 22 februari 2019, en proces-verbaal onderzoeksvragen n.a.v. 1e regiezitting van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, gesloten op 20 februari 2019
2.Het proces-verbaal identificatie [verdachte 1] d.d. 1 november 2018, p. 37.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2018, p. 82.
4.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 25 oktober 2022 afgelegd.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2018, p. 82.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2018, p. 108.
7.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte 1] d.d. 8 november 2018, p. 255.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2018, p. 108 en 109.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2018, p. 117 en 118.
10.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 25 oktober 2022 afgelegd.
11.Het proces-verbaal van bevindingen analyse chatgesprekken mbt [verdachte 1] d.d. 21 februari 2019, p. 1163, 1164, 1165 en 1167.
12.Het proces-verbaal identificatie [verdachte 1] d.d. 1 november 2018, p. 38 en 39, in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen (nr. 963 Metaal) d.d. 30 oktober 2018,p. 72.
13.Het proces-verbaal identificatie [verdachte 1] d.d. 1 november 2018, p. 38 en 39.
14.Het proces-verbaal van voorlopige bevindingen doorzoeking [adres 2] d.d. 8 november 2018, p. 559.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 6 november 2018, p. 237.
16.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 7 november 2018, p. 551.
17.Het proces-verbaal van voorlopige bevindingen doorzoeking [adres 2] d.d. 8 november 2018, p. 559 en 560.
18.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2018, p. 567, 568, 571 en 572, het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 28 augustus 2019, p. 1193, 1196, 1197, 1199, in combinatie met de geschriften, te weten de rapporten van het NFI d.d. 12 december 2018, (p. 134), 27 augustus 2019 (p. 1206) en 28 augustus 2019 (p. 1212-1214 en 1218).
19.Het proces-verbaal van voorlopige bevindingen doorzoeking [adres 2] d.d. 8 november 2018, p. 560.
20.Het proces-verbaal van voorlopige bevindingen doorzoeking [adres 2] d.d. 8 november 2018, p. 560.
21.het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 28 augustus 2019, p. 1195 en 1199, in combinatie met de geschriften, te weten de rapporten van het NFI d.d. 28 augustus 2019, p, 1211 en 1219.
22.Het proces-verbaal van voorlopige bevindingen doorzoeking [adres 2] d.d. 8 november 2018, p. 560.
23.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2018, p. 569, in combinatie met het geschrift, te weten het rapport van het NFI d.d. 12 december 2018, p. 134.
24.Het proces-verbaal van voorlopige bevindingen doorzoeking [adres 2] d.d. 8 november 2018, p. 560.
25.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2018, p. 567, in combinatie met het geschrift, te weten het rapport van het NFI d.d. 12 december 2018, p. 134.
26.Het proces-verbaal van voorlopige bevindingen doorzoeking [adres 2] d.d. 8 november 2018, p. 561.
27.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2018, p. 571, in combinatie met het geschrift, te weten het rapport van het NFI d.d. 12 december 2018, p. 134.
28.Het proces-verbaal van voorlopige bevindingen doorzoeking [adres 2] d.d. 8 november 2018, p. 560.
29.Het proces-verbaal van voorlopige bevindingen doorzoeking [adres 2] d.d. 8 november 2018, p. 559.
30.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2018, p. 566 en 567 en het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 28 augustus 2019, p. 1191 tot en met 1195 en 1198, in combinatie met de geschriften, te weten de rapporten van het NFI d.d. 12 december 2018 (p. 134), 27 augustus 2019 (p. 1203-1205) 1207) en 28 augustus 2019 (p. 1208-1210 en 1217).
31.Het proces-verbaal van voorlopige bevindingen doorzoeking [adres 2] d.d. 8 november 2018, p. 561.
32.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2018, p. 572 en 573 en het geschrift, te weten het rapport van het NFI d.d. 12 december 2018, p. 134.
33.Het proces-verbaal van voorlopige bevindingen doorzoeking [adres 2] d.d. 8 november 2018, p. 561.
34.Het proces-verbaal van voorlopige bevindingen doorzoeking [adres 2] d.d. 8 november 2018, p. 566.
35.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 28 augustus 2019, p. 1197, in combinatie met het geschrift, te weten een rapport van het NFI d.d. 28 augustus 2019, p. 1215.
36.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2018, p. 566.
37.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 28 augustus 2019, p. 1198, in combinatie met het geschrift, te weten een rapport van het NFI d.d. 28 augustus 2019, p. 1216.
38.Het proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 28 december 2018, p. 683 en 690.
39.Het geschrift, te weten een rapport van het NFI d.d. 8 februari 2019, niet doorgenummerd.
40.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 25 oktober 2022 afgelegd.
41.Het geschrift, te weten een tapgesprek van 6 november 2018, niet doorgenummerd.