ECLI:NL:RBLIM:2022:8617

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
C/03/310260 / JE RK 22-1779
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten op 13 oktober 2022 verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2006. De kinderrechter heeft eerder een verzoek om een spoedmachtiging afgewezen, maar heeft op 21 oktober 2022 de zaak opnieuw behandeld. Tijdens de zitting zijn de pleegouders, de minderjarige en haar advocaat aanwezig geweest. De minderjarige heeft een geschiedenis van hechtingsproblematiek en gedragsstoornissen, en er zijn zorgen over haar veiligheid en welzijn. De pleegouders hebben aangegeven dat zij niet in staat zijn om de minderjarige te bieden wat zij nodig heeft, en er zijn aanwijzingen dat de minderjarige in een negatieve omgeving verkeert. De kinderrechter heeft de minderjarige de kans gegeven om thuis te blijven wonen onder strikte voorwaarden, maar heeft ook aangegeven dat als zij zich niet aan deze voorwaarden houdt, een gesloten plaatsing noodzakelijk kan zijn. De kinderrechter heeft de beslissing aangehouden voor vier weken, waarbij het college wordt verzocht om de stand van zaken te rapporteren. De zaak is complex en vraagt om een zorgvuldige afweging van de belangen van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummer: C/03/310260 / JE RK 22-1779
Datum uitspraak: 21 oktober 2022
Beschikking (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
het college van Burgemeester en Wethouders van de GEMEENTE EIJSDEN-MARGRATEN,
gevestigd te Eijsden-Margraten,
hierna te noemen het college,
betreffende
[minderjarige] ,hierna te noemen [minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
advocaat mr. G.L.P. Biesmans, kantoor houdend te Maastricht.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de pleegouder 1],
en
[de pleegouder 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
beiden belast met de voogdij over [minderjarige] ,
hierna gezamenlijk te noemen de pleegouders.
Gezien de stukken, waaronder de beschikking van de kinderrechter van 13 oktober 2022.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1.
Het college heeft op 13 oktober 2022 verzocht om zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden een machtiging te verlenen om [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier weken. Daarnaast heeft het college verzocht aansluitend een machtiging te verlenen om [minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van twee maanden. Bij voornoemde beschikking van 13 oktober 2022 is het verzoek om onverwijld, zonder verhoor van de belanghebbenden, een spoedmachtiging gesloten jeugdzorg te verlenen afgewezen en is bepaald dat het college, de pleegouders en [minderjarige] en haar advocaat zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling van 21 oktober 2022, waarbij de beslissing voor het overige is aangehouden.
1.2.
Op 20 oktober 2022 heeft de gemeente nog een aanvullend verslag ingediend.
1.3.
Op 21 oktober 2022 heeft de kinderrechter het belanghebbendenverhoor met betrekking tot het verzoek spoedmachtiging gesloten jeugdhulp en het reguliere verzoek machtiging gesloten jeugdhulp ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Daarbij zijn verschenen:
- een vertegenwoordigster van het college;
- de pleegouders;
- [minderjarige] , bijgestaan door mr. Biesmans.
1.4.
De vertegenwoordigster van het college heeft ter zitting een machtiging overgelegd.

2.De standpunten (ter zitting)

Het standpunt van het college
2.1.
Ter onderbouwing van haar verzoeken heeft het college bij verzoekschrift en ter zitting gesteld dat er momenteel grote zorgen zijn over [minderjarige] . [minderjarige] is bekend met hechtingsproblematiek en gediagnosticeerd met een gedragsstoornis. [minderjarige] woont vanaf dat zij elf maanden oud was bij de pleegouders, zijnde haar oom en tante (moederszijde). Hoewel het na de inzet van Yes We Can (4 mei tot 13 juli 2022) weer redelijk ging met [minderjarige] , onttrekt zij zich sinds eind september/begin oktober 2022 volledig aan het gezag van de pleegouders en hebben zij geen zicht op haar verblijfplaats en haar doen en laten. [minderjarige] start op 5 december 2022 pas weer met school en heeft verder geen dagbesteding. Prakijk GiB, bij wie [minderjarige] onder behandeling was, vermoedt dat [minderjarige] terecht is gekomen in een loverboy circuit. Hoewel er hard gewerkt is, is de situatie niet verbeterd en is behandeling van [minderjarige] op dit moment volgens GiB niet meer mogelijk. [minderjarige] heeft meermaals uitgesproken dat