ECLI:NL:RBLIM:2022:8708

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
03/661226-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diverse overtredingen van de Wet wapens en munitie met betrekking tot het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 17 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 24 mei 2017 in [plaats 2] werd aangehouden na het aantreffen van een grote hoeveelheid wapens en munitie in een schuur die als een soort privé oorlogsmuseum was ingericht. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van diverse vuurwapens en munitie, in strijd met de Wet wapens en munitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van 32 vuurwapens, waaronder vijf automatische vuurwapens, en munitie, waaronder drie granaatadapters. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, omdat niet kon worden vastgesteld dat bepaalde wapens nog als vuurwapen konden worden gekarakteriseerd. De rechtbank heeft de overschrijding van de redelijke termijn van meer dan drie jaar en vier maanden meegewogen in de strafmaat. Uiteindelijk werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met een proeftijd van één jaar, en werd de onttrekking aan het verkeer van alle inbeslaggenomen wapens en munitie bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/661226-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [plaats 1] op [geboortedag] 1971,
wonende te [woonplaats] , [straat] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.K.T. Schoffelen, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 oktober 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 24 mei 2017 wapens en munitie voorhanden heeft gehad, te weten:
Feit 1:twaalf (overige) vuurwapens;
Feit 2:vijf vuurwapens, geschikt om automatisch te vuren;
Feit 3:drie wapens die een ernstige bedreiging konden vormen of die zodanig op een wapen geleken dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt waren;
Feit 4:een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd;
Feit 5:dertig vuurwapens in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool;
Feit 6:een bulk munitie en drie granaatadapters.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 24 mei 2017 is naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen van de politie binnengetreden op het adres [straat] te [plaats 2] . In een schuur bevond zich een soort oorlogsmuseum. Aldaar werd een groot aantal wapens en munitie aangetroffen (althans voorwerpen waarvan werd vermoed dat het strafbare wapens en munitie betroffen). Door de politie is onderzoek gedaan naar deze voorwerpen. De uitkomst hiervan heeft de officier van justitie ertoe gebracht om 51 voorwerpen aan te merken als wapen, waarvan het voorhanden hebben strafbaar is gesteld bij de Wet wapens en munitie. Omdat de Wet wapens en munitie verschillende categorieën wapens kent, zijn de voorwerpen in vijf verschillende feiten (feiten 1 tot en met 5) tenlastegelegd.
Daarnaast is onder feit 6 tenlastegelegd het voorhanden hebben van munitie in strijd met de Wet wapens en munitie.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten bewezen ten aanzien van alle daarin opgenomen voorwerpen. Ter onderbouwing hiervan heeft ze verwezen naar het proces-verbaal van politie waaruit blijkt dat de op de tenlastelegging aangetroffen wapens en munitie in de woning van de verdachte zijn aangetroffen, de bekennende verklaring die de verdachte bij de politie heeft afgelegd en de verklaring van getuige [naam 1] . Zelfs op grond van de andersluidende verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, kan worden bewezen dat de verdachte beschikkingsmacht had over de wapens en munitie.
3.3
Het standpunt van de verdediging
3.3.1
Verzoek om vrijspraak van onderdelen van de feiten 1 en 5
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het voorhanden hebben van een aantal onder 1 en 5 tenlastegelegde voorwerpen, te weten van:
Feit 1
- Stengun, kaliber 9mm, goednr. 945090;
- B.A.R.30, goednr. 945092;
- Thompson, kaliber .45, goednr. 945110;
- Thompson, kaliber .45, goednr. 945113;
- Browning Machinegun, kaliber .30, goednr. 945116;
- Bren MK ii, kaliber .303, goednr. 945125;
- Grease Gun M3A1, goednr. 945143;
- onklaar machinegeweer MG42, kaliber 7.62 x 51, goednr. 945150;
Feit 5
- K98, goednr. 945156;
- mod. 1904, goednr. 945161;
- Radom, goednr. 945158;
- Gew. 88, goednr. 945123;
- New England, goednr. 945140;
- G 98/40, goednr. 945153;
- mod. 98, goednr. 945172;
- Gew. 98, goednr. 945159;
- Lee Enfield, goednr. 945141.
Hiertoe heeft de verdediging het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de voorwerpen onder 1 is in het proces-verbaal van politie gerelateerd dat het onjuist onklaar dan wel onbruikbaar gemaakte automatische vuurwapens betreft.
