ECLI:NL:RBLIM:2022:8612

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
C/03/307921 / JE RK 22-1382
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Limburg, gedateerd 26 oktober 2022, is het verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg om de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige] te verlengen, afgewezen. De kinderrechter oordeelt dat er geen sprake meer is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] zich positief ontwikkelt en dat hij in staat is om zijn eigen keuzes te maken, ondanks dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de pleegouder en de moeder. De kinderrechter heeft de relevante wetgeving, zoals artikel 1:265j lid 3 en artikel 1:260 BW, in overweging genomen en geconcludeerd dat de GI niet aannemelijk heeft gemaakt dat er nog een ernstige ontwikkelingsbedreiging bestaat die een verlenging van de ondertoezichtstelling rechtvaardigt. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de minderjarige al sinds 2006 bij de pleegouder woont en dat er geen aanwijzingen zijn dat hij niet bij deze pleegouder kan blijven wonen. De beslissing houdt in dat de verzoeken van de GI worden afgewezen, en dat de minderjarige, indien nodig, kan terugvallen op vrijwillige hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummer: C/03/307921 / JE RK 22-1382
Datum uitspraak: 26 oktober 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van:
de gecertificeerde instelling STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Roermond,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonend te [woonplaats] ,
[de pleegouder],
hierna te noemen: de pleegouder,
wonend te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 1 augustus 2022;
- het advies van de raad, ingekomen bij de griffie op 18 augustus 2022.
1.2
Op 14 oktober 2022 heeft de kinderrechter de zaak mondeling, met gesloten deuren, behandeld, waarbij is verschenen:
- een vertegenwoordigster van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- [minderjarige] ;
- de moeder;
- de pleegouder.
1.3
De minderjarige [minderjarige] is in de gelegenheid gesteld zijn mening over het verzoek mondeling of schriftelijk kenbaar te maken aan de kinderrechter. Hij heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1
Het gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. [minderjarige]
woont bij de pleegouder, zijnde oma vaderszijde.
2.2
Bij beschikking van 20 oktober 2021 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige]
laatstelijk verlengd met ingang van 2 november 2021 tot 2 november 2022.
2.3
Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij een pleegouder verlengd, met ingang van 2 november 2021 tot 2 november 2022.

3.Het verzoek

3.1
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen voor de duur tot aan meerderjarigheid en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd. Ter onderbouwing van het verzoek stelt de GI dat de bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] nog steeds aanwezig lijkt. Er blijven zorgen ontstaan of de opvoedsituatie van [minderjarige] bij de pleegouder voldoende passend is. De pleegouder lijkt met momenten overvraagd doordat zij enerzijds kampt met gezondheidsproblemen en anderzijds de zorg draagt voor meerdere kleinkinderen. Daarnaast zijn er zorgen rondom het leeftijdsadequaat aansluiten bij [minderjarige] zoals dat hij een baantje heeft en meer vrijheden mag hebben. Er wordt gezien dat [minderjarige] nog te weinig mag ontdekken en ervaren en dat de pleegouder overbezorgd is. Wat de kwaliteit van het gezag betreft zijn er zorgen over de opvoedcapaciteiten van de moeder waardoor het woonperspectief niet bij de moeder bepaald is. Een thuisplaatsing bij de moeder waarbij de moeder passende verantwoordelijkheden voor [minderjarige] moet dragen is hierbij niet haalbaar waardoor een uithuisplaatsing bij de pleegouder aangewezen is. [minderjarige] verblijft steeds vaker bij de moeder en ook de vader van [minderjarige] , die kampt met persoonlijke problematiek, is meer in beeld en woont bij de pleegouder in. [minderjarige] ontkent dat de vader daar woont.
3.3
Afschalen naar het vrijwillig kader is nog niet passend, omdat de pleegouder en de moeder vaak op het laatste moment pas om hulp vragen en afspraken regelmatig niet worden nagekomen. Het is belangrijk dat de GI het komend jaar (tot aan meerderjarigheid) nogmaals het zelfstandigheidsperspectief onderzoekt om te bepalen of de woonsituatie van [minderjarige] bij de pleegouder voldoende houdbaar is en of de GI de opvoedtaken kan blijven verwachten van haar of dat het meer passend is dat [minderjarige] gaat doorstromen naar meer zelfstandigheid wat past bij zijn leeftijd. [minderjarige] zou graag bij zijn broer in een pleeggezin gaan wonen, maar in het verleden is die optie onderzocht en bleek er geen plek in dat gezin voor [minderjarige] . De GI zou de mogelijkheden nu nog eens willen bekijken, omdat [minderjarige] in de woonplaats van zijn broer ook naar school zou kunnen gaan.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1
De moeder is niet verschenen bij de mondelinge behandeling en zij heeft ook overigens geen verweer gevoerd.
4.2
De pleegouder is niet verschenen bij de mondelinge behandeling en zij heeft ook overigens geen verweer gevoerd.

