ECLI:NL:RBLIM:2022:8698

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
04.051415.97
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van verpleging van overheidswege en onderzoek naar voorwaardelijke beëindiging

Op 7 november 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de verpleging van overheidswege van een terbeschikkinggestelde, hierna te noemen [verdachte]. De rechtbank heeft de termijn van de verpleging met één jaar verlengd op verzoek van het openbaar ministerie. De rechtbank heeft daarbij de mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege onderzocht, maar geconcludeerd dat er op dit moment onvoldoende gronden zijn om deze voorwaardelijk te beëindigen. De rechtbank heeft de reclassering verzocht om een maatregelrapport op te stellen voor de volgende verlengingszitting, waarin de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging opnieuw worden bekeken.

De zaak betreft een terbeschikkingstelling die is opgelegd aan [verdachte] voor ernstige misdrijven, waaronder opzettelijke en wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot doodslag. De rechtbank heeft in eerdere beslissingen al de termijn van de terbeschikkingstelling verlengd en de verpleging van overheidswege aangehouden. De deskundigen hebben verschillende rapportages opgesteld over de psychische toestand van [verdachte] en de mogelijkheden voor resocialisatie. De reclassering heeft geadviseerd om de verpleging niet voorwaardelijk te beëindigen, gezien het recidiverisico en het ontbreken van een geschikte vervolgplek.

De rechtbank heeft de belangen van [verdachte] afgewogen tegen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. Ondanks de impasse waarin [verdachte] zich bevindt, is de rechtbank van mening dat er nog steeds gewerkt moet worden aan een passende vervolgplek. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de verpleging van overheidswege met één jaar te verlengen, met de hoop dat er binnen afzienbare tijd een geschikte plek voor [verdachte] zal worden gevonden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04.051415.97 (TBS)
Datum uitspraak : 7 november 2022
Tegenspraak
Beslissing van de meervoudige kamer over de verlenging van de verpleging van overheidswege op een vordering van het openbaar ministerie in het arrondissement Limburg
in het kader van de terbeschikkingstelling van:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
thans verblijvende in [kliniek 1] ,
hierna te noemen: [verdachte] .
Raadsman is mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat kantoorhoudende te Doorn.

1.De stukken

In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het proces-verbaal van de zitting d.d. 11 oktober 2022;
  • het proces-verbaal van de zitting d.d. 18 juli 2022;
  • het proces-verbaal van de zitting d.d. 25 april 2022;
  • een beslissing van de rechtbank Limburg d.d. 18 juli 2022, waarin de termijn gedurende welke [verdachte] ter beschikking is gesteld met een jaar is verlengd en de beslissing omtrent de verpleging van overheidswege is aangehouden;
  • een reclasseringsadvies d.d. 10 oktober 2022, ondertekend door J. Stieber (reclasseringswerker) en S. Cats (unitmanager), beide verbonden aan Reclassering Nederland;
  • een psychiatrische rapportage Pro Justitia d.d. 14 juli 2022, opgemaakt door
A.A.R. de Kom, psychiater;
- een psychologische rapportage Pro Justitia d.d. 13 juli 2022, opgemaakt door
L.M.L. Thung, klinisch psycholoog;
  • een vordering van de officier van justitie d.d. 23 maart 2022 tot verlenging van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging;
  • het verlengingsadvies van [kliniek 1] d.d. 16 maart 2022, ondertekend
door H. de Jonge (GZ-psycholoog en behandelcoördinator) en drs. H.J. Beintema (psychiater en hoofd van de instelling), beiden verbonden aan de voornoemde instelling;
  • de wettelijke aantekeningen over de periode van 9 maart 2021 tot en met 2 november 2021;
  • de verlengingsbeslissing van deze rechtbank d.d. 21 mei 2021;
  • het opleggingsvonnis van de toenmalige rechtbank Roermond d.d. 2 december 1997.

2.De procesgang

Bij vonnis van de toenmalige rechtbank Roermond d.d. 2 december 1997 is [verdachte]
ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De tbs is opgelegd ter zake van
opzettelijke en wederrechtelijke vrijheidsberovingalsmede ter zake van
poging tot doodslag, terwijl de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eiste.
De hiervoor genoemde delicten betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar
veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is gaan lopen op 14 mei 1998.
Op 18 juli 2022 heeft de rechtbank de termijn gedurende welke [verdachte] ter beschikking is gesteld met een jaar verlengd en de beslissing omtrent de verlenging van de verpleging van overheidswege aangehouden, teneinde een reclasseringsrapportage met betrekking tot een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de verpleging op te laten stellen
(een zogenoemd maatregelrapport).
Het onderzoek is hervat ter openbare zitting van deze rechtbank op 24 oktober 2022. Ter zitting zijn gehoord de officier van justitie, [verdachte] , zijn raadsman en, als deskundigen,
R. Ritsema, behandelcoördinator en GZ-psycholoog bij [kliniek 1] en J. Stieber, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. Laatstgenoemde deskundige is telefonisch gehoord.