Ten aanzien van de voorwerpen onder 5 is in het proces-verbaal van politie gerelateerd dat het onklaar gemaakte grendelgeweren betreft die niet voor verdere controle gedemonteerd werden.
Uit het proces-verbaal van politie blijkt echter niet hoe en in hoeverre deze wapens onklaar zijn gemaakt, terwijl de EU-verordening nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 voorschrijft dat dit wel moet gebeuren. Omdat niet blijkt in hoeverre deze wapens onklaar zijn gemaakt, kan niet worden vastgesteld of nog wel gesproken kan worden van vuurwapens.
Ter onderbouwing hiervan heeft de verdediging verwezen naar een vonnis van de (toenmalige) rechtbank Roermond van 26 september 2002 [1] .
3.3.2
Verzoek om vrijspraak van feit 6
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van feit 6. Hiertoe heeft zij naar voren gebracht dat:
  • in de tenlastelegging wordt gesproken van bulkmunitie, terwijl niet duidelijk is om welke bulkmunitie het gaat en een deel van de munitie bovendien verroest was;
  • een granaatadapter geen munitie is, maar eerder een hulpstuk van een wapen.
3.3.3
Referte ten aanzien van een bewezenverklaring voor het overige
Voor het overige heeft de verdediging zich, voor wat betreft een bewezenverklaring, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Het oordeel van de rechtbank [2]
3.4.1
Vrijspraak van onderdelen van de feiten 1 en 5
Artikel 1 aanhef en onder 3° van de Wet wapens en munitie bepaalt dat onder een vuurwapen wordt verstaan: een voorwerp bestemd of geschikt om projectielen of stoffen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie.
Uit deze definitie leidt de rechtbank af dat een voorwerp dat ongeschikt is gemaakt om projectielen of stoffen door een loop af te schieten (terwijl de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie) wel nog als vuurwapen kan worden gekarakteriseerd, zolang het nog wel de bestemming daartoe heeft.
Het is bestendige jurisprudentie van deze rechtbank [3] dat als een vuurwapen zozeer voor gebruik als vuurwapen ongeschikt is gemaakt dat het niet meer als vuurwapen geschikt te maken is zonder feitelijk een geheel nieuw vuurwapen te construeren, niet alleen de geschiktheid, maar ook de bestemming aan het vuurwapen komt te ontvallen. In dat geval is geen sprake meer van een vuurwapen in de zin van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van de onder feit 1 tenlastegelegde
- Stengun, kaliber 9mm, goednr. 945090;
- B.A.R.30, goednr. 945092;
- Thompson, kaliber .45, goednr. 945110;
- Thompson, kaliber .45, goednr. 945113;
- Browning Machinegun, kaliber .30, goednr. 945116;
- Bren MK ii, kaliber .303, goednr. 945125;
- Grease Gun M3A1, goednr. 945143;
en de onder feit 5 tenlastegelegde
- K98, goednr. 945156;
- mod. 1904, goednr. 945161;
- Radom, goednr. 945158;
- Gew. 88, goednr. 945123;
- New England, goednr. 945140;
- G 98/40, goednr. 945153;
- mod. 98, goednr. 945172;
- Gew. 98, goednr. 945159;
- Lee Enfield, goednr. 945141;
is de rechtbank van oordeel dat in het proces-verbaal van politie is nagelaten om te specificeren of, en zo ja hoe en in welke mate, de bestemming van de voorwerpen als vuurwapen overeind is gebleven. De enkele algemene mededeling dat de wapens onvoldoende onbruikbaar zijn gemaakt is daartoe niet voldoende. Nu de rechtbank dit niet kan vaststellen en het vanwege de vernietiging van de voorwerpen niet meer mogelijk is hiernaar nader onderzoek te laten doen, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het voorhanden hebben van deze voorwerpen, nu de mogelijkheid blijft bestaan dat deze vuurwapens zodanig voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt dat zij slechts weer als vuurwapen geschikt te maken zijn door feitelijk een nieuw vuurwapen te maken.
Dit geldt niet voor het voorwerp ‘onklaar machinegeweer MG42, kaliber 7.62 x 51, goednr. 945150’ ten aanzien waarvan de verdediging ook vrijspraak heeft bepleit. Voor de bewijsoverweging ten aanzien van dit voorwerp verwijst de rechtbank naar het kopje 3.4.3.
