ECLI:NL:RBLIM:2022:8587

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
9997194 \ CV EXPL 22-3143
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van boetes door Vereniging van Eigenaren wegens overtreding parkeerregels

In deze zaak vordert de Vereniging van Eigenaren (VvE) betaling van boetes van de gedaagde partij, die volgens de VvE parkeerregels van het Huishoudelijk Reglement heeft overtreden. De gedaagde, die een appartement huurt in het complex beheerd door de VvE, heeft op 25 augustus 2021 een verklaring ondertekend waarin zij zich verbindt aan het Huishoudelijk Reglement. De VvE heeft vier boetes van € 100,00 opgelegd aan de gedaagde, omdat bezoekers van de gedaagde buiten de toegestane tijden op de parkeerplaatsen zouden hebben geparkeerd. De gedaagde heeft de boetes betwist en aangevoerd dat er nooit is gecontroleerd of er daadwerkelijk bezoekers waren op het moment van de overtredingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de VvE onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de boetes 1 en 4, waardoor deze zijn afgewezen. Voor boetes 2 en 3, die betrekking hebben op de auto van de vader van het kind van de gedaagde, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de VvE wel voldoende bewijs heeft geleverd. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 200,00 aan verbeurde boetes, vermeerderd met wettelijke rente, en € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn begroot op € 331,74. Het vonnis is uitgesproken door mr. G.M. Drenth op 2 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9997194 \ CV EXPL 22-3143
Vonnis van de kantonrechter van 2 november 2022
in de zaak van:
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS [naam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde LAVG Groningen,
tegen:
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna VvE [naam] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van de dagvaarding van 29 juni 2022 met producties 1 tot en met 4;
  • de schriftelijke weergave van het antwoord van [gedaagde] ;
  • de brief van de rechtbank met de dagbepaling van de mondelinge behandeling;
  • de akte overlegging producties van VvE [naam] met producties 5 tot en met 12;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 5 september 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
VvE [naam] beheert het appartementencomplex waarin [gedaagde] van een VvE-lid een appartement huurt (de [adres] te [plaats] (hierna: het gehuurde)).
2.2.
Op 25 augustus 2021 heeft [gedaagde] een verklaring ondertekend waarin staat dat zij het Huishoudelijk Reglement van VvE [naam] (hierna: het Huishoudelijk Reglement) zal naleven. Hierin staat voor zover van belang:

Parkeren
(…)
  • Het is voorniet bewonersverboden op een van de parkeerplaatsen te parkeren
  • Voorbezoekers van bewonersis parkeren toegestaan vanmaandag t/m vrijdag van 9 tot 17 uur.
  • Parkeerregels welke niet worden nagekomen, worden beboet met 100,-Euro/150,Euro per geval.
2.3.
VvE [naam] heeft aan [gedaagde] vier keer een boete opgelegd van € 100,00 omdat haar bezoek buiten de toegestane tijden hun auto op de parkeerplaatsen van het appartementencomplex zouden hebben geparkeerd.
2.4.
Bij de betreffende parkeerplaatsen staan borden waarop onder meer is aangegeven dat een wegsleepregeling van toepassing is.
2.5.
Op 1 juni 2022 heeft de gemachtigde van VvE [naam] [gedaagde] aangemaand tot betaling van € 400,00 binnen een termijn van vijftien dagen nadat die brief bij [gedaagde] is bezorgd en aangezegd dat bij niet tijdige betaling het openstaande bedrag met € 72,60 aan incassokosten inclusief btw zal worden verhoogd.
2.6.
[gedaagde] heeft tot op heden niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert VvE [naam] – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om € 473,75 te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente over een bedrag van € 400,00 vanaf 21 juni 2022 tot de dag der algehele voldoening en de kosten naar de wet. Het bedrag van € 473,75 bestaat uit:
  • hoofdsom € 400,00
  • wettelijke rente, berekend tot 21 juni 2022 € 1,15
  • buitengerechtelijke incassokosten € 60,00
  • btw over buitengerechtelijke incassokosten € 12,60.
