ECLI:NL:RBLIM:2022:877

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
C/03/300015 / HA ZA 21-633
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidenten in een civiele procedure tussen broers over nalatenschap en huurachterstand

In deze civiele procedure, die plaatsvond bij de Rechtbank Limburg in Maastricht, zijn twee broers verwikkeld in een geschil over de nalatenschap van hun overleden vader. De zaak betreft een incident dat is afgewezen, waarbij de eiser in de hoofdzaak, die tevens verweerder is in beide incidenten, vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde in de hoofdzaak, die ook eiser is in beide incidenten. De eiser vordert onder andere betaling van achterstallige huur en schadevergoeding van de vennootschap die door de gedaagde wordt bestuurd. De gedaagde heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard en is van mening dat de vordering niet tegen hem, maar tegen de vennootschap ingesteld had moeten worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de niet-ontvankelijkheidsverweren van de gedaagde niet kunnen slagen, omdat deze verweren een verweer ten principale zijn dat in de hoofdzaak moet worden beslist. De rechtbank heeft de vorderingen van de gedaagde in het incident afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de rol voor opgave van verhinderdata voor een mondelinge behandeling in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/300015 / HA ZA 21-633
Vonnis in incident bij vervroeging van 2 februari 2022
in de zaak van
[eiser in de hoofdzaak, verweerder in beide incidenten],
wonend te [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in beide incidenten,
advocaat mr. A.J.L.J. Pfeil,
tegen
[gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in beide incidenten,
advocaat mr. A.R.A.R. Lotfy.
Partijen zullen hierna [eiser in de hoofdzaak, verweerder in beide incidenten] en [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van
  • de akte uitlating aan de zijde van [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] ,
  • de conclusie van antwoord in incident met productie 9.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in beide incidenten.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn broers en enig erfgenamen van hun vader [erflater] (hierna: erflater), overleden te [overlijdensplaats] op [overlijdensdatum] .
2.2.
[gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] heeft de nalatenschap van erflater bij akte van 24 november 2016 beneficiair aanvaard.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 3 maart 2020 is mr. Jan van der Wende te Rosmalen benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van erflater.
2.4.
[gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] is vanaf 12 februari 2010 bestuurder/eigenaar van [naam bv] Deze B.V. heeft haar werkzaamheden uitgeoefend in een door haar gehuurd pand van erflater.