3.4.2
De bewijsmiddelen voor de feiten 1 tot en met 5
De rechtbank acht de feiten 1 tot en met 5 (voor het overige) bewezen, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen waarin het aantreffen van de wapens wordt gerelateerd [4] ;
- de kennisgeving van inbeslagneming [5] ;
- het proces-verbaal sporenonderzoek [6] ;
- het proces-verbaal inzake het onderzoek naar de vuurwapens [7] ;
- het aanvullend proces-verbaal inzake het onderzoek naar een van de vuurwapens [8] ;
- het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [9] .
3.4.3
De bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Met uitzondering van het onder feit 1 genoemde voorwerp ‘onklaar machinegeweer MG42, kaliber 7.62 x 51, goednr. 945150’, volstaat de rechtbank ten aanzien het onder 1 tot en met 5 bewezenverklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit.
Ten aanzien van het voorwerp ‘onklaar machinegeweer MG42, kaliber 7.62 x 51, goednr. 945150’ overweegt de rechtbank het volgende.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is ten aanzien van dit voorwerp in het proces-verbaal wel gerelateerd op welke wijze het ‘onjuist onklaar c.q. onbruikbaar’ is gemaakt, te weten door:
  • de kamer van de loop elektrisch dicht te lassen en
  • in de onderkant van de loop zes gaten te boren.
Nu dit een machinegeweer betreft waarvan de loop eenvoudig kan worden vervangen (door middel van een wisselloop), is dit vuurwapen niet zozeer voor gebruik als vuurwapen ongeschikt gemaakt dat het niet meer als vuurwapen geschikt te maken is zonder feitelijk een geheel nieuw vuurwapen te construeren. Met andere woorden, de bestemming als vuurwapen is niet aan dit machinegeweer komen te ontvallen.
3.4.4
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 6
De verbalisanten [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] hebben, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op 24 mei 2017, omstreeks 13:30 uur, zijn wij, verbalisanten, naar de woning [straat] te [plaats 2] gegaan. Omstreeks 13:55 uur verscheen [naam 1] bij haar woning. Zij liep voor ons uit en wees ons de plaats aan waar de wapens zouden liggen.
Wij zagen dat we richting een schuur/berging liepen. Binnen in de schuur zagen wij gelijk dat deze was ingericht als een soort museum. Wij zagen gelijk dat aldaar meerdere wapens en munitie lagen. [naam 1] wees ons vervolgens naar een zolderruimte boven deze schuur. In deze ruimte werd een soortgelijke opslag aangetroffen als in de schuur/berging.
Omstreeks 16:30 uur zijn er medewerkers van de EOD en van de Forensische Ondersteuning ter plaatse gekomen. Na een verkenning is er besloten om de situatie zo te laten zoals deze is aangetroffen en pas de dag erna verder te gaan met het onderzoek. In overleg met de officier van justitie werd besloten om de locatie te bewaken. [10]
De kennisgeving van inbeslagneming vermeldt, zakelijk weergegeven:
Op 25 mei 2017 te 12:00 uur zijn op de locatie [straat] te [plaats 2] , binnen de gemeente [naam 7] inbeslaggenomen [11] :
- drie granaatadapters met goednummer 945176 en spooridentificatienummer AAKL3712NL [12] ;
- een collie munitie met goednummer 945215 en spooridentificatienummer AAKY3517NL [13] .
Op 4 juli 2017 werd door verbalisant [naam 6] een onderzoek gestart naar de op 25 mei 2017 te [plaats 2] , [straat] , inbeslaggenomen voorwerpen die hem ter beschikking werden gesteld. [14] Uit het onderzoek kwam naar voren dat de collie munitie een bulk munitie betreft van categorie III van de Wet wapens en munitie. [15]
Later onderzoek naar de drie granaatadapters heeft uitgewezen dat dit munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie betreft. [16]
De verdachte heeft onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard:
Naast de woning op het adres [straat] te [plaats 2] is een ruimte gebouwd. Deze ruimte is door mij ingericht als museum, evenals de daar boven gelegen ruimte. Alle goederen die een relatie hebben tot mijn verzameling zijn hier opgeborgen.
Eigenlijk heb alleen ik toegang tot het museum en de voorwerpen waaronder de munitie. De ruimte is afgesloten en ik heb de sleutel. Deze voorwerpen zijn allemaal van mij. [17]
3.4.5
De bewijsoverweging ten aanzien van feit 6
De rechtbank stelt op grond van (a) het aantreffen van de granaatadapters en de bulk munitie, (b) het resultaat van het onderzoek naar deze voorwerpen en (c) de verklaring van de verdachte, vast dat hij deze voorwerpen op 24 mei 2017 te [plaats 2] voorhanden heeft gehad en dat dit munitie was van categorie III van de Wet wapens en munitie.
