ECLI:NL:RBLIM:2022:8515

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
ROE 20 / 108
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke lus en inzagerecht persoonsgegevens in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak hebben eisers, wonend in [woonplaats], beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen. Na het indienen van het beroep heeft verweerder alsnog het besluit op bezwaar en een dwangsombesluit bekendgemaakt. Eisers hebben het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen in stand gelaten voor zover de gebreken zijn hersteld met een aanvullend besluit. De rechtbank heeft ook het beroep van rechtswege tegen het aanvullend besluit gegrond verklaard, omdat verweerder de inzage van persoonsgegevens had beperkt.

De rechtbank heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat verweerder aan eisers een proceskostenvergoeding van € 379,50 moet betalen. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 15 van de AVG en het zorgvuldigheidsbeginsel. Verweerder heeft de gelegenheid gekregen om de gebreken te herstellen met een aanvullend besluit. Dit aanvullend besluit heeft verweerder gedaan, maar eisers hebben hierop gereageerd en de rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting niet nodig was.

In de einduitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder met het aanvullend besluit heeft voldaan aan de herstelopdracht. De rechtbank heeft het beroep van eisers tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het bestreden besluit gedeeltelijk vernietigd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eisers recht hebben op inzage van hun persoonsgegevens in interne notities en e-mails, en dat verweerder hen moet informeren over de verwerkingsdoeleinden en bewaartermijnen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om het betaalde griffierecht van € 178,- aan eisers te vergoeden en heeft de proceskosten vastgesteld op een totaalbedrag van € 2.277,-.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 20/108

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2022 in de zaak tussen

[eiser], eiser en
[eiseres], eiseres, allebei wonend in [woonplaats] , samen eisers
(gemachtigde:
mr. F. Boukich),

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder.

Inleiding

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar. Nadat eisers het beroep hebben ingesteld, heeft verweerder het besluit op bezwaar, waarvan eisers in afwachting waren, en een dwangsombesluit aan hen bekendgemaakt.
Eisers hebben het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit vervolgens ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding. Tegen het alsnog genomen besluit op bezwaar (het bestreden besluit) hebben zij beroep ingesteld. Het beroep tegen het bestreden besluit is aangemerkt als een beroep van rechtswege en geregistreerd onder het zaaknummer van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 11 mei 2022 op zitting behandeld.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Y.J.P. Pozun. Na sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank op 5 juli 2022 een tussenuitspraak (de tussenuitspraak) gedaan.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank 1) over het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit geoordeeld dat verweerder aan eisers een proceskostenvergoeding van € 379,50 moet betalen voor proceskosten die eisers voor het instellen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit hebben gemaakt en aangekondigd dat zij verweerder in deze uitspraak zal veroordelen tot betaling van die vergoeding. 2) Over het beroep van rechtswege tegen het bestreden besluit heeft de rechtbank geoordeeld dat dit gedeeltelijk slaagt. Zij heeft uitgelegd welke gronden slagen en welke niet, dat de gronden die slagen leiden tot de vaststelling dat verweerder de besluiten op de AVG-verzoeken van eisers had moeten herroepen of dat het bestreden besluit twee gebreken heeft en welke gebreken dat zijn. Zij heeft verweerder vervolgens de gelegenheid gegeven de geconstateerde gebreken met een (aanvullend) besluit te herstellen. De rechtbank heeft ook uitgelegd 3) waarom het dwangsombesluit buiten de omvang van de beroepsprocedure valt.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullend besluit genomen (het aanvullend besluit).
Eisers hebben hierop schriftelijke gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. [1]
2. Voor de hiervoor in de inleiding onder 1) genoemde proceskostenveroordeling van € 379,50 verwijst de rechtbank naar het dictum van deze uitspraak. Het dwangsombesluit genoemd onder 3) komt om de daar genoemde reden ook in deze uitspraak verder niet aan de orde. Deze uitspraak gaat nog over of de gebreken genoemd onder 2) met het aanvullend besluit zijn hersteld en het herroepen van de besluiten op de AVG-verzoeken van eisers. Omdat eisers voldoende belang hebben bij een beroep tegen het aanvullend besluit, gaat deze uitspraak ook nog over het beroep van rechtswege tegen dat besluit. [2]
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat de signaalregistraties in de uitgebreide overzichten niet herleidbaar zijn tot concrete persoonsgegevens van eisers, dat niet kenbaar is met welk doel deze persoonsgegevens worden verwerkt en niet duidelijk is hoe lang deze persoonsgegevens geregistreerd en dus bewaard blijven of wat de criteria zijn om deze gegevens te bewaren. Zij heeft verder overwogen dat eisers aan de hand van de overzichten niet kunnen controleren of de persoonsgegevens die geregistreerd zijn juist zijn en rechtmatig worden verwerