ECLI:NL:RBLIM:2022:8614

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
C/03/309841 / KG ZA 22-372
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige omgangsregeling met dwangsom in kort geding tussen ouders na beëindiging van relatie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die een beëindigde buitenechtelijke relatie hebben. De man, die niet de biologische vader is van de kinderen, heeft een verzoek ingediend voor een voorlopige omgangsregeling met zijn twee minderjarige kinderen, die geboren zijn uit de relatie met de vrouw. De vrouw is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend. De man heeft gesteld dat er momenteel geen omgang plaatsvindt, wat in strijd is met het belang van de kinderen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de man eerder begeleide omgang heeft gehad met de kinderen en dat deze omgang goed is verlopen. De rechter heeft de vordering van de man toegewezen en bepaald dat hij wekelijks op zaterdag omgang heeft met de kinderen, waarbij hij hen ophaalt en terugbrengt naar de vrouw. Tevens is er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor het geval de vrouw niet meewerkt aan de omgangsregeling, met een maximum van € 5.000,-. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 27 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 26 oktober 2022
Zaaknummer : C/03/309841 / KG ZA 22-372
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het volgende kortgeding vonnis gewezen
inzake
[eiser],eiser, hierna te noemen de man,
wonend te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. A.H. van Gerwen, kantoor houdend te Eindhoven;
tegen:
[gedaagde],gedaagde, hierna te noemen de vrouw,
wonend te [woonplaats 2] ,
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De man heeft de vrouw gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 26 oktober 2022, is de man in persoon ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De vrouw is niet verschenen.
1.2.
De dagvaarding is in gesloten enveloppe aan het adres van de vrouw betekend, zodat de voorzieningenrechter vast heeft gesteld dat de dagvaarding op de juiste wijze is betekend. Tegen de vrouw is daarom verstek verleend, waarna de man heeft gesteld en gevorderd als in die dagvaarding vermeld.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft terstond mondeling uitspraak gedaan waarvan dit vonnis de schriftelijke neerslag vormt.

2.De feiten

2.1.
Uit de inmiddels beëindigde buitenechtelijke relatie tussen de vrouw en de man zijn geboren:
- [minderjarige 1] , op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] en
- [minderjarige 2] , op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] .
2.2.
De man heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet erkend en de vrouw heeft alleen het gezag over hen.
2.3.
Bij proces-verbaal van deze rechtbank van 9 december 2021 zijn partijen in onderling overleg een begeleide omgangsregeling via het Axiehuis tussen de man en de kinderen overeengekomen.
2.4.
Tussen partijen is een bodemprocedure aanhangig (zaaknummer C/03/303450/ FA RK 22-1172) ter zake de erkenning van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door de man, vaststelling van een zorg- en contactregeling en het gezamenlijk gezag.

3.Het geschil

3.1.
De man heeft, na wijziging ter zitting inhoudende intrekking van zijn subsidiaire vordering voor zover deze ziet op omgangsbegeleiding door het Axiehuis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd om:
“1. Primair: een onbegeleide voorlopige omgangsregeling tussen de man en kinderen vast te stellen, welke wekelijks op zaterdag, althans zondag van 10.00 uur tot 16.00 uur zal plaatsvinden, althans van 9.00 tot 13.00 uur, althans van 10.00 tot 12.00 uur, althans tussen tijdstippen die de rechtbank in goede justitie meent te behoren. Hierbij haalt de man de kinderen op bij vrouw en brengt de man de kinderen ook weer terug naar de vrouw;
II. Subsidiair: te bepalen dat de vrouw aanwezig zal zijn bij de omgangsregeling welke wordt vastgesteld conform de vordering onder 1;
III. op verbeurte van een dwangsom van € 250,-- voor elke dag of gedeelte daarvan waarop de vrouw in gebreke blijft aan deze veroordeling in al haar onderdelen integraal te voldoen;
IV. onder veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure, onder bepaling dat de vrouw de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd wordt wanneer deze niet binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis zijn betaald alsmede, in het
geval dat de vrouw niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis voldoet, te vermeerderen met de nakosten die € 157,00 bedragen zonder betekening en € 239,00 in geval van betekening.”

4.De beoordeling

4.1.
De man heeft een spoedeisend belang bij zijn vorderingen, omdat hij onderbouwd heeft gesteld dat er momenteel geen omgang plaatsvindt tussen hem en de kinderen, hetgeen strijdig is met hun belang. Van de man kan niet worden gevergd dat hij de beslissing in de bodemprocedure afwacht.
4.2.
Uit de stukken en de verklaring van de man is de voorzieningenrechter gebleken dat de man sinds de beëindiging van de relatie tussen partijen en tot voor kort (voor het laatst op 8 oktober 2022) (begeleid) omgang heeft gehad met de kinderen, welke omgang steeds goed is verlopen. Dit is ook niet weersproken. Het primair gevorderde, in die zin dat de man en de kinderen voorlopig wekelijks op zaterdag van 10.00 uur tot 16.00 uur omgang met elkaar hebben, waarbij de man de kinderen bij de vrouw ophaalt en ook weer terugbrengt, komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden toegewezen.
4.3.
Gezien de onweersproken standpunten van de man en het gegeven dat de vrouw eerder meermaals (eenzijdig) geen medewerking heeft verleend aan de (nakoming van de) omgang tussen de man en de kinderen, acht de voorzieningenrechter de bereidheid van de vrouw om voornoemde regeling (structureel) na te komen, twijfelachtig. De gevorderde dwangsom zal daarom eveneens worden toegewezen, met dien verstande dat de voorzieningenrechter hieraan een maximum koppelt van € 5.000,-. Als de vrouw dit vonnis nakomt, behoeft zij hiervan geen negatieve gevolgen te ondervinden.
4.4.
De gevorderde proceskostenveroordeling zal worden afgewezen. In de omstandigheid dat partijen een affectieve relatie hebben gehad, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten nu te compenseren in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
bepaalt dat de man
voorlopig, in afwachting van de beslissing in de bodemprocedure of totdat partijen in onderling overleg een andere regeling overeenkomen, als volgt omgang heeft met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] :
- iedere zaterdag van 10.00 uur tot 16.00 uur,
waarbij de man [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorafgaand aan het omgangsmoment ophaalt bij de vrouw en hen daar na afloop ook weer terugbrengt;
5.2.
bepaalt dat de vrouw aan de man een dwangsom van € 250,- verbeurt voor elke dag of gedeelte daarvan waarop de vrouw in gebreke blijft haar medewerking te verlenen aan de onder 5.1. genoemde omgangsregeling, met een maximum van € 5.000,-;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. C.G.M. Schuman, op
26 oktober 2022 en op schrift gesteld op 27 oktober 2022.