zij continu de drang heeft om te vluchten. Ook heeft zij aangegeven dat zij met hulp van anderen zal verdwijnen als er een machtiging gesloten jeugdhulp wordt verleend en dat de politie haar dan ook niet terug zal vinden. Op 11 oktober 2022 heeft er een beschermtafel plaatsgevonden, waarbij [minderjarige] heeft aangegeven dat zij geen binding meer voelt met de pleegouders en daarom bij vriendin [naam 1] verblijft, aan wie zij ook een financiële bijdrage moet betalen. Op 12 oktober 2022 zijn er na een lang gesprek tussen [minderjarige] en de crisisdienst afspraken gemaakt ter overbrugging van de start van acute spoedhulp (per 14 oktober 2022) vanuit de crisisdienst. Zo zou [minderjarige] haar locatie op haar telefoon voortdurend aan laten staan, zodat de pleegouders kunnen zien waar zij zich bevindt. [minderjarige] heeft zich echter niet aan deze afspraak gehouden. Op 18 oktober 2022 is [minderjarige] aangehouden voor wapenbezit en heling. Zij reed samen met haar vriend [naam 2] op een gestolen scooter en was in bezit van een mes. Daarmee heeft [minderjarige] bovendien een van de andere afspraken geschonden, namelijk dat zij geen fysiek contact meer heeft met [naam 2] . Op 19 oktober 2022 heeft er een RTO plaatsgevonden, waarin is geconcludeerd dat de veiligheid van [minderjarige] op dit moment niet gewaarborgd is en het daarom van belang is dat er een machtiging gesloten jeugdhulp wordt afgegeven. De bedoeling is dat [minderjarige] vervolgens wordt gestabiliseerd, waarna toegewerkt kan worden naar een behandelgroep met een open setting, die kan inzetten op het trauma van [minderjarige] , haar afhankelijkheid van mensen met een negatieve invloed en op de vraag waarom zij steeds in negatieve situaties belandt. Desgevraagd heeft het college aangegeven dat wel al gekeken is naar open behandelgroepen (bijvoorbeeld Fier of Sterk Huis), maar dat [minderjarige] nog niet is aangemeld omdat eerst het RTO van 19 oktober 2022 moest worden afgewacht. Het is wel de bedoeling dat de aanmelding alsnog in de week na de zitting plaatsvindt. [minderjarige] zou daar overigens nu ook nog niet naar toe kunnen, omdat er sprake is van een wachtlijst.
Het standpunt van de pleegouders
2.2.
De pleegmoeder geeft aan dat zij ernstige zorgen heeft over [minderjarige] . Zij weet niet meer wat zij kan doen om [minderjarige] te helpen. Het traject bij Yes We Can is goed verlopen, maar aan het eind bleek dat [minderjarige] toch weer met verkeerde mensen, zoals [naam 2] , om ging. De pleegmoeder weet niet of [minderjarige] nu ook weer drugs gebruikt, maar duidelijk is wel dat [naam 2] een hele slechte invloed op [minderjarige] heeft. [minderjarige] zal via justitie nu ook worden gestraft voor het in bezit hebben van een mes. Als [minderjarige] begeleid wordt en ook verplicht wordt om hulp te accepteren (Yes We Can), dan gaat het redelijk goed met haar, maar zodra er sprake is van vrijblijvendheid, zoals bij GiB, dan gaat het fout. Bovendien heeft [minderjarige] intensievere behandeling nodig. De pleegmoeder heeft nu het gevoel dat zij moet kiezen tussen twee kwaden, namelijk [minderjarige] ‘opsluiten’ of de situatie laten zoals deze nu is, met alle gevolgen van dien.
2.3.
De pleegvader heeft eveneens ernstige zorgen over [minderjarige] . Volgens de pleegvader kunnen de pleegouders [minderjarige] kennelijk niet bieden wat zij nodig heeft, aangezien ze voortdurend wegloopt. Het is duidelijk dat het misgaat als [minderjarige] met [naam 2] blijft omgaan en de pleegvader weet dan ook niet meer hoe hij [minderjarige] daartegen kan beschermen, zeker ook omdat [naam 2] [minderjarige] zou slaan. Hoewel de pleegvader tijdens Yes We Can zag dat [minderjarige] weer veranderde in de dochter zoals hij haar kende, is zij al vrij snel weer teruggevallen in oude patronen. Haar hoofd zit te vol en de hulp die zij momenteel krijgt is te vrijblijvend en niet intensief genoeg voor haar. Hoewel de pleegvader weet dat een gesloten instelling niet zaligmakend is, lijkt hem dat op dit moment beter dan voortzetting van de huidige situatie, waarbij [minderjarige] zichzelf de vernieling inwerkt.
2.4.
Ter zitting hebben de pleegouders desgevraagd aangegeven dat zij bereid zijn om [minderjarige] onder strikte voorwaarden thuis te laten wonen, zodat zij kan laten zien dat zij wel in staat is om zich aan afspraken te houden en om haar gedrag te verbeteren. Als dat opnieuw niet lukt, dan stemmen de ouders alsnog in met het verzoek van het college. De pleegouders zien dan geen andere uitweg meer dan een gesloten plaatsing.