De verdediging heeft aangevoerd dat de granaatadapters niet kunnen worden beschouwd als munitie, maar als een hulpstuk van een wapen.
De rechtbank verwerpt dit verweer onder verwijzing naar de definitiebepaling van munitie in de Wet wapens en munitie. Artikel 1 aanhef en onder 4° van de Wet wapens en munitie bepaalt immers dat onder munitie wordt verstaan: patronen en andere voorwerpen, bestemd of geschikt om een projectiel of een giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende of soortgelijke stof door middel van een vuurwapen af te schieten of te verspreiden, alsmede projectielen, bestemd om afgeschoten te worden door middel van een vuurwapen. Naar het oordeel van de rechtbank is een granaatadapter een voorwerp, bestemd of geschikt om een projectiel door middel van een vuurwapen af te schieten.
Daarnaast heeft de verdediging naar voren gebracht dat niet duidelijk is om welke bulkmunitie het gaat en dat een deel van de munitie bovendien verroest was.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer. In de tenlastelegging is de bulk munitie voorzien van een goednummer. Hierdoor is aan de hand van het dossier eenvoudig te herleiden dat het gaat om de ‘collie’ munitie met spooridentificatienummer AAKY3517NL ten aanzien waarvan wordt gerelateerd dat deze grotendeels bestaat uit patronen die middels de daarvoor in het proces-verbaal omschreven vuurwapens verschoten kunnen worden.
In het proces-verbaal is inderdaad gerelateerd dat een kleine hoeveelheid van deze bulk munitie zodanig door roet was aangetast dat deze niet meer geschikt was om als munitie te gebruiken of om munitie van te maken. Gelet op de hiervoor aangehaalde definitiebepaling van munitie (artikel 1 aanhef en onder 4° van de Wet wapens en munitie) en in lijn met voornoemde jurisprudentie van deze rechtbank (rechtbank Roermond 26 september 2002, ECLI:NL:RBROE:2002:AE8098) betekent dit dat hierdoor niet alleen de geschiktheid, maar ook de bestemming aan deze kleine hoeveelheid munitie is komen te ontvallen. Dit laat echter onverlet dat nog altijd het voorhanden hebben van de overige (bulk) munitie kan worden bewezenverklaard.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
op 24 mei 2017 te [plaats 2] , gemeente [naam 7] , vijf vuurwapens van categorie II, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- Stengun, kaliber 9mm Luger, goednr. 945089;
- Machinegeweer MG42, kaliber 8 x 57, goednr. 945151;
- Mount Mortar 60mm m5, goednr 945152;
- Mount Mortar 81mm M23A1, goednr. 945214;
- onklaar machinegeweer MG42, kaliber 7.62 x 51, goednr. 945150,
zijnde vuurwapens die niet onder een van de andere categorieën vallen, voorhanden heeft gehad;
Feit 2
op 24 mei 2017 te [plaats 2] , gemeente [naam 7] , vijf wapens van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- Thompson M1A1, kaliber .45ACP, goednr. 945114;
- MP40, kaliber 9mm Luger, goednr. 945204;
- Stengun, kaliber 9mm Luger, goednr. 945091;
- MP38, kaliber 9mm Luger, goednr. 945148;
- Beretta, kaliber 9mm Luger, goednr. 945162,
zijnde vuurwapens geschikt om automatisch te vuren, voorhanden heeft gehad;
Feit 3
op 24 mei 2017 te [plaats 2] , gemeente [naam 7] , drie wapens van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten voorwerpen die zodanig op een wapen geleken dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt waren, namelijk:
- decoratiepistool Mauser Luger P 08 1935, goednr. 945145;
- decoratiepistool Colt 1911-A1, goednr. 945163;
- imitatie machinegeweer Browning m2, goednr. 945094,
voorhanden heeft gehad;
Feit 4
op 24 mei 2017 te [plaats 2] , gemeente [naam 7] , een wapen van categorie II, onder 3, te weten een Lee Enfield 1942, kaliber .303 British, goednr. 945142, zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was, voorhanden heeft gehad;
Feit 5
op 24 mei 2017 te [plaats 2] , gemeente [naam 7] ,
21 wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- Springfield Garand, kaliber .30 M1, goednr. 945134;
- K-98, kaliber 8 x 57, goednr. 945157;
- K-98, kaliber 8 x 57, goednr. 945160;
- Lee Enfield, kaliber .303 British, goednr. 945139;
- Voere, kaliber .22 L.R., goednr. 945108;
- Walther P38, kaliber 9mm Luger, goednr. 945097;
- FN High Power, kaliber 9mm Para, goednr. 945103;
- Sauer, kaliber 7.65mm Browning, goednr. 945149;
- Type Luger-P08, kaliber 9mm Luger, goednr. 945165;
- onbekend merk, kaliber 7.65mm Browning, goednr. 945167;
- Sauer, kaliber 7.65mm Browning, goednr. 945170;