3.Het standpunt van de inrichting en de reclassering

In
het verlengingsadviesvan de instelling is onder meer het navolgende vermeld:
Betrokkene is een 44-jarige man, gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis (MCDD), aandachtsdeficiëntie/hyperactiviteitsstoornis (ADHD) en antisociale en paranoïde trekken in de persoonlijkheid, beide nauw verweven met de MCDD-problematiek. Verder is er sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis (in remissie in gereguleerde omstandigheden) en een stoornis in het gebruik van een stimulantium (in remissie in gereguleerde omstandigheden). Ook is er sprake van een gokstoornis, episodisch. Wat betreft somatiek is er sprake van blaaskanker, die betrokkene niet wil laten behandelen.
Binnen de behandeling van betrokkene ligt de focus al enige tijd op de uitstroom/
resocialisatie, daar sinds langere tijd de verwachting is dat met verdere intramurale
behandeling geen winst meer te behalen valt. In het verleden is meerdere keren op
verschillende manieren getracht betrokkene te laten resocialiseren, waarbij betrokkene veelal ambivalent was in zijn goedkeuring en medewerking hierin. Zowel naar een zelfstandige woonvorm met intensieve begeleiding als naar klinische zelfstandige woonvormen. Dat is steeds niet gelukt. Betrokkene geeft steeds aan naar een andere kliniek te willen of naar de longstay. Dit is een meer gesloten situatie dan voor hem noodzakelijk is.
Het recidiverisico in geval van voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging is matig-hoog.
Omdat het niet duidelijk is welke vervolgstappen [verdachte] gaat maken, wordt geadviseerd de tbs met verpleging van overheidswege te verlengen met een jaar.
De
deskundige R. Ritsemaheeft ter terechtzitting onder meer en zakelijk weergegeven het volgende aanvullend naar voren gebracht:
De kliniek heeft voor een vervolgplek contact gelegd met de [kliniek 2] , maar [verdachte] heeft aangegeven daar niet naartoe te willen. We zijn nu aan het kijken naar andere opties en ons aan het beraden onder welke voorwaarden vervolgstappen kunnen gaan plaatsvinden. We staan in contact met [kliniek 3] en [kliniek 4] . Inmiddels staat [kliniek 4] weer open voor de komst van tbs-ers. Ook staan zij open voor de komst van [verdachte] . Het is juist dat [kliniek 4] in principe het gebruik van softdrugs (blowen) niet toestaat. Wij zien echter ook dat [verdachte] niet buitensporig veel softdrugs gebruikt. We hopen daarom met [kliniek 4] tot een compromis te kunnen komen. Plaatsing in [kliniek 3] kan alleen in het kader van transmuraal verlof en dat is iets waar [verdachte] niet aan wil meewerken. Dit terwijl [kliniek 3] wel verbonden is aan onze kliniek, wat als een voordeel kan worden gezien. Een terugplaatsing kan dan makkelijker worden voorkomen. Ik vind het op dit moment het belangrijkste dat een geschikte vervolgplek voor [verdachte] wordt gevonden en dat dan duidelijke afspraken over de verdere gang van zaken worden gemaakt. De geleidelijke weg via transmuraal verlof en proefverlof vinden wij als kliniek nog steeds aangewezen, omdat in dat kader de overgang soepeler en sneller is en minder ingrijpend kan worden gehandeld als er iets misgaat.
In
het reclasseringsadvies (maatregelrapport)is onder meer het volgende vermeld:
Het recidiverisico is binnen de huidige maatregel laag, binnen de voorwaardelijke beëindiging zal dit mogelijk oplopen naar matig. Mede door het feit dat het systeem van hulpverlening waar betrokkene nu op steunt, dan volledig zal wijzigen. De paranoïde en achterdochtige gedachten zullen de overhand gaan nemen. Betrokkene zal dan mogelijk het contact met de reclassering verbreken en eventueel de handdoek in de ring gooien als het om wonen buiten het FPC gaat, waarbij er sprake is van een verhoogd risico.
Betrokkene heeft nu onbegeleid verlof buiten de kliniek. Duidelijk is dat betrokkene hulp, regels en afspraken als een inbreuk ziet op zijn autonomie.
Het nu inzetten van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging is volgens de reclassering te prematuur. Dit zou betekenen dat betrokkene afstand moet doen van zijn volledig professionele netwerk. Bovendien is het tijdens een voorwaardelijke beëindiging van belang dat betrokkene samenwerkt met de reclassering en zich aan de voorwaarden kan conformeren. Het is voor betrokkene lastig om in (zeer) korte tijd de reclassering enigszins te vertrouwen. Daarnaast is er nog geen kliniek gevonden waar betrokkene op korte termijn kan worden opgenomen en waar hij zelf mee instemt. De reclassering heeft [kliniek 3] voorgesteld. In eerste instantie reageerde hij hier positief op. Echter, toen betrokkene te horen kreeg dat hij daar slechts geplaatst kan worden met transmuraal verlof en eventueel proefverlof, weigerde hij zijn verdere medewerking.
De voorkeur van de reclassering gaat uit naar een (onderzoek) proefverlof waarbij betrokkene meer ruimte krijgt. Indien dit naar tevredenheid gaat, kan de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege worden onderzocht. [verdachte] weigert echter mee te werken aan proefverlof. In dit geval is het zeer lastig om met hem te praten over eventuele voorwaarden waar hij zich aan moet houden. Wij adviseren in deze fase dan ook negatief ten opzichte van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
De
deskundige J. Stieberheeft ter terechtzitting kort en zakelijk weergegeven onder meer het volgende aanvullend naar voren gebracht:
Bij een voorwaardelijke beëindiging is [verdachte] gebonden aan strikte voorwaarden die hij moet naleven. Bij een ontregeling kan hij slechts 2 x 7 weken in een time-out worden geplaatst. In het geval van proefverlof ligt er minder druk op [verdachte] en kan hij bij ontregelingen voor langere tijd gestabiliseerd worden. De reclassering acht het onwenselijk om van het een op het andere moment het hele professionele netwerk van [verdachte] te veranderen. Er kan beter voor een meer geleidelijke weg worden gekozen. Uiteraard moet eerst duidelijk worden waar [verdachte] kan gaan wonen. We stellen alles in het werk om [verdachte] zo spoedig mogelijk op een goede plek te krijgen. Ik kan hier geen termijn aan koppelen.