De mening van [minderjarige]
2.5.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en is ter mondelinge behandeling in het bijzijn van haar advocaat door de kinderrechter gehoord. [minderjarige] stelt dat [naam 1] inmiddels niet meer in haar leven is. Als [minderjarige] niet thuis slaapt, dan is zij bij een vriendin of bij [naam 2] . Volgens [minderjarige] is [naam 2] nu minder dan eerst bezig met criminele zaken, maar bemoeit zij zich daar verder niet mee. Zij begrijpt wel dat anderen liever niet willen dat zij met hem om gaat, maar zij snapt niet dat hij van hen geen tweede kans krijgt. [minderjarige] wil weer een opleiding doen en uiteindelijk een eigen onderneming starten, maar zij weet zeker dat haar dit sowieso niet gaat lukken als het verzoek wordt toegewezen. Een gesloten instelling zorgt er alleen maar voor dat het nog slechter gaat met [minderjarige] . Zij heeft dat ook gezien bij mensen die zij kent. Bovendien zal [minderjarige] dan toch ook drugs gebruiken of daarna weer teruggaan naar [naam 2] . Zij moet er immers zelf achter komen of dat goed voor haar is of niet. [minderjarige] wil thuis blijven wonen, maar dan moet er wel iets veranderen. De sfeer is nu niet goed en zij heeft het gevoel dat de pleegouders er niet voor haar zijn, terwijl [naam 2] dat wel is. De pleegouders maken zich ook zorgen om zaken waar ze zich helemaal geen zorgen over moeten maken. De pleegouders weten helemaal niet wat er in het leven van [minderjarige] speelt en gaan alleen maar af op wat zij horen en zien. De behandeling bij GiB volgde [minderjarige] niet altijd, omdat zij geen zin had om vroeg op te staan en zij ook niet weet of het wel zin heeft.
2.6.
Mr. Biesmans heeft ter zitting gesteld dat het niet de bedoeling is dat [minderjarige] gesloten wordt geplaatst omdat er op dit moment geen andere geschikte plek voor haar is. Omdat [minderjarige] bij haar heeft aangegeven dat zij haar familie verkiest boven [naam 2] en nu de pleegmoeder ter zitting heeft aangegeven nog niet onvoorwaardelijk achter het verzoek van het college te kunnen staan, verzoekt mr. Biesmans om aanhouding van de beslissing. In de tussentijd kan [minderjarige] dan laten zien dat zij in staat is om afspraken na te komen, waarna zij hopelijk op korte termijn kan doorstromen naar een open behandelgroep die geschikt voor haar is. Als [minderjarige] zich onverhoopt opnieuw niet aan de afspraken houdt, dan is een gesloten plaatsing de enige optie die over blijft.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Bij voormelde beschikking van 13 oktober 2022 is het verzoek tot het verlenen van een spoedmachtiging tot gesloten jeugdhulp zonder voorafgaand verhoor van belanghebbenden, afgewezen.
3.2.
Vervolgens is, na het verhoor van de belanghebbenden, de beoordeling van het
verzoek tot verlening van de spoedmachtiging tot gesloten jeugdhulp alsmede het verlenen van de verzochte reguliere machtiging tot gesloten jeugdhulp aan de orde. In dit kader wordt als volgt overwogen.
Reguliere machtiging
Wettelijk kader
3.3.
Op grond van artikel 6.1.2. Jw kan de kinderrechter een jeugdige in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp plaatsen als dit noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen van de jeugdige die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Daarnaast moet dit noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de hulp die de jeugdige nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
3.4.
Een machtiging gesloten jeugdhulp kan, gelet op artikel 6.1.2 lid 5 Jw, in beginsel alleen worden verleend indien het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij uitoefent, heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is. Het college heeft het verleningsbesluit van 13 oktober 2022 overgelegd, waardoor aan dit vereiste is voldaan.
3.5.
Gelet op artikel 6.1.2 lid 6 Jw moet bij het verzoek ook zijn overgelegd een instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht. Hieraan is voldaan, gelet op de overgelegde verklaring van de gedragswetenschapper drs. A.G.A. Russ van 13 oktober 2022.
3.6.
Uit de instemmingsverklaring van 13 oktober 2022 blijkt dat de wettelijk vertegenwoordigers (pleegouders) ook met het verzoek van het college instemmen (artikel 6.1.2. lid 3 onder c Jw).
Inhoudelijke beoordeling
3.7.