3.2.
VvE [naam] legt aan haar vordering de stelling ten grondslag dat het bezoek van [gedaagde] de parkeerregels van het Huishoudelijk Reglement heeft overtreden en dat zij daarom aan [gedaagde] vier boetes van € 100,00 heeft opgelegd in verband met:
  • parkeren bezoek 20-12-2021 20.05 uur (hierna: boete 1);
  • parkeren bezoek 5-11-2021 18.59 uur (hierna: boete 2);
  • parkeren bezoek 19-10-2021 na 17 uur (hierna: boete 3);
  • parkeren bezoek 6-5-2022 19.51 uur (hierna: boete 4).
Alle boetes worden door VvE [naam] onderbouwd met een melding van de huismeester en een bij die melding behorende foto van de auto waarmee de overtreding is begaan (producties 8 tot en met 11).
3.3.
[gedaagde] voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vordering van VvE [naam] . Zij voert aan dat VvE [naam] haar boetes heeft gegeven terwijl er nooit is gekeken of er op dat moment personen bij haar op bezoek waren. Af en toe kreeg zij brieven in de bus terwijl zij op dat moment alleen thuis was met haar dochtertje. Ook voert [gedaagde] aan dat de rode auto en de grijze Volkswagen die te zien zijn op de foto’s bij boetes 1 en 4 niet van haar bezoek zijn en dat de grijze auto met kenteken [kenteken] die te zien is op de foto’s bij boetes 2 en 3 van de vader van haar kind is. Tot slot voert [gedaagde] aan dat het niet haar verantwoordelijkheid is als bezoek parkeert waar dat niet mag.
3.4.
VvE [naam] brengt hiertegen in dat de huismeester op onderzoek uitgaat bij wie een bepaalde auto hoort en dat er ook meldingen van andere bewoners binnenkomen. In het trappenhuis is bovendien goed te horen als iemand bezoek heeft en als er een keer een verkeerde bewoner wordt beboet, dan meldt die zich wel, wat [gedaagde] niet heeft gedaan, aldus VvE [naam] . Verder zouden auto’s kunnen worden afgesleept, maar dat kost VvE [naam] geld en er zijn al genoeg kosten.
3.5.
[gedaagde] voert hiertegen aan dat VvE [naam] niet kan controleren of zij bezoek heeft door te luisteren naar stemmen vanuit het trappenhuis, omdat zij ook tegen haar kind praat en tegen de tv. Op boetes stelt zij niet te hebben gereageerd, omdat zij dit betreffende andere zaken wel heeft gedaan en dan nooit een reactie ontving. Volgens [gedaagde] moeten auto’s worden afgesleept, zoals ook ter plaatse op borden staat aangegeven, in plaats van bewoners te beboeten, omdat op die manier de kosten bij de bestuurder terechtkomen in plaats van de bewoner.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ten aanzien van boetes 1 en 4 overweegt de kantonrechter dat VvE [naam] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat de regels van het Huishoudelijk Reglement zijn overtreden. [gedaagde] heeft immers tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de rode auto en de grijze Volkswagen niet van haar bezoek zijn en VvE [naam] heeft vervolgens haar stelling dat dit bezoek betrof van [gedaagde] niet nader onderbouwd, wat zij wel had gemoeten nu de bewijslast van de gegrondheid van haar vordering ingevolge artikel 150 Rv op haar rust. Dat [gedaagde] niet bij VvE [naam] heeft gemeld dat de boetes ten onrechte zijn opgelegd, maakt het voorgaande niet anders. Zij heeft daarmee namelijk niet de verschuldigdheid van de boetes erkend. Voorts merkt de kantonrechter op dat uit de melding van de overtreding op 6 mei 2022 (productie 11) blijkt dat de daarbij behorende foto is gemaakt op 29 april 2022. De huismeester schrijft immers op 6 mei 2022: “
(…) deze foto is afgelopen vrijdag gemaakt rond 1930”. Hieruit volgt dat die foto niet als onderbouwing kan dienen voor een overtreding die begaan zou zijn op 6 mei 2022. Dit betekent dat voor het opleggen van boetes 1 en 4 niet in rechte kan worden vastgesteld dat er een grond bestond en dat de vordering van VvE [naam] zal worden afgewezen voor zover deze ziet op die boetes. Eveneens zal de gevorderde wettelijke rente over beide boetebedragen worden afgewezen.
