ECLI:NL:RBLIM:2022:873

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
03.188832.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne

Op 15 juli 2021 werd de verdachte, geboren in 1986 en gedetineerd in P.I. te Grave, samen met medeverdachte [naam medeverdachte] aangehouden in een Renault Megane. De politie had informatie ontvangen over de medeverdachte die betrokken zou zijn bij de handel in harddrugs. Bij de aanhouding werden grote hoeveelheden cocaïne aangetroffen in de auto, waaronder 5078,66 gram en 690,84 gram. De verdachte werd bijgestaan door mr. A. Carli, advocaat. Tijdens de zitting op 24 januari 2022 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie stelde dat het DNA van de verdachte op de tas met verdovende middelen was aangetroffen, wat zijn betrokkenheid bevestigde. De verdediging betwistte echter dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs, vooral die in een verborgen ruimte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust moest zijn geweest van de verdovende middelen in de auto, gezien het bewijs van zijn DNA op verschillende plaatsen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de aanwezigheid van de 690,84 gram cocaïne in de verborgen ruimte, maar achtte het bewezen dat hij samen met de medeverdachte de 5078,66 gram cocaïne aanwezig had. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.188832.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 07 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres 1]
gedetineerd in P.I. te Grave.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A. Carli, advocaat, kantoorhoudende te Geleen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 januari 2022. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, al dan niet samen met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 5078,66 gram en/of 690,84 gram cocaïne.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden cocaïne samen met medeverdachte [naam medeverdachte] aanwezig heeft gehad. Zij heeft hierbij gewezen op het DNA van de verdachte dat is aangetroffen op de hengsels van de tas waarin de verdovende middelen zaten en op de folie die om de verdovende middelen gewikkeld zat. Eén van de tassen met verdovende middelen stond tussen de benen van de verdachte in de auto. De officier van justitie acht niet bewezen dat de verdachte de verdovende middelen die zijn aangetroffen in de verborgen ruimte in de auto samen met de medeverdachte aanwezig heeft gehad.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de auto, zeker niet van de verdovende middelen die zich in de verborgen ruimte bevonden.
Bovendien blijkt uit het dossier niet van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] . Het aantreffen van zijn DNA op de hengels van de tas en de folie om de pakketten is onvoldoende om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
In de periode van 6 januari 2021 tot en met 12 juli 2021 kwamen bij de politie vijf MMA-meldingen (meld misdaad anoniem) binnen, waarin werd gesproken over de medeverdachte [naam medeverdachte] die zich met de handel in harddrugs zou bezig houden en die zou rijden in een Renault Megane met het kenteken [kenteken] .
Naar aanleiding van deze informatie werd een onderzoek gestart en de aanhouding buiten heterdaad bevolen van [naam medeverdachte] . Op 15 juli 2021 werd de Renault Megane op de parkeerplaats van de lokale voetbalclub in Spaubeek aangetroffen. [naam medeverdachte] trad op dat moment op als bestuurder van de auto en werd aangehouden. Achter hem in de auto zat de verdachte. Verbalisanten vorderden van [naam medeverdachte] de uitlevering van alle verdovende middelen. Hij wees daarop naar een zwarte rugzak die vóór de bijrijdersstoel lag. In de rugzak zaten meerdere plastic tassen en in één van die tassen zagen verbalisanten een groot blok. Gelet op de vorm en de verpakking kreeg verbalisant [naam] het vermoeden dat dit verdovende middelen waren. [2] Daarop werd ook de verdachte aangehouden. [3]
Onderzoek in de auto wees uit dat vóór de bijrijdersstoel een gele tas met de opdruk “Jumbo”, een oranje tas met de opdruk “Coop”, en een zwarte rugzak met daarin een plastic tas met opdruk “DM” lagen. In iedere tas zat een blok met een witte substantie.
Achter de bestuurdersstoel werd op de vloer een plastic tas aangetroffen met de opdruk “Spar”. In deze tas zaten twee blokken met een witte substantie. [4]
Deze vijf blokken werden in beslag genomen [5] en onderzocht op de aanwezigheid van verdovende middelen. De blokken hadden een gewicht van netto 1034,22 gram, 1035,02 gram, 999,4 gram, 1007,14 gram en 1002,88 gram. Van de substantie in deze blokken werden monsters genomen. [6] Uit onderzoek aan deze monsters is gebleken dat de substantie in deze blokken cocaïne bevatte. [7]
De plastic tas met opdruk “DM” werd in beslag genomen [8] en veiliggesteld [9] . Daarin bevond zich een blok met een witte substantie gewikkeld in transparante folie met opdruk “G08”. Deze folie werd aan de buitenzijde bemonsterd. [10] Hierop werd een DNA-mengprofiel aangetroffen van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van één man. Dit profiel matcht met de verdachte. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. [11]
Van de tas werden de hengsels bemonsterd. [12] Op deze hengsels werd een DNA-mengprofiel aangetroffen van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. De verdachte kan donor zijn van dit celmateriaal. [13]
De plastic tas met opdruk “Spar”, aangetroffen achter de bijrijdersstoel, werd eveneens in beslag genomen [14] , veiliggesteld [15] en bemonsterd [16] . Op de hengsels van deze tas werd een DNA-mengprofiel aangetroffen van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. De verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] kunnen donor zijn van dit celmateriaal.