- Rohm RG13 Derringer, kaliber 4mm Randvuur Lang, goednr. 945105;
- een bulk patroonmagazijnen, goednr. 945144;
- Remington 1911A1, goednr. 945102;
- .30 M1 Carbine, goednr. 945106;
- .30 M1 Carbine, goednr. 945096;
- .30 M1 Carbine met klapkolf, goednr. 945132;
- Springfield .30-06, goednr. 945135;
- Lee Enfield, kaliber .303 British, goednr. 945109;
- K98, kaliber 8 x 57, goednr. 945154;
- M 48, goednr. 945209;
zijnde vuurwapens in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
Feit 6
op 24 mei 2017 te [plaats 2] , gemeente [naam 7] , munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een bulk munitie, goednr. 945215 en drie granaatadapters, goednr. 945176 voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd;
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2°, meermalen gepleegd;
Feit 3: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Feit 4: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
Feit 5: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
Feit 6: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen: een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van één jaar.
Bij haar strafeis heeft de officier van justitie enerzijds rekening gehouden met de ernst van de feiten en het gegeven dat de verdachte onvoldoende rekenschap heeft gegeven van het gevaarzettende karakter van zijn verzameling wapens en munitie. Anderzijds heeft de officier van justitie meegewogen dat er geen aanwijzingen bestaan dat de verdachte zich in het criminele milieu heeft begeven, dat hij een (verder) blanco strafblad heeft en dat sprake is van een grove overschrijding van de redelijke termijn. Hoewel de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, schiet een dergelijke straf na dit tijdsverloop ieder strafdoel voorbij.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht te volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. Zij acht het opleggen van een taakstraf niet direct van toepassing, mede gelet op:
  • de overschrijding van de redelijke termijn met 36 maanden en de stress die dit tijdsverloop heeft teweeggebracht bij de verdachte;
  • het feit dat de verdachte een verzamelaar was en geen criminele intenties had;
  • de inbeslagneming van de aan de verdachte toebehorende wapens en munitie. Gelet op de waarde die deze voorwerpen vertegenwoordigden, is de verdachte al voldoende gestraft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Toen de politie op 24 mei 2017 een inval deed in de woning aan de [straat] te [plaats 2] werd daar in een schuur een soort privé oorlogsmuseum aangetroffen. Naast diverse andere oorlogsattributen bevond zich daar een omvangrijke verzameling (vuur)wapens en munitie. Het voorhanden hebben van een deel van deze wapens en munitie is in strijd met de Wet wapens en munitie. Uiteindelijk heeft de rechtbank bewezen geacht dat de verdachte 32 vuurwapens – waaronder vijf automatische vuurwapens – twee decoratiepistolen, een imitatie machinegeweer en munitie – waaronder drie granaatadapters – voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de verdachte dat hij een verzamelaar was en geen kwade bedoelingen had met deze wapens en munitie. Hij was al begonnen met het verzamelen ervan toen hij zestien jaar oud was en struinde hiervoor beurzen af en ging met een metaaldetector op pad. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte met deze verzameling een gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen; niet alleen voor hemzelf, maar ook voor zijn toenmalige vriendin en hun kind. De ernst van deze feiten komt onder meer tot uitdrukking in het door de wetgever bepaalde strafmaximum.
Naast de ernst van deze feiten houdt de rechtbank er in het voordeel van de verdachte rekening mee dat:
  • hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen in verband met de verdenking van een strafbaar feit;
  • er geen aanwijzingen zijn voor enige link met een crimineel milieu;
  • hij geen wapenbezitter is die de wapens heeft gebruikt voor criminele activiteiten, maar sprake is van een echte verzamelaar;
  • hij zijn collectie – voor zover deze niet inbeslaggenomen was – inmiddels van de hand heeft gedaan, waaruit de rechtbank afleidt dat hij niet opnieuw wapens en munitie zal verzamelen;
  • de verdachte al fors gestraft is door de inbeslagneming van de kostbare verzameling wapens en munitie.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop. Hiertoe overweegt zij het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende.
