ECLI:NL:RBLIM:2022:872

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
C/03/285872 / HA ZA 20-611
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake onteigening en schadeloosstelling van derdenbelanghebbenden met opstalrecht vastgesteld op nihil

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 26 januari 2022 een vonnis uitgesproken met betrekking tot de onteigening van percelen en de schadeloosstelling aan derdenbelanghebbenden, met name Kabelexploitatiemaatschappij West-Holland B.V. (KWH). De rechtbank heeft vastgesteld dat de schadeloosstelling voor KWH op nihil moet worden vastgesteld. Dit besluit is gebaseerd op een deskundigenrapport dat concludeert dat KWH geen schade lijdt als gevolg van de onteigening, aangezien het opstalrecht dat KWH heeft, geen vermogenswaarde vertegenwoordigt en er geen gebruik van wordt gemaakt. De rechtbank heeft ook de procedure uiteengezet, waarin eerder een onteigeningsvonnis is uitgesproken en partijen overeenstemming hebben bereikt over de schadeloosstelling voor andere belanghebbenden zoals Gasunie en Waterleiding Maatschappij Limburg (WML). De rechtbank heeft de deskundige benoemd om advies te geven over de hoogte van de schadeloosstelling, en na beoordeling van het rapport heeft de rechtbank de conclusies van de deskundige overgenomen. Daarnaast zijn de proceskosten van de deskundige aan ProRail toegewezen, en zijn de overige proceskosten gecompenseerd. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de kosten van de deskundige zijn vastgesteld op € 11.179,88.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/285872 / HA ZA 20-611
Vonnis van 26 januari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRORAIL B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. H.X. Botter,
tegen

1.[gedaagde sub 1]

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagden,
voormalige advocaat: mr. J.W.M. Hagelaars, die zich op de rol van 29 april 2021 heeft onttrokken waarna zich geen nieuwe advocaat meer heeft gesteld.
Partijen zullen hierna ProRail en [gedaagden] genoemd worden.

1.Inleiding

1.1.
De hoogte van de schadeloosstelling die aan [gedaagden] toekomt is reeds vastgesteld in het vonnis van 24 maart 2021, nu partijen de rechtbank bij brieven van 8 en 9 maart 2021 hebben laten weten dat [gedaagden] zijn verweer tegen de onteigening had ingetrokken en zij over de hoogte van deze schadeloosstelling overeenstemming hadden bereikt.
1.2.
In deze zaak gaat het nog om de vaststelling van de hoogte van de schadeloosstellingen die aan de derdenbelanghebbenden en dan met name Kabelexploitatiemaatschappij West-Holland B.V.(hierna KWH) toegekend moeten worden vanwege de onteigening van de percelen zoals genoemd in het vonnis van 24 maart 2021. Met de andere twee belanghebbenden, te weten Gasunie Transport Services B.V. (hierna de Gasunie) N.V. en Waterleiding Maatschappij Limburg (hierna WML) heeft ProRail immers ook een regeling bereikt.
1.3.
De rechtbank komt in dit vonnis tot de conclusie dat aan voornoemde derdenbelanghebbenden een schadeloosstelling van € 0,00 moet worden toegekend. De rechtbank heeft deze conclusie gebaseerd op het advies van de door haar ingeschakelde deskundige.
In dit vonnis wordt eerst opgesomd hoe de procedure is verlopen. Daarna volgt een bespreking van het rapport van de deskundige met de eventuele opmerkingen van KWH en de beoordeling hiervan door de rechtbank. Aan het einde van het vonnis staat in het kort de beslissing van de rechtbank.