De bewijskracht van het donorschap ten aanzien van de verdachte is berekend. Hieruit volgt dat het zeer veel waarschijnlijker is wanneer hypothese 1 waar is (de bemonstering van het spoor bevat DNA van de verdachte [verdachte] en twee onbekende niet verwante personen) dan wanneer hypothese 2 waar is (de bemonstering van het spoor bevat DNA van drie onbekende, niet verwante personen). [17]
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte zich in een auto bevond, samen met de medeverdachte [naam medeverdachte] , waarin grote hoeveelheden verdovende middelen werden aangetroffen. Deze verdovende middelen lagen onder meer op de plek in de auto waar de verdachte zat, namelijk achter de bestuurdersstoel. Het DNA van de verdachte is op verschillende plekken aangetroffen, namelijk op de folie gewikkeld om het blok dat in de tas in de rugzak vóór de bijrijdersstoel lag, op het hengsel van die tas en op het hengsel van de tas die op de plek werd aangetroffen waar hij zat. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de verdovende middelen in de auto en dat hij beschikkingsmacht had over die verdovende middelen.
Deze belastende omstandigheden schreeuwen om een uitleg van de verdachte. Hij heeft het recht om zich op zijn zwijgrecht te beroepen, maar daarmee heeft hij geen aannemelijke verklaring gegeven voor de omstandigheden die redengevend zijn voor het bewijs voor het ten laste gelegde feit. Hij heeft die redengevendheid daarmee dus niet ontzenuwd.
Conclusie
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte, samen met de medeverdachte [naam medeverdachte] , de verdovende middelen, zijnde 5078,66 gram cocaïne, aanwezig heeft gehad.
Partiële vrijspraak
Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen die zich in de verborgen ruimte onder de bestuurdersstoel bevonden. Deze ruimte bleek niet gemakkelijk te bereiken en was niet zichtbaar voor het blote oog. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de hoeveelheden die hierin zijn aangetroffen. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het aanwezig hebben van 690,84 gram cocaïne.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 15 juli 2021 te Spaubeek, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5078,66 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden die de reclassering in haar rapporten van 14 en 17 januari 2022 heeft voorgesteld. Dit betreffen een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod, het meewerken aan het elektronisch toezicht en een locatiegebod.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om de verdachte primair vrij te spreken en subsidiair een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van de voorlopig hechtenis niet overstijgt, eventueel aan te vullen met een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft, samen met zijn medeverdachte, een grote hoeveelheid harddrugs in de auto waarin zij zaten aanwezig gehad. Hoewel de verdachte alleen het aanwezig hebben van de verdovende middelen ten laste wordt gelegd, lijkt het erop dat, gelet op de manier van verpakken en de hoeveelheden, deze hoeveelheden verdovende middelen kennelijk bedoeld waren voor de handel. Het aanwezig hebben van dergelijke grote hoeveelheden harddrugs rechtvaardigt in beginsel enkel en alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Rol van de verdachte
Wat precies de rol van de verdachte is geweest bij de grote hoeveelheid verdovende middelen die hij en [naam medeverdachte] die dag aanwezig hadden in de auto is niet duidelijk geworden. Zoveel is echter duidelijk dat de verdachte door zijn handelen bijgedragen heeft aan het in stand houden van het gebruik van deze verdovende middelen. Hierdoor is hij medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die de handel in en het gebruik van harddrugs met zich meebrengen; het gevaar voor de volksgezondheid en de overlast voor de samenleving.
Strafblad
De verdachte is nog niet eerder voor soortgelijke feiten in aanraking geweest met politie en justitie en wordt door de rechtbank daarom beschouwd als een first offender. Dit zal de rechtbank dan ook meenemen bij de bepaling van de straf.
Uitgangspunt
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten voor het aanwezig hebben van een hoeveelheid van vijf tot zes kilogram harddrugs. Bij een dergelijke hoeveelheid kan aan een verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd van 18 maanden.