In deze zaak is de redelijke termijn aangevangen op 24 mei 2017, de dag van het aantreffen van de wapens en munitie en de aanhouding van de verdachte. Daar er geen bijzondere omstandigheden zijn die een tijdsverloop van meer dan twee jaar rechtvaardigen, is de redelijke termijn in aanzienlijke mate overschreden, te weten met meer dan drie jaar en vier maanden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Door de Rechtspraak zijn oriëntatiepunten ontwikkeld; uitgangspunten voor de strafsoort en strafmaat voor bepaalde strafbare feiten. Deze bestaan ook voor overtreding van de Wet wapens en munitie. Gelet op de specifieke omstandigheden van het geval zal de rechtbank in deze zaak echter niet uitgaan van deze oriëntatiepunten.
De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden (met aftrek van voorarrest) passend en geboden. Gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn zal zij deze straf matigen in die zin, dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden wordt opgelegd.
Met het opleggen van deze voorwaardelijke gevangenisstraf hoopt de rechtbank de verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De proeftijd zal worden gesteld op één jaar.
De rechtbank zal aan de verdachte niet ook een taakstraf opleggen, zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf in deze zaak, gelet op de hoogte van de voorwaardelijke gevangenisstraf, alsmede op het tijdsverloop, niet aan de orde is.

7.Het beslag

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle inbeslaggenomen goederen die op de beslaglijst staan vermeld, aan het verkeer worden onttrokken.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over een beslissing ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de onttrekking aan het verkeer opleggen van alle inbeslaggenomen voorwerpen op de beslaglijst. Hiertoe overweegt zij het volgende.
De verdachte wordt veroordeeld voor het voorhanden hebben van een groot aantal wapens en van munitie. Dit zijn voorwerpen met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Deze voorwerpen zijn daarom op grond van artikel 36c van Wetboek van Strafrecht vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Daarnaast wordt de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van een aantal voorwerpen, waarvan de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat dit wapens zijn in de zin van de Wet wapens en munitie. Om die reden zijn deze voorwerpen ieder voor zich niet vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. De rechtbank beschouwt alle voorwerpen op de beslaglijst echter als een gezamenlijkheid van voorwerpen met betrekking tot welke de feiten zijn begaan, terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Daarmee zijn ook deze voorwerpen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.5 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tot een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 1 jaar zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Beslag
- legt op de onttrekking aan het verkeer van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
  • 1. Stengun MCM pistoolmitrailleur – 945089 – AAKY3500NL
  • 2. Stengun MK 2 pistoolmitrailleur – 945090 – AAKY3501NL
  • 3. Stengun pistoolmitrailleur – 945091 – AAKY3502NL
  • 4. Browning Aut. Rifle en houder – 945092 – AAKY3503NL
  • 5. Punt 50 machinegeweer – 945094 – AAKY3504NL
  • 6. Karabijn geweer – 945096 – AAKY3505NL
  • 7. Walther P38 pistool – 945097 – AAKY3506NL
  • 8. Remington pistool – 945102 – AAKY3507NL
  • 9. Browning FN pistool – 945103 – AAKY3508NL
  • 11. Rohm RG 13 pistool en munitie – 945105 – AAKY3749NL
  • 12. Inland geweer – 945106 – AAKY3509NL
  • 13. Voere geweer – 945108 – AAKY3510NL
  • 14. Lee Enfield geweer – 945109 – AAKY3511NL
  • 15. Thompson pistoolmitrailleur – 945110 – AAKY3512NL
  • 16. Thompson pistoolmitrailleur – 945113 – AAKY3513NL
  • 17. Thompson pistoolmitrailleur – 945114 – AAKY3514NL
  • 18. Browning – machinegeweer punt 30 – 945116 – AAKY3515NL
  • 19. Loewe Berlin geweer – 945123 – AAKL3749NL
  • 20. Bren MK2 machinegeweer punt 30 – 945125 – AAKL3748NL