2.Hoe de procedure is verlopen

2.1.
In het tussenvonnis van 24 maart 2021 heeft de rechtbank de gevorderde onteigening vervroegd uitgesproken en is tevens de schadeloosstelling van [gedaagden] vastgesteld.
2.2.
Aangezien met belanghebbenden, te weten Gasunie en WML een regeling is bereikt kan in dit vonnis - voor zover nog nodig - de schadeloosstelling worden vastgesteld op nihil. ProRail heeft immers met deze derdenbelanghebbenden afgesproken dat de aan deze partijen toekomende rechten op kosten van ProRail opnieuw zullen worden gevestigd op het overblijvende, voor zover deze als gevolg van de titelzuiverende werking van de onteigening zouden komen te vervallen.
2.3.
De rechtbank heeft een deskundige benoemd om advies te geven over de hoogte van de definitieve schadeloosstelling die moet worden toegekend aan KWH en heeft bepaald dat een opneming door de deskundige zal plaatsvinden van de onteigende percelen. Daarvoor werd mr. A.H.M.J.F. Piëtte tot rechter-commissaris benoemd.
2.4.
Op 29 april 2021 heeft de deskundige in het bijzijn van de rechter commissaris, de griffier en Prorail de onteigende percelen opgenomen. Van die opname heeft de griffier een proces-verbaal opgemaakt. Daarin staat vermeld dat de deskundige alleen een advies hoeft te geven omtrent de schadeloosstelling aan KWH, aangezien met WML en Gasunie reeds overeenstemming was bereikt. Bij die gelegenheid heeft ProRail ook nog een “de nota voor rechter-commissaris en deskundige” voorgedragen. Bij de descente waren geen vertegenwoordigers van [gedaagden] of de derdenbelanghebbenden aanwezig.
2.5.
Op 21 mei 2021 is het onteigeningsvonnis van 24 maart 2021 ingeschreven in het openbare register van het Kadaster.
2.6.
Het definitief deskundigenrapport is op 20 oktober 2021 ter griffie van de rechtbank gedeponeerd.
2.7.
Op 29 november 2021 is de kostenopgave van de deskundige ontvangen. Daarop heeft Prorail bij akte van 29 december 2021 gereageerd. Naar aanleiding van deze reactie heeft de griffier nog een keer een reactie van de deskundige op het bezwaar gevraagd, waarna de deskundige op 11 januari 2021 een aangepaste kostenopgave heeft ingediend.
2.8.
Op verzoek van ProRail is vervolgens vonnis bepaald en wel op vandaag.