Persoonlijke omstandigheden
Ter terechtzitting heeft de verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor het door hem begane feit. Ook deze omstandigheid neemt de rechtbank mee bij de bepaling van de straf.
De reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan dit feit gedurende een half jaar een baan had waaruit hij inkomsten genoot. Hij heeft, naar eigen zeggen, geen schulden. De reclassering heeft zorgen om het negatieve sociale netwerk waarin de verdachte zich lijkt te begeven. Ook is bij de verdachte sprake van impulscontrolestoornissen die in combinatie met een pro-criminele houding risicovol zijn voor de toekomst. De verdachte wil meewerken aan een behandeling van zijn psychische problemen en aan elektronische monitoring. Dit zou de kans op recidive kunnen verminderen. De reclassering stelt een (deels) voorwaardelijke straf voor met daaraan verbonden een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod met de medeverdachte [naam medeverdachte] en een locatiegebod met elektronische monitoring.
De rechtbank ziet, naar aanleiding van dit rapport, aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met daaraan verbonden deze bijzondere voorwaarden. De door de reclassering benoemde risicofactoren acht ook de rechtbank aanwezig, mede gelet op het beeld dat van de persoon van de verdachte is verkregen uit de stukken en op de zitting, zodat het stellen van bijzondere voorwaarden aan de orde is om de recidivekans te verkleinen.
Conclusie
De rechtbank ziet geen aanleiding om van het hiervoor genoemde oriëntatiepunt af te wijken en zal de verdachte dan ook een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 18 maanden met aftrek. Zij ziet, gelet op het reclasseringsadvies, wel aanleiding om een gedeelte van deze straf, groot 6 maanden, voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van drie jaren. Aan deze proeftijd verbindt de rechtbank de voorwaarden zoals de reclassering heeft voorgesteld. De rechtbank beperkt daarbij het locatiegebod met elektronische controle tot het eerste half jaar van de proeftijd, gezien de impact van deze (combinatie van) voorwaarden. De rechtbank beoogt met het voorwaardelijk strafdeel te voorkomen dat de verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig zal maken aan een dergelijk ernstig strafbaar feit. Tevens ziet de rechtbank hierin een mogelijkheid om de verdachte de begeleiding en behandeling te geven die hij nodig heeft om de kans op delictherhaling te verminderen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een g
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende
de verdachte meldt zich binnen 48 uur na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland, locatie Roermond (Slachthuisstraat 31, 6041 CB) via telefoonnummer 088-8041501 en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de verdachte laat zich behandelen door PsyQ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na aanmelding via IFZO. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter dan de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
de verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de medeverdachte in onderhavige zaak, [naam medeverdachte] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
e verdachte is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres: [adres 2] . Dit locatiegebod geldt de eerste zes maanden van de proeftijd. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 14 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft de verdachte een aaneengesloten blok van 8 uur per dag vrij te besteden. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat hij in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen;
de verdachte werkt mee aan de aansluiting van het elektronische controlemiddel. Deze aansluiting kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum en zal plaatsvinden op het verblijfadres [adres 2] . De elektronische monitoring zal gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd in combinatie met het locatiegebod plaatsvinden;
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Wapenaar, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en
mr. D. Osmić, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 07 februari 2022.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 juli 2021 te Spaubeek tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5078,66 gram en/of ongeveer 690,84 gram, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer Waubach/ LB2R021041, gesloten d.d. 1 september 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 340.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juli 2021, pagina 191 en 192.
3.Het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte d.d. 15 juli 2021, pagina 110.
4.Het proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig d.d. 20 juli 2021, pagina 197 tot en met 199.
5.Het proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming d.d. 15 juli 2021, pagina 210 tot en met 212.
6.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 27 juli 2021, pagina 291 tot en met 304.
7.De rapporten van het NFI d.d. 19 juli 2021, pagina 306 tot en met 310.
8.Het proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming d.d. 16 juli 2021, pagina 214.
9.Het proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig d.d. 20 juli 2021, pagina 198 en 199.
10.Het proces-verbaal forensisch DNA-vooronderzoek sporendragers d.d. 5 augustus 2021, pagina 251 en 255.
11.De deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek d.d. 20 juli 2021, pagina 280.
12.Het proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 4 augustus 2021, pagina 271 tot en met 273.
13.De deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek d.d. 4 augustus 2021, pagina 286.
14.Het proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming d.d. 16 juli 2021, pagina 214.
15.Het proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig d.d. 20 juli 2021, pagina 198 en 199.
16.Het proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 4 augustus 2021, pagina 271 tot en met 273.
17.De deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek d.d. 4 augustus 2021, pagina 286 en 278.