  • 24. Winchester geweer punt 30 – 945132 – AAKL3744NL
  • 25. Garand M1 Springfield punt 30 – 945134 – AAKL3743NL
  • 26. Garand M1 Springfield punt 30 – 945135 – AAKL3742NL
  • 28. Lee Enfield MK1 geweer punt 303 – 945139 – AAKL3740NL
  • 29. New England geweer – 945140 – AAKL3739NL
  • 30. Lee Enfield geweer punt 303 – 945141 – AAKL3738NL
  • 31. Lee Enfield geweer punt 303 – 945142 – AAKL3737NL
  • 32. Grease Gun geweer punt 45 acp – 945143 – AAKL3736NL
  • 33. drie colliehouders (twee kist, één zak) – 945144 – AAKL3735NL
  • 34. PO 8 pistool 9mm para – 945145 – AAKL3734NL
  • 35. MP38 machinepistool – 945148 – AAKL3733NL
  • 36. Sauer 384 pistool kaliber 765 – 945149 – AAKL3731NL
  • 37. MG42 machinegeweer kaliber 792 – 945150 – AAKL3730NL
  • 38. MG42 machinegeweer kaliber 792 – 945151 – AAKL3729NL
  • 39. Mortier – 945152 – AAKL3728NL
  • 40. Mauser 98K geweer kaliber 792 – 945153 – AAKL3727NL
  • 41. Mauser 98K geweer kaliber 792 – 945154 – AAKL3726NL
  • 42. Walther 98K geweer kaliber 792 – 945156 – AAKL3725NL
  • 43. Mauser 98K geweer kaliber 792 – 945157 – AAKL3723NL
  • 44. Radom geweer – 945158 – AAKL3724NL
  • 45. Spandau geweer kaliber 792 – 945159 – AAKL3722NL
  • 46. Mauser 98K geweer – 945160 – AAKL3721NL
  • 47. DWM geweer kaliber 792 – 945161 – AAKL3719NL
  • 48. Beretta pistool kaliber 9mm – 945162 – AAKL3718NL
  • 49. 1911A1 pistool – 945163 – AAKL3717NL
  • 50. Luger P08 pistool kaliber 9mm – 945165 – AAKL3716NL
  • 51. Pistool kaliber 765 – 945167 – AAKL3715NL
  • 52. Sauer pistool kaliber 765 – 945170 – AAKL3714NL
  • 53. K98 geweer – 945172 – AAKY3516NL
  • 54. Drie stuks munitie, granaatadapter – 945176 – AAKL3712NL
  • 55. MP40 pistool kaliber 9mm – 945204 – AAKL3732NL
  • 56. M48 geweer – 945209 – AAKL3720NL
  • 57. Mortierinrichting – 945214 – AAKL3713NL
  • 58. Munitie, collie – 945215 – AAKY3517NL
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. S.A.M.C. van de Winkel en mr. V.C. Andeweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 oktober 2022.
Buiten staat
Mr. V.C. Andeweg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 mei 2017 te [plaats 2] , gemeente [naam 7] ,
twaalf (vuur)wapens, althans een (vuur)wapen, van categorie II, onder 1 van de
Wet wapens en munitie, te weten:
- Stengun, kaliber 9mm Luger, goednr. 945089;
- Machinegeweer MG42, kaliber 8 x 57, goednr. 945151;
- Mount Mortar 60mm m5, goednr 945152;
- Mount Mortar 81mm M23A1, goednr. 945214;
- Stengun, kaliber 9mm, goednr. 945090;
- B.A.R.30, goednr. 945092;
- Thompson, kaliber .45, goednr. 945110;
- Thompson, kaliber .45, goednr. 945113;
- Browning Machinegun, kaliber .30, goednr. 945116;
- Bren MK ii, kaliber .303, goednr. 945125;
- Grease Gun M3A1, goednr. 945143;
- onklaar machinegeweer MG42, kaliber 7.62 x 51, goednr. 945150,
zijnde (een) (vuur)wapen(s) die/dat niet onder een van de andere categorieën
vallen/valt voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 24 mei 2017 te [plaats 2] , gemeente [naam 7] ,
vijf wapens, althans een wapen, van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en
munitie, te weten:
- Thompson M1A1, kaliber .45ACP, goednr. 945114;
- MP40, kaliber 9mm Luger, goednr. 945204;
- Stengun, kaliber 9mm Luger, goednr. 945091;
- MP38, kaliber 9mm Luger, goednr. 945148;
- Beretta, kaliber 9mm Luger, goednr. 945162,
zijnde (een) vuurwapen(s) geschikt om automatisch te vuren
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 24 mei 2017 te [plaats 2] , gemeente [naam 7] ,
drie wapens, althans een wapen, van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en
munitie, te weten (een) door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen
voorwerp(en) dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat
zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt
was, namelijk:
- decoratiepistool Mauser Luger P 08 1935, goednr. 945145;
- decoratiepistool Colt 1911-A1, goednr. 945163;
- imitatie machinegeweer Browning m2, goednr. 945094,
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 24 mei 2017 te [plaats 2] , gemeente [naam 7] ,
een wapen van categorie II, onder 3, te weten een Lee Enfield 1942, kaliber
