ECLI:NL:RBLIM:2022:8622

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
ROE 21/1639
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een WIA-uitkering ontving, en het UWV. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV dat hij vanaf 10 februari 2021 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Het UWV had dit besluit gebaseerd op een herbeoordeling van eisers arbeidsongeschiktheid, waarbij een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige betrokken waren. Eiser was van mening dat zijn medische situatie slechter was dan het UWV had aangenomen en dat er meer beperkingen moesten worden erkend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn besluit onvoldoende had gemotiveerd, met name met betrekking tot het gebruik van een TENS-apparaat dat eiser nodig heeft om zijn pijnklachten te verlichten. De rechtbank oordeelde dat de arts bezwaar en beroep niet voldoende had onderbouwd waarom het gebruik van het TENS-apparaat niet in de weg zou staan aan het uitoefenen van de geduide functies. Hierdoor kon het bestreden besluit niet in stand blijven.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens is het UWV veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.518,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische rapportages en de noodzaak voor het UWV om adequaat te motiveren waarom bepaalde beperkingen niet worden erkend.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1639

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D.M. Wijngaard),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder

(gemachtigde: mr. L. Wennekers).

Procesverloop

Met het besluit van 9 december 2020 heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat hij vanaf 10 februari 2021 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Met het besluit van 19 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft verweerschriften ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Skypezitting van 17 oktober 2022. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser heeft gewerkt als vrachtwagenchauffeur en heeft zich op 8 december 2014 ziekgemeld voor dit werk.
2. Eiser ontving vanaf 5 december 2016 een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van eisers arbeidsgeschiktheid.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies (en twee reserve functies) zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 82,78% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering meer krijgen.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een arts bezwaar en beroep [1] en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De arts bezwaar en beroep heeft in de FML een extra beperking aangenomen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft haar heroverweging gebaseerd op de nieuwe FML. Zij heeft een van de drie geduide functies laten vervallen en een van de reservefuncties was al komen te vervallen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de resterende reservefunctie geduid en hiermee wordt voldaan aan de minimumeisen van het Schattingsbesluit. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser heeft zij vastgesteld op 28,87%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.
5. In beroep heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geconstateerd dat in de SBC-code 267051 functienummer 8441.001.001 (medewerker handsolderen) was geselecteerd. Deze functie is echter ten onrechte ingedeeld in deze SBC-code. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft hierom een andere functie, touch-up monteur (functienummer: 8441.0010.002) in dezelfde SBC-code geduid. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is hierdoor bepaald op 30,44%. Omdat de arbeidsdeskundige een nieuwe functie in dezelfde SBC-code heeft geduid, is de aanzegjurisprudentie niet van toepassing. De datum in geding wijzigt daarom niet.

Wat eiser vindt

6. Eiser is het niet met het UWV eens. Volgens eiser is zijn medische situatie slechter en heeft hij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Naast klachten aan het linkerbeen en de linkervoet heeft eiser inmiddels ook rugproblemen. Hij ervaart beperkingen in het lopen, staan en traplopen. Volgens eiser hebben de verzekeringsartsen van het UWV onterecht aangenomen dat hij 15-30 minuten achtereen kan lopen en een half uur achtereen kan staan. Eiser kan dit niet, hij kan slechts hele korte stukjes lopen en heel kortdurend achtereen staan. Daarna moet hij rust nemen en gaan zitten en/of zijn been omhoog doen. Als hij dat niet doet dan ontstaat er oedeemvorming en nemen de pijnklachten toe. Volgens eiser hadden er ook beperkingen ten aanzien van knielen en hurken moeten worden aangenomen en is hij daarnaast ook aangewezen op werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is. Eiser is ook beperkt in vervoer. Volgens eiser is hij ook bekend met psychische klachten, waarvoor hij indertijd ook is behandeld. Deze psychische klachten zijn nog niet volledig onder controle. De verzekeringsartsen hadden hier niet zomaar aan voorbij mogen gaan.
7. Eiser merkt ook op dat hij niet in staat is om 8 uren per dag en 40 uren per week te werken. Hij moet immers het TENS-apparaat frequent gedurende de dag kunnen gebruiken om pijnklachten te verminderen. Ook moet hij af en toe gaan liggen omdat de pijnklachten dan fors zijn, of omdat hij spieruitval heeft door gebruik van het TENS-apparaat.
8. Verder stelt eiser dat hij met zijn beperkingen en het gebruik van het TENS-apparaat de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten. Volgens eiser moet hij het TENS-apparaat liggend gebruiken.