4.2.
Met betrekking tot boetes 2 en 3 staat vast dat deze de auto van de vader van het kind van [gedaagde] betreffen, omdat zij dit erkent. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om haar verweer, dat er nooit is gekeken of er op dat moment iemand bij haar op bezoek was, nader te specificeren door bijvoorbeeld aan te voeren dat haar ex-partner (ook) andere bewoners van het complex bezoekt. Daarom acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat [gedaagde] op 5 november 2021 en 19 oktober 2021 de parkeerregels van het Huishoudelijk Regelement heeft overtreden en dat boetes 2 en 3 op goede gronden zijn opgelegd. Hieraan doet niet af dat [gedaagde] stelt dat zij niet verantwoordelijk is voor waar haar bezoek parkeert. VvE [naam] heeft immers onbetwist gesteld dat [gedaagde] heeft ingestemd met de inhoud van het Huishoudelijk Reglement en dat betekent dat [gedaagde] de daarin genoemde regels, waaronder de parkeerregels voor bezoek, moet naleven. VvE [naam] is voorts niet verplicht auto’s te laten afslepen, nu haar dat geld kost in plaats van oplevert en in het Huishoudelijk Reglement - waar [gedaagde] mee heeft ingestemd - is bepaald dat een boete wordt opgelegd bij overtreding van de parkeerregels. De vordering van VvE [naam] zal worden toegewezen voor zover deze ziet op boetes 2 en 3.
4.3.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente over boetes 2 en 3 overweegt de kantonrechter dat wettelijke rente over een verbeurde boete pas is verschuldigd na schriftelijke aanmaning op de voet van artikel 6:82 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dit volgt uit Hoge Raad 5 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3127. Voor boetes 2 en 3 is op 1 juni 2022 aangemaand tot betaling binnen een termijn van vijftien dagen nadat die brief bij [gedaagde] is bezorgd. VvE [naam] heeft onbetwist gesteld dat deze brief uiterlijk op de derde werkdag na verzending is ontvangen door [gedaagde] . Dit betekent dat de wettelijke rente over boetes 2 en 3 wordt toegewezen met ingang van 19 juni 2022 tot de dag van volledige betaling.
4.4.
VvE [naam] maakt tevens aanspraak op de vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 72,60 inclusief btw. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden en dat VvE [naam] op 1 juni 2022 aan [gedaagde] een aanmaning heeft gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt niet overeen met het in het Besluit bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom van € 200,00. Nu dat het gevolg is van een voor VvE [naam] niet voorzienbare omstandigheid, zal de kantonrechter het bedrag verlagen met inachtneming van het wettelijke tarief en aldus een bedrag ad € 48,40 inclusief btw toewijzen.
4.5.
[gedaagde] wordt, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten, waarbij voor de begroting wordt aangesloten bij de tarieven die gelden voor het toe te wijzen bedrag in plaats van het gevorderde bedrag. Voor de akte wordt geen vergoeding berekend, nu de hierbij ingediende stukken en de gegeven toelichting op die stukken reeds opgenomen hadden moeten zijn in/bij de dagvaarding. De kosten aan de zijde van VvE [naam] worden aldus tot vandaag begroot op:
dagvaarding: € 129,74
griffierecht: € 128,00
salaris gemachtigde:
€ 74,00(2 punten x tarief € 37,00)
totaal € 331,74

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VvE [naam] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 200,00 aan verbeurde boetes, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 19 juni 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan VvE [naam] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot vandaag aan de zijde van VvE [naam] worden begroot op € 331,74,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
type: CL
coll: