Op 3 november 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen [verdachte 1], die eerder was veroordeeld voor verduistering. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld, die stelde dat [verdachte 1] wederrechtelijk voordeel had verkregen van € 389.721,67 door middel van verduistering van geld dat toekwam aan de vennootschap waarvoor hij werkte. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte 1] daadwerkelijk een bedrag van € 285.406,67 heeft verduisterd en heeft hem de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het bedrag te verminderen, ondanks de schending van de redelijke termijn voor de behandeling van de ontnemingszaak. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechters Rulkens, Loof en Van de Pasch betrokken waren. De griffier, mr. A.P. Jansen, was ook aanwezig bij de uitspraak.