Waarover het gaat in deze zaak

9. De vraag is of het UWV terecht heeft gesteld dat eiser geen recht heeft op een
WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 10 februari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

10. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
11. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Zij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Zij heeft beschreven dat er geen aanvullende informatie is opgevraagd, omdat er voldoende informatie was.
12. De arts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 3 mei 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en eiser gesproken op de hoorzitting. De arts bezwaar en beroep heeft tijdens de hoorzitting nog aanvullende medische informatie van eiser ontvangen, namelijk een eindverslag psychotherapie van [naam 1] , klinisch psycholoog van 29 september 2017 en een Wegwijzer Sonar- Basisrapportage Venlo van 30 maart 2021. De arts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij aanleiding ziet om een extra beperking in de FML op te nemen.
13. De arts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in zijn beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
14. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiser pijnklachten ondervindt in de voorvoet links. Deze pijnklachten zijn verklaarbaar vanuit medische problematiek. Zij geeft aan dat behandeling symptomatisch is middels het gebruik van een TENS-apparaat. Vanwege de restklachten acht zij eiser aangewezen op werkzaamheden zonder veelvuldig lopen en staan en zonder veelvuldig zwaar tillen, duwen en trekken. Het gebruik van het TENS-apparaat geeft volgens de verzekeringsarts geen aanleiding tot het geven van aanvullende beperkingen. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
15. De arts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 3 mei 2021 uiteengezet op welke punten hij tot een andere conclusie dan de verzekeringsarts komt. Hij acht eiser ook beperkt ten aanzien van beroepsmatig besturen van voertuigen met voetpedalen. Hij heeft hierom een extra beperking in de FML opgenomen in rubriek 2.11 beroepsmatig vervoer en in rubriek 4.21 voor beperkingen ten aanzien van bedienen van pedalen met het linkerbeen.
16. Eiser voert aan dat het UWV ten onrechte geen, of te weinig, beperkingen heeft aangenomen voor lopen, staan, traplopen, knielen en werktijden. Ook hadden er volgens eiser beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren moeten worden aangenomen.
17. Volgens de arts bezwaar en beroep is er geen reden om meer beperkingen aan te nemen. Hij licht toe dat uit de medische informatie van de psychotherapeut blijkt dat bij eiser in 2017 primair sprake was van depressieve klachten die te verklaren waren vanuit een combinatie van zijn aanleg en vooral uit het trauma wat hij heeft ervaren door het auto-ongeluk. Binnen de classificatie wordt dit aangeduid als posttraumatisch stressstoornis. Daarnaast heeft eiser een aantal life-events doorgemaakt. Dit maakt volgens de arts bezwaar en beroep dat eiser invoelbare spanningsklachten ervaart ten gevolge van verwerking- en acceptatieproblematiek. De depressieve episode is in remissie, er is geen sprake van volledige anhedonie. Eiser is ook niet meer onder behandeling en slikt hiervoor ook geen medicatie.
18. De arts bezwaar en beroep volgt de verzekeringsarts ten aanzien van de opgenomen beperkingen voor lopen (15 minuten) en staan (30 minuten). Uit de anamnese blijkt volgens de arts bezwaar en beroep dat eiser 15 minuten loopt. Om langer te kunnen lopen kan hij gebruik maken van een wandelstok of loopkrukken om de druk op de linker teen te verminderen. Gezien de locatie van de problematiek kan volgens de arts bezwaar en beroep gesteld worden dat staan minder belastend is voor eiser dan het lopen. Daarom is volgens hem een zwaardere beperkingen ten aanzien van ‘staan’ niet aan de orde. De arts bezwaar en beroep ziet ook geen reden om een extra beperking aan te nemen voor knielen of hurken. Hij licht toe dat dit beoordelingspunt volgens CBBS gaat over kortdurend knielen of hurken. Een beperking ten aanzien van klimmen en trappenlopen is volgens de arts bezwaar en beroep ook niet aan de orde. Hij motiveert dat iemand met een probleem aan één voet een trap of afstapje met het goede been kan nemen, waarbij al het gewicht op het goede been rust en het andere been wordt bijgetrokken en gebruikt om het evenwicht te bewaren.