5.De beoordeling

5.1
Op grond van artikel 1:265j lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) moet, indien een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing twee jaar of langer heeft geduurd, bij een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing worden overgelegd een advies van de raad met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling. Het advies van de raad strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter zal met inachtneming van dit advies beslissen.
5.2.
Op grond van artikel 1:260 BW kan de kinderrechter de duur van een ondertoezichtstelling verlengen, indien de minderjarige nog zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn gezaghebbende ouder(s), door hen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Ook moet de verwachting gerechtvaardigd zijn dat de gezaghebbende ouder(s) binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige in staat is/zijn te dragen.
5.3
Op grond van artikel 1:265c lid 1 BW kan de kinderrechter de duur van een machtiging tot uithuisplaatsing verlengen, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. Een verlenging kan telkens ten hoogste voor een jaar worden uitgesproken.
5.4
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige] in het afgelopen jaar, evenals in het jaar daarvoor, een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. [minderjarige] ontwikkelt zich leeftijdsadequaat en heeft volgens de GI meer inzicht gekregen in de hele situatie. Hij voetbalt, gaat naar school, heeft een bijbaantje en denkt na over zijn toekomst. [minderjarige] is voornemens, na afronding van de middelbare school, een sportopleiding (CIOS) te gaan volgen. Hoewel [minderjarige] zich goed ontwikkelt, stelt de GI dat een verlenging van de ondertoezichtstelling nog nodig is ter ondersteuning van de omgeving/het netwerk van [minderjarige] . De pleegouder wordt met momenten overvraagd en het lukt de moeder en de pleegouder niet altijd om goed samen te werken. Op die momenten wordt de GI pas te laat om hulp gevraagd. De GI maakt zich zorgen dat [minderjarige] uiteindelijk bij het wegvallen van de ondertoezichtstelling gaat doen wat hij zelf wil. Daarom wil de GI hem graag nog verder begeleiden richting zelfstandigheid. Ook heeft de GI zorgen dat de plek van [minderjarige] bij de pleegouder - door haar overbelasting - mogelijk niet gewaarborgd is.
5.5
Naar het oordeel van de kinderrechter heeft de GI niet aannemelijk gemaakt dat nog sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] waarvoor hulp in het gedwongen kader nodig is. Het bestaan van zorgen is op zichzelf onvoldoende om het bestaan van een ernstige ontwikkelingsbedreiging aan te nemen. Geconcludeerd kan worden dat [minderjarige] het goed doet en niet in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Niet gebleken is dat [minderjarige] , die al sinds december 2006 bij de pleegouder woont, niet bij deze pleegouder kan blijven wonen. Dat [minderjarige] en zijn pleegmoeder verschillen van mening over het maken van eigen keuzes en het varen van een eigen koers is op zichzelf niet zorgwekkend. De GI heeft niet inzichtelijk gemaakt op welke wijze de GI [minderjarige] nog wil begeleiden ter afwending van welke ernstige ontwikkelingsbedreiging en waarom dit in een gedwongen kader zou moeten. Uit de stukken valt op te maken dat [minderjarige] overal aan mee werkt en gemotiveerd is voor zijn toekomst. Mocht [minderjarige] onverhoopt toch nog ergens tegenaan lopen, dan kan hij zich wenden tot vrijwillige hulpverlening. De GI kan, indien nodig, een overdracht aan Team Jeugd van de gemeente bewerkstelligen.
5.6
Uit het voorgaande volgt dat niet langer is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. Nu de verlenging van de ondertoezichtstelling wordt afgewezen, kunnen de gronden van de uithuisplaatsing niet meer worden onderzocht. De kinderrechter zal daarom de verzoeken om de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
wijst de verzoeken van de GI af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.E.L. Arets, als griffier op 26 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.