4.Het standpunt van de gedragsdeskundigen

Het
psychiatrisch rapportvermeldt onder meer het volgende:
Onderzochte is thans opnieuw toe aan verdere resocialisatie en heeft al laten zien dat hij in staat is tot betaald werk en het veilig onder toezicht en begeleiding hanteren van zijn stoornissen. De incidenten in 2014 en daarna hebben niet tot delictgedrag geleid. Verdere verlenging van het huidige intramurale verblijf zal onderzochte verder demotiveren maar daardoor niet minder veilig maken. Het risico voor recidive staat nu bij onbegeleid verlof op laag-matig volgens de kliniek en laag volgens ondergetekende. Naar verwachting zal onderzochte indien hij zelfs onverhoopt het verloftraject van transmuraal naar proefverlof moet doorlopen onder dermate grote druk van telkens ander afdelingsregels komen te staan dat hij opnieuw zal terugvallen in incidenten die niet tot delicten leiden maar wel tot hernieuwde stagnatie van het verlof. Dit zal zeer waarschijnlijk tot verdere demotivering, tot meer achterdocht en verzet leiden maar niet tot toename van recidivegevaar zoals is gebleken. Het gevaar voor onttrekking is zelfs als laag aangemerkt door de kliniek. Een gunstig effect mag worden verwacht als onderzochte het vertrouwen krijgt om te laten zien dat hij onbegeleid zelf het ziekenhuis kan bezoeken. Onderzochte verzet zich tegenover ondergetekende niet tegen wonen in de kliniek. Een dergelijke stap kan veilig worden gezet onder het toegepaste effectieve risicomanagement. Er is een doorbraak mogelijk die tot een beperkt versnelde resocialisatie met minder belemmeringen leidt.
Onderzochte kan veilig worden geplaatst in een individueel kader waarin ruimte is voor bejegening en toezicht dat op zijn complexe stoornissen is afgestemd. Dat kan binnen een klinische individuele woonvorm. De kliniek heeft daartoe al de nodige inspanningen geleverd. Aangezien een verloftraject geen kans van slagen biedt, ligt voorwaardelijke beëindiging van de verpleging opnieuw, zoals in 2016, meer voor de hand en kan onder aanvulling van de toen genoemde voorwaarden veilig plaatsvinden met een laag risico op recidive.
Ondergetekende adviseert de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Het
psychologisch rapportvermeldt onder meer het volgende:
Op basis van de actuariële en klinische risicotaxatie schat ondergetekende het recidiverisico in de huidige context van tbs (met onbegeleid verlof) als laag in; dit risico wordt bij een voorwaardelijke beëindiging eveneens als laag ingeschat, mits sprake is van identiek risicomanagement.
Van een reguliere route via de koninklijke weg (onbegeleid, transmuraal en proefverlof) valt weinig heil te verwachten en het is zeer waarschijnlijk dat betrokkene verstrikt zal raken in allerlei incidenten. Ondergetekende heeft deze overweging ook al in 2016 beschreven en de verwikkelingen nadien lijken dit te bevestigen.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verpleging van overheidswege met één jaar dient te worden verlengd. De officier van justitie heeft verwezen naar de rapporten van de kliniek en de reclassering en de verklaringen van de deskundigen ter terechtzitting.