19. Dat eiser door het gebruik van een TENS-apparaat niet kan werken, volgt de arts bezwaar en beroep niet. Volgens hem wordt het gebruik van een TENS-apparaat meestal drie of vier keer per dag geadviseerd. Eiser kan dit apparaat volgens hem dan ook buiten werktijd gebruiken of medicamenteuze behandeling volgen in plaats van het TENS-apparaat frequenter te gebruiken. Het TENS-apparaat kan ook tijdens het werk gebruikt worden, vooral als het zittend werk is.
20. Tussen partijen bestaat verschil van mening over het gebruik van het TENS-apparaat. Eiser heeft in beroep informatie ingediend van zijn pijnspecialist, [naam 2] , pijnspecialist in het Máxima MC, een ongedateerde brief en een brief van 12 september 2022. In de ongedateerde brief staat dat door plaatsing van de electrode op de voet de behandeling liggend moet plaatsvinden. Ook in de brief van 12 september 2022 stelt de pijnspecialist dat het de voorkeur heeft om het TENS-apparaat liggend te gebruiken. De arts bezwaar en beroep schrijft in zijn rapport van 11 oktober 2022 dat het juist is dat het TENS-apparaat vaak liggend gebruikt wordt. Volgens hem is de enige reden hiervoor dat de electroden dan niet los kunnen raken en om vervelende prikkelingen te voorkomen. De arts bezwaar en beroep stelt dat hij geen reden ziet om het apparaat niet zittend of staand te gebruiken. In zijn rapport van 3 mei 2021 schrijft de arts bezwaar en beroep dat het TENS-apparaat ook tijdens het werk gebruikt kan worden, vooral als het zittend werk is. Dit herhaalt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 18 mei 2022, na overleg met de arts bezwaar en beroep. Volgens de arts bezwaar en beroep kan ook het gebruik van een aangepaste schoen (ESD) geen belemmering vormen voor het dragen en het gebruik van een TENS-apparaat. De ESD-schoenen beschikken volgens hem over het vermogen om een elektrostatische lading weer te ontladen. Eiser heeft toegelicht dat hij voor het gebruik van het TENS-apparaat zijn been moet ontbloten, omdat hij zowel een sticker op zijn voet als op zijn dijbeen moet plaatsen. Hij mag geen schoeisel dragen om te voorkomen dat de stickers/draden verstrengelen en opstropen. De rechtbank is van oordeel dat de arts bezwaar en beroep gelet op hetgeen de pijnspecialist en eiser naar voren brengen, onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het TENS-apparaat, tegen het advies van de pijnspecialist in, niet liggend gebruikt hoeft te worden. Ook is het de rechtbank niet duidelijk hoe eiser het TENS-apparaat tijdens werk kan gebruiken als hij zijn been hiervoor moet ontbloten en geen schoeisel mag dragen. Om deze reden kan het bestreden besluit geen stand houden.
21. Ook over de kwantiteit van het gebruik van het TENS-apparaat verschillen eiser en de arts bezwaar en beroep van mening. Eiser heeft (voor het eerst) op zitting gesteld dat hij het apparaat vijf á zes keer per dag gebruikt. Volgens de arts bezwaar en beroep is drie á vier keer per dag gebruikelijk. Eiser heeft toegelicht dat in de brief van de pijnspecialist van 12 september 2022 staat dat hij moet doorgaan met het huidige gebruik van zijn TENS-apparaat. Volgens eiser is dat vijf á zes keer per dag. Nu dit niet blijkt uit de medische informatie van de pijnspecialist ziet de rechtbank geen aanleiding te oordelen dat de motivering van de arts bezwaar en beroep ook op dit punt niet voldoende is. De rechtbank vindt wel dat het een punt van aandacht moet zijn bij de nieuw te nemen beslissing.

De conclusie van de rechtbank

22. Het beroep is gegrond, omdat de arts bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het gebruik van het TENS-apparaat niet in de weg staat aan het uitoefenen van de geduide functies. Dit betekent dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen.
23. De rechtbank zal geen bestuurlijke lus toepassen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Het UWV zal daarom een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
24. Omdat het beroep gegrond is, moet het UWV het griffierecht dat eiser heeft betaald aan hem vergoeden. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten die hij in beroep heeft gemaakt. Het UWV moet deze betalen. De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding voor het beroep vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 759,-).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan op 3 november 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 3 november 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts bezwaar en beroep.