3.De verdere beoordeling

3.1.
De rechtbank stelt voorop dat KWH blijkens het kadaster alleen een opstalrecht Nutsvoorzieningen had (zoals uitgebreid omschreven in alinea 6.6.2. van het deskundigenrapport, hierna: het opstalrecht) op het inmiddels onteigende gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer ] , in totaal groot 1.080 m2 (grondplannummer [nummer] ).
3.2.
De deskundige heeft na kadastrale recherche geconcludeerd dat na de descente en inschrijving van het onteigeningsvonnis dit perceel is gesplitst in twee nieuwe percelen, te weten:
[gemeente] [sectieletter] [sectienummer 1] met oppervlakte van 554 m2
[gemeente] [sectieletter] [sectienummer 2] met oppervlakte van 526 m2.
Vervolgens is gebleken dat op perceel [gemeente] [sectieletter] [sectienummer 1] geen zakelijke rechten gevestigd zijn, terwijl dat wel het geval is voor wat betreft het perceel [gemeente] [sectieletter] [sectienummer 2] . Aangezien de onteigening zich heeft beperkt tot een gedeelte van voormalig perceel [gemeente] [sectieletter] [sectienummer ] (thans bekend [gemeente] [sectieletter] [sectienummer 1] ) heeft de deskundige terecht zijn rapport beperkt tot perceel [gemeente] [sectieletter] [sectienummer 1] . Het opstalrecht dat KWH heeft verdwijnt niet door de onteigening, maar wordt beperkt tot een kleiner perceel.
3.3.
De deskundige heeft de omvang van de schadeloosstelling voor KWH begroot per de datum waarop het onteigeningsvonnis is ingeschreven in de openbare registers, te weten 21 mei 2021. Deze datum wordt hierna aangeduid als de peildatum.
3.4.
Het opstalrecht van KWH maakt het mogelijk om kabels en leidingen ten behoeve van telecommunicatie te hebben. KWH maakt geen gebruik van dat recht. De hoogte van de schadeloosstelling aan KWH begroot de deskundige op nihil. Volgens de deskundige lijdt zij geen schade. Haar beperkte rechten van opstal vertegenwoordigen geen vermogenswaarde, er is geen sprake van een waardeverminderend effect voor het overblijvende, er is geen sprake van inkomensschade, noch van bijkomende schade of andere schade. Evenmin is gebleken van voordelen die in verband met de onteigening voor verrekening in aanmerking zouden kunnen komen.
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat de deskundige bij de berekening van de schadeloosstelling juiste uitgangspunten heeft gehanteerd en dat de motivering van het advies overtuigend is terwijl hetgeen door partijen is aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten biedt om te oordelen dat de waardering in het (definitieve) deskundigenrapport onjuist is of onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige over en maakt die tot de hare. De belangrijkste overwegingen die leiden tot het oordeel dat de schadeloosstelling op nihil moest worden vastgelegd zijn de volgende:
Bij het bepalen van de werkelijke waarde wordt uitgegaan van de prijs, tot stand gekomen bij een onderstelde koop in het vrije commerciële verkeer tussen de onteigende als redelijk handelende verkoper en de onteigenaar als redelijk handelende koper. In beginsel is dit uitgangspunt ook van toepassing op rechten die door de onteigening geheel of gedeeltelijk vervallen, zoals het opstalrecht van KWH. KWH heeft dus recht op vergoeding van de werkelijke waarde van haar opstalrecht ten laste van het onteigende. Vast staat dat KWH geen leidingen heeft liggen in de onteigende percelen en het opstalrecht niet gebruikt. Verder staat als niet weersproken vast dat in de omliggende percelen ook geen opstalrechten ten behoeve van KWH zijn gevestigd, zodat sprake is van een solitair opstalrecht voor een communicatienetwerk, dat geen basis vormt voor een netwerk. Daar komt bij dat in de nabijheid reeds een telecommunicatiemast aanwezig is en dat vanwege een nabijgelegen gasstation en spoorlijn, de ontwikkelmogelijkheden voor KWH beperkt zijn, zodat het onwaarschijnlijk en niet reëel is om aan te nemen dat er in de toekomst wel gebruik zal worden gemaakt van de opstalrechten. Al deze feiten en omstandigheden maken dat KWH naar het oordeel van de rechtbank geen schade lijdt als gevolg van de onteigening en geen sprake is van waardevermindering van het overblijvende.
Aangezien als niet weersproken vast staat dat ProRail de administratieve verwerking verzorgd en bekostigd van het feit dat het opstalrecht niet meer op het hele perceel [plaats] [sectieletter] [sectienummer ] , maar slechts op een deel daarvan komt te rusten, lijdt KWH op dit punt geen bijkomende schade.
Weliswaar komt KWH een rente toe over het verschil tussen het ontvangen voorschot en de vastgestelde schadeloosstelling, maar aangezien het voorschot nihil is en de schadeloosstelling ook, komt de te vergoeden rente ook uit op nul.
Verder is niet gesteld of gebleken dat KWH belastingschade lijdt en is ook niet in te zien dat een schadeloosstelling van nihil zal worden belast met btw.
De rechtbank ziet gaan aanleiding om nog andere soorten schade in overweging te nemen.
3.6.
Om voornoemde redenen zal de rechtbank de schadeloosstelling van KWH vaststellen op nihil. Aangezien KWH geen procespartij is, dient een schadeloosstelling van nihil te worden toegewezen aan [gedaagden] ter doorbetaling aan KWH. Feitelijk leidt dit tot geen betalingsverplichting waardoor ook geen veroordeling zal worden uitgesproken.
De kosten
3.7.
Vooreerst overweegt de rechtbank het volgende. De derdenbelanghebbenden zijn niet in deze procedure verschenen en ook niet gesteld of gebleken is dat zij kosten van juridische en deskundigenbijstand hebben gemaakt. Dat KWH wel met de deskundige heeft gecommuniceerd maakt dit niet anders.
Tussen ProRail en [gedaagden] is een regeling getroffen en niet gesteld of gebleken is dat de kosten van juridische- en deskundigenbijstand daarin niet zijn meegenomen. Om voornoemde redenen is alleen de deskundige in de gelegenheid gesteld zijn kosten op te geven.
3.8.
Nadat de deskundige in de gelegenheid is gesteld de door hem gemaakte kosten op te geven heeft hij dat per e-mailbericht van 29 november 2021 gedaan. Vervolgens is ProRail in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. ProRail constateerde dat de deskundige ook zijn kosten in een andere onteigeningszaak in deze zaak had meegenomen. Alleen daartegen maakte ProRail bezwaar. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft de deskundige zijn declaratie aangepast en heeft hij alleen zijn uren opgegeven die in onderhavige zaak zijn gemaakt.
De deskundige heeft op 11 januari 2021 zijn kosten begroot op in totaal 37,5 uren a € 245,00 per uur, dus in totaal € 9.187,50 exclusief btw. Dit bedrag heeft hij vermeerderd met € 1.929,38 aan btw en verschotten van in totaal € 63,00.
3.9.
Nu het bezwaar van ProRail alleen zag op de in een andere zaak gemaakte kosten en de deskundige vervolgens zijn declaratie heeft aangepast, zal ProRail worden veroordeeld in de deskundigenkosten van in totaal € 11.179,88.
3.10.
Aangezien met [gedaagden] , WML en Gasunie een regeling is getroffen en KWH niet is verschenen en geen aanspraak is gemaakt op een kostenveroordeling, ziet de rechtbank aanleiding om de (overige) proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt de schadeloosstelling voor KWH – en voor zover nog nodig voor WML en Gasunie - vast op nihil,
4.2.
veroordeelt ProRail in de kosten van de door de rechtbank benoemde deskundige, tot deze uitspraak begroot op € 11.179,88,
4.3.
compenseert de (overige)proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.4.
wijst “Dagblad De Limburger”, editie zuid, aan als nieuwsblad waarin de griffier een uittreksel van dit vonnis zal doen plaatsen,
4.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling onder 4.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: SS