6.Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman

[verdachte] heeft aangevoerd dat hij de route van transmuraal verlof en proefverlof niet opnieuw wil bewandelen. In het verleden is dit al een keer mislukt. Hij heeft dan het gevoel telkens op zijn tenen te moeten lopen. Bovendien kan hij dan elk moment worden teruggeplaatst. Op die manier ervaart hij geen rust. Hij wil wel bij [kliniek 4] verblijven, maar niet in een verlofkader.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat [verdachte] wenst dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk wordt beëindigd. Het is betreurenswaardig dat er tot op heden geen vervolgplek voor [verdachte] is gevonden. Dan pas kunnen concrete vervolgstappen worden gezet. Verder heeft de raadsman verwezen naar de rapporten van de gedragsdeskundigen en dan met name naar het advies van de psychiater die de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging adviseert.

7.De beoordeling

Bij beslissing van 18 juli 2022 heeft de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling reeds met één jaar verlengd. Ter beoordeling ligt thans nog voor of ook de verpleging van overheidswege moet worden verlengd of dat deze voorwaardelijk kan worden beëindigd.
Voor het voorwaardelijk beëindigen van de verpleging van overheidswege moeten goede gronden aanwezig zijn. Het uit de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens voortvloeiende gevaar van de terbeschikkinggestelde voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen moet dusdanig zijn teruggebracht dat het verantwoord is de dwangverpleging onder voorwaarden te beëindigen.
De reclassering heeft in opdracht van de rechtbank onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Zij adviseren de verpleging van overheidswege niet voorwaardelijk te beëindigen, maar de geleidelijke weg via transmuraal verlof en proefverlof te bewandelen. Op dit moment is er ook nog geen vervolgplek voor [verdachte] gevonden. Naar het oordeel van de rechtbank dient zo spoedig mogelijk een geschikte plek voor [verdachte] te worden gevonden, zodat opnieuw kan worden gekeken naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging.
De psychiater adviseert in zijn rapport weliswaar tot een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, maar dan ook alleen als [verdachte] binnen een klinische individuele woonvorm wordt geplaatst waar ruimte is voor bejegening en toezicht dat op zijn complexe stoornissen is afgestemd. En die woonvorm is op dit moment nog niet gevonden.
De kliniek schat het recidiverisico in geval van voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging in als matig tot hoog. De reclassering schat het in als matig.
Wanneer de rechtbank nu het behandelperspectief en het recidiverisico tegen de belangen van de terbeschikkinggestelde afweegt en daarbij de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht neemt, komt zij tot het oordeel dat er op dit moment geen gronden zijn om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen. De rechtbank is zich er terdege van bewust dat er al langere tijd sprake is van een impasse en zij kan zich voorstellen dat [verdachte] het gevoel heeft dat er telkens sprake is van een herhaling van zetten. Dit neemt niet weg dat er op dit moment door zowel de kliniek als door de reclassering wordt geprobeerd een passende vervolgplek voor [verdachte] te vinden, die niet alleen voldoet aan de voorwaarden die de deskundigen noodzakelijk achten, maar ook voor [verdachte] acceptabel is. De rechtbank gaat ervan uit dat zowel de kliniek als de reclassering hierbij zo voortvarend als mogelijk te werk gaan en hoopt dat er binnen afzienbare tijd een passende vervolgplek voor [verdachte] zal worden gevonden. En het is aan [verdachte] zich hierin naar vermogen meewerkend op te stellen.
De rechtbank zal daarom ook de verpleging van overheidswege van [verdachte] met één jaar verlengen.
Omdat na het vinden van een geschikte vervolgplek voor [verdachte] volgens de reclassering opnieuw de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging kunnen worden onderzocht, acht de rechtbank het aangewezen om voor de volgende verlengingszitting opnieuw door de reclassering schriftelijk te worden voorgelicht over de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en de voorwaarden waaronder dit mogelijk is.

8.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de verpleging van overheidswege van [verdachte] met één jaar;
- verzoekt de officier van justitie zorg te dragen voor het laten onderzoeken van de mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en erop toe te zien dat daaromtrent een maatregelrapport door de reclassering wordt opgesteld en tijdig voorafgaand aan de volgende verlengingszitting aan het dossier zal worden toegevoegd.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.H.M. Engels, voorzitter,
mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. C. Reijntjes-Wendenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Feron-Voncken, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 november 2022.
Buiten staat
Mr. C. Reijntjes-Wendenburg is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.