De vraag die beantwoord moet worden is of het met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.1.2. Jw noodzakelijk is dat [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp wordt geplaatst. Uit de ingediende stukken en de verklaringen ter zitting blijkt dat het college en de pleegouders forse zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] hebben, omdat zij steeds meer afspraken niet nakomt en haar veiligheid daardoor op dit moment niet meer gewaarborgd kan worden. [minderjarige] accepteert het gezag van de pleegouders niet en vaart al geruime tijd haar eigen koers, wat maakt dat pleegouders vaak niet weten waar [minderjarige] is en waarmee zij zich bezighoudt. Zij heeft geen dag invulling. Zij is inmiddels ook met de politie in aanraking gekomen. Ook de hulpverlening voor [minderjarige] stagneert, enerzijds omdat haar gedrag voortzetting daarvan niet toelaat en anderzijds omdat gebleken is dat zij ook niet altijd gemotiveerd is om daarvan gebruik te maken. Dit alles leidt tot het oordeel dat sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig belemmeren. Hierin dient dan ook op de kortst mogelijke termijn verandering te komen. Dit zou kunnen geschieden door een gesloten plaatsing, zodat [minderjarige] zich niet meer kan onttrekken aan de noodzakelijke hulp en zodat voorkomen wordt dat [minderjarige] zichzelf ernstig in gevaar brengt. Vanuit dit beschermend en regulerend kader kan [minderjarige] behandeld worden om vanuit daar weer door te stromen naar een open behandelgroep. Anderzijds is gesloten jeugdhulp een laatste redmiddel en heeft de kinderrechter de uitdrukkelijke wens van [minderjarige] gehoord om haar nog een laatste kans te geven en hebben ook de pleegouders ter zitting aangegeven hiervoor open te staan.
3.8.
De kinderrechter overweegt dat, op het moment dat [minderjarige] bereid en in staat is om afspraken ter waarborging van haar veiligheid na te komen, haar de kans om thuis te blijven wonen totdat zij kan doorstromen naar een open behandelgroep, geboden moet worden. Ter zitting is met het college, de pleegouders en [minderjarige] besproken wat hiervoor nodig is. De kinderrechter verwacht van [minderjarige] het volgende:
- [minderjarige] slaapt iedere nacht thuis bij de pleegouders;
- [minderjarige] staat, ook als voorbereiding op school in december, in de ochtend gelijktijdig met de pleegouders op;
- [minderjarige] ontbijt en eet de avondmaaltijd altijd samen met de pleegouders;
- [minderjarige] gaat vijf dagen per week met de pleegmoeder mee naar het werk; pleegmoeder en [minderjarige] bespreken samen welke werkzaamheden [minderjarige] daar verricht;
- [minderjarige] blijft na het avondeten thuis, tenzij zij toestemming heeft van de pleegouders om nog weg te gaan;
- [minderjarige] komt iedere afspraak met Praktijk GiB en met Acute Spoedhulp (Corrine) na;
- [minderjarige] heeft haar locatie op haar telefoon altijd aan staan;
- [minderjarige] heeft geen enkel contact meer met [naam 2] ;
- [minderjarige] gebruikt geen drugs;
- [minderjarige] komt niet meer in aanraking met de politie.
3.9.
De kinderrechter heeft [minderjarige] duidelijk gemaakt dat bovengenoemde afspraken nodig zijn om haar veiligheid te waarborgen. Indien tijdens de (eventuele) volgende mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige] zich niet aan de onder rechtsoverweging 3.8. genoemde voorwaarden houdt, ziet de kinderrechter in het belang van [minderjarige] geen andere oplossing meer dan een gesloten plaatsing. De pleegouders hebben ter zitting ook aangegeven daar dan (onvoorwaardelijk) mee in te stemmen.
3.10.
De kinderrechter verwacht verder van het college dat zij [minderjarige] alsnog onmiddellijk zal aanmelden bij een open behandelsetting, zoals zij ter zitting ook heeft gesteld te zullen doen.
3.11.
Gelet op het voorgaande houdt de kinderrechter iedere beslissing op de verzoeken van het college aan, pro forma voor de duur van vier weken. De kinderrechter bepaalt dat [minderjarige] en haar advocaat, het college en de pleegouders, zullen worden gehoord ter zitting van
18 november 2022 om 08.45 uur, welke zitting wordt gehouden te Maastricht, aan het Sint Annadal 1.
3.12.
Het college wordt verzocht om de kinderrechter uiterlijk 14 november 2022 schriftelijk te informeren over de stand van zaken en over de vraag of zij de verzoeken handhaaft.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
houdt iedere beslissing aan, pro forma, voor de duur van vier weken;
4.2.
bepaalt dat het college uiterlijk 14 november 2022 een verslag indient waarin de relevante ontwikkelingen in deze zaak vanaf 21 oktober 2022 worden beschreven en wat dit betekent voor de verzoeken van het college.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.G.M. Schuman, als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2022 en op schrift gesteld op 31 oktober 2022.