.303 British, goednr. 945142, zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd
of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de
aanvalskracht werd verhoogd, voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 24 mei 2017 te [plaats 2] , gemeente [naam 7] ,
30 wapens, althans een wapen, van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten:
- Springfield Garand, kaliber .30 M1, goednr. 945134;
- K-98, kaliber 8 x 57, goednr. 945157;
- K-98, kaliber 8 x 57, goednr. 945160;
- Lee Enfield, kaliber .303 British, goednr. 945139;
- Voere, kaliber .22 L.R., goednr. 945108;
- Walther P38, kaliber 9mm Luger, goednr. 945097;
- FN High Power, kaliber 9mm Para, goednr. 945103;
- Sauer, kaliber 7.65mm Browning, goednr. 945149;
- Type Luger-P08, kaliber 9mm Luger, goednr. 945165;
- onbekend merk, kaliber 7.65mm Browning, goednr. 945167;
- Sauer, kaliber 7.65mm Browning, goednr. 945170;
- Rohm RG13 Derringer, kaliber 4mm Randvuur Lang, goednr. 945105;
- een bulk patroonmagazijnen, goednr. 945144;
- Remington 1911A1, goednr. 945102;
- .30 M1 Carbine, goednr. 945106;
- .30 M1 Carbine, goednr. 945096;
- .30 M1 Carbine met klapkolf, goednr. 945132;
- Springfield .30-06, goednr. 945135;
- Lee Enfield, kaliber .303 British, goednr. 945109;
- K98, kaliber 8 x 57, goednr. 945154;
- M 48, goednr. 945209;
- K98, goednr. 945156;
- mod. 1904, goednr. 945161;
- Radom, goednr. 945158;
- Gew. 88, goednr. 945123;
- New England, goednr. 945140;
- G 98/40, goednr. 945153;
- mod. 98, goednr. 945172;
- Gew. 98, goednr. 945159;
- Lee Enfield, goednr. 945141,
zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
6.
hij op of omstreeks 24 mei 2017 te [plaats 2] , gemeente [naam 7] ,
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een bulk
munitie, goednr. 945215 en drie granaatadapters, goednr. 945176 voorhanden
heeft gehad.

Voetnoten

2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg met registratienummer PL2300-2017168218 Z, gesloten d.d. 26 oktober 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 128.
3.Rechtbank Roermond 26 september 2002, ECLI:NL:RBROE:2002:AE8098.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juli 2017 op de pagina’s 9 tot en met 11.
5.De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 26 mei 2017 op de pagina’s 106 tot en met 111 en 113 tot en met 122.
6.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 26 mei 2017 op de pagina’s 27 tot en met 33.
7.Het proces-verbaal relaterende een onderzoek aan (…) voorwerpen d.d. 20 september 2017 op de pagina’s 36 tot en met 48 en 50 tot en met 54.
8.Het aanvullend proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Divisie Regionale Recherche, met proces-verbaalnummer 2017083351-27 d.d. 20 december 2018 op de pagina’s 4 en 5. Dit proces-verbaal maakt geen deel uit van het proces-verbaal genoemd in voetnoot 2.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 25 mei 2017 op de pagina’s 81 en 82.
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juli 2017 op de pagina’s 9 tot en met 11.
11.De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 26 mei 2017 op pagina 106.
12.De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 26 mei 2017 op pagina 121.
13.De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 26 mei 2017 op de pagina’s 122 en 123.
14.Het proces-verbaal relaterende een onderzoek aan (…) voorwerpen d.d. 20 september 2017 op pagina 36.
15.Het proces-verbaal relaterende een onderzoek aan (…) voorwerpen d.d. 20 september 2017 op pagina 48, in combinatie met het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 26 mei 2017 op pagina 34.
16.Het aanvullend proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Divisie Regionale Recherche, met proces-verbaalnummer 2017083351-27 d.d. 20 december 2018 op de pagina’s 3 en 4, in combinatie met het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 26 mei 2017 op pagina 33. Het aanvullend proces-verbaal maakt geen deel uit van het proces-verbaal genoemd in voetnoot 2.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 25 mei 2017 op de pagina’s 81 en 82.