Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van
- de akte uitlating aan de zijde van [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] ,
- de conclusie van antwoord in incident met productie 9.
2.De feiten
3.Het geschil
in de hoofdzaak
I. voor recht verklaart dat [naam bv] (hierna: de vennootschap) aan de boedel is verschuldigd:
a. wegens achterstallige huur een bedrag van € 45.316,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over de in die vordering begrepen achterstallige huurpenningen, telkens vanaf de eerste dag van de maand waarover er te weinig of niet is betaald, een en ander als in het lichaam van de dagvaarding nader gespecificeerd;
b. wegens daarover uit hoofde van de huurovereenkomst verschuldigde contractuele boetes, een bedrag gelijk aan het aantal maanden huurachterstand vermenigvuldigd met € 300,00 per maand, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente, telkens vanaf de eerste dag van de maand waarover er te weinig of niet is betaald;
c. een vergoeding ter zake van alle als gevolg van de niet-oplevering en/of de gebrekkige toestand van c.q. schade aan het bedrijfspand bij het einde van de huur dan wel tijdens de huurperiode daaraan ontstane en bij het einde van de huurovereenkomst niet verholpen gebreken door de boedel geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag waarop uiterlijk had moeten worden opgeleverd c.q. 1 december 2019 althans vanaf heden tot de dag van algehele voldoening;
II. voor recht verklaart dat [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] als bestuurder van de vennootschap, op grond van externe bestuurdersaansprakelijkheid ex art. 6:162 BW, persoonlijk aansprakelijk is voor de schulden van de vennootschap;
III. [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de boedel dan wel aan [eiser in de hoofdzaak, verweerder in beide incidenten] te betalen:
a. wegens achterstallige huur een bedrag van € 45.316,00, vermeerderd met de wettelijke rente over de in die vordering begrepen huurpenningen telkens vanaf de eerste dag van de maand waarover er te weinig of niet is betaald, een en ander als in het lichaam van de dagvaarding nader gespecificeerd, zulks tot aan de dag van algehele voldoening;
b. wegens boetes, als bedoeld in het hiervoren onder I. sub b gestelde, een bedrag gelijk aan het aantal maanden huurachterstand vermenigvuldigd met € 300,00 per maand, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente, telkens vanaf de eerste dag van de maand waarover er te weinig of geen huurpenningen zijn betaald, een en ander als in het lichaam van de dagvaarding nader gespecificeerd, zulks tot aan de dag van algehele voldoening;
c. wegens schade als bedoeld in I. onder sub c, een bedrag vast te stellen bij staat en te vereffenen als volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, vanaf 1 december 2019 althans vanaf heden tot de dag van algehele voldoening;
d. wegens buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 3.397,68 althans € 1.902,96 althans een door de rechter in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, vanaf de dag van dagvaarding tot die van algehele voldoening.
IV. [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] zal veroordelen in de kosten van het geding, met inbegrip van de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip dat [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] in verzuim is deze kosten te voldoen.
in beide incidenten3.2. [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] stelt ten eerste dat [eiser in de hoofdzaak, verweerder in beide incidenten] de verkeerde partij heeft gedagvaard. De vordering had niet tegen [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] maar tegen de vennootschap moeten worden ingesteld. De vennootschap is contractspartij bij de huurovereenkomst. Dat de vennootschap niet meer bestaat, betekent niet dat [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] automatisch contractspartij is geworden van de huurovereenkomst. Ten tweede stelt [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] dat [eiser in de hoofdzaak, verweerder in beide incidenten] niet bevoegd is in de onderhavige procedure op te treden namens de boedel, nu mr. Jan van der Wende als vereffenaar van de nalatenschap is benoemd. De vereffenaar vertegenwoordigd bij de vervulling van zijn taak de erfgenamen in en buiten rechte. [gedaagde in hoofdzaak, eiser in beide incidenten] verzoekt, gelet op bovengenoemde standpunten, om de vorderingen van [eiser in de hoofdzaak, verweerder in beide incidenten] niet ontvankelijk te verklaren.
18 november 2020 (productie 2 bij dagvaarding/productie 9 bij conclusie van antwoord in het incident).
4. De beoordeling in beide incidenten
5.De beslissing
16 februari 2022voor opgave verhinderdata aan de zijde van beide partijen voor een mondelinge behandeling in de periode 1 mei 2022 tot en met 31 oktober 2022.