3.Het geschil

in de hoofdzaak

3.1.
[eiser in de hoofdzaak, verweerder in beide incidenten] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [naam bv] (hierna: de vennootschap) aan de boedel is verschuldigd:
a. wegens achterstallige huur een bedrag van € 45.316,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over de in die vordering begrepen achterstallige huurpenningen, telkens vanaf de eerste dag van de maand waarover er te weinig of niet is betaald, een en ander als in het lichaam van de dagvaarding nader gespecificeerd;
b. wegens daarover uit hoofde van de huurovereenkomst verschuldigde contractuele boetes, een bedrag gelijk aan het aantal maanden huurachterstand vermenigvuldigd met € 300,00 per maand, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente, telkens vanaf de eerste dag van de maand waarover er te weinig of niet is betaald;
c. een vergoeding ter zake van alle als gevolg van de niet-oplevering en/of de gebrekkige toestand van c.q. schade aan het bedrijfspand bij het einde van de huur dan wel tijdens de huurperiode daaraan ontstane en bij het einde van de huurovereenkomst niet verholpen gebreken door de boedel geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag waarop uiterlijk had moeten worden opgeleverd c.q. 1 december 2019 althans vanaf heden tot de dag van algehele voldoening;
II. voor recht verklaart dat [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] als bestuurder van de vennootschap, op grond van externe bestuurdersaansprakelijkheid ex art. 6:162 BW, persoonlijk aansprakelijk is voor de schulden van de vennootschap;
III. [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de boedel dan wel aan [eiser in de hoofdzaak, verweerder in beide incidenten] te betalen:
a. wegens achterstallige huur een bedrag van € 45.316,00, vermeerderd met de wettelijke rente over de in die vordering begrepen huurpenningen telkens vanaf de eerste dag van de maand waarover er te weinig of niet is betaald, een en ander als in het lichaam van de dagvaarding nader gespecificeerd, zulks tot aan de dag van algehele voldoening;
b. wegens boetes, als bedoeld in het hiervoren onder I. sub b gestelde, een bedrag gelijk aan het aantal maanden huurachterstand vermenigvuldigd met € 300,00 per maand, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente, telkens vanaf de eerste dag van de maand waarover er te weinig of geen huurpenningen zijn betaald, een en ander als in het lichaam van de dagvaarding nader gespecificeerd, zulks tot aan de dag van algehele voldoening;
c. wegens schade als bedoeld in I. onder sub c, een bedrag vast te stellen bij staat en te vereffenen als volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, vanaf 1 december 2019 althans vanaf heden tot de dag van algehele voldoening;
d. wegens buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 3.397,68 althans € 1.902,96 althans een door de rechter in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, vanaf de dag van dagvaarding tot die van algehele voldoening.
IV. [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] zal veroordelen in de kosten van het geding, met inbegrip van de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip dat [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] in verzuim is deze kosten te voldoen.
in beide incidenten3.2. [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] stelt ten eerste dat [eiser in de hoofdzaak, verweerder in beide incidenten] de verkeerde partij heeft gedagvaard. De vordering had niet tegen [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] maar tegen de vennootschap moeten worden ingesteld. De vennootschap is contractspartij bij de huurovereenkomst. Dat de vennootschap niet meer bestaat, betekent niet dat [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] automatisch contractspartij is geworden van de huurovereenkomst. Ten tweede stelt [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] dat [eiser in de hoofdzaak, verweerder in beide incidenten] niet bevoegd is in de onderhavige procedure op te treden namens de boedel, nu mr. Jan van der Wende als vereffenaar van de nalatenschap is benoemd. De vereffenaar vertegenwoordigd bij de vervulling van zijn taak de erfgenamen in en buiten rechte. [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] verzoekt, gelet op bovengenoemde standpunten, om de vorderingen van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in beide incidenten] niet ontvankelijk te verklaren.
3.3.
[eiser in de hoofdzaak, verweerder in beide incidenten] voert verweer. Hij stelt dat van incidentele vorderingen geen sprake lijkt te zijn. Tevens stelt hij dat de vordering van de boedel op de vennootschap eerst dient komen vast te staan, voordat [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] ter zake aansprakelijk kan worden geoordeeld. Nu de vennootschap niet meer bestaat, wordt [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] als (voormalig) bestuurder, tevens enig aandeelhouder aangesproken. Daarnaast heeft de vereffenaar [eiser in de hoofdzaak, verweerder in beide incidenten] toestemming gegeven de vorderingen in te stellen, hetgeen volgens [eiser in de hoofdzaak, verweerder in beide incidenten] blijkt uit de brief van de vereffenaar van
18 november 2020 (productie 2 bij dagvaarding/productie 9 bij conclusie van antwoord in het incident).
4. De beoordeling in beide incidenten
4.1.
Beide niet-ontvankelijkheidsverweer vallen niet binnen het bereik van art. 128 lid 3 Rv noch vallen deze te brengen binnen het bereik van art. 208 Rv. De aan de orde gestelde niet-ontvankelijkheden zijn beiden een verweer ten principale, waarop in de hoofdzaak moet worden beslist. De incidentele vorderingen worden dus afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
4.2.
[gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in beide incidenten
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in beide incidenten] tot op heden begroot op € 563,00,
in de hoofdzaak
5.3.
verwijst de zaak naar de rol van
16 februari 2022voor opgave verhinderdata aan de zijde van beide partijen voor een mondelinge behandeling in de periode 1 mei 2022 tot en met 31 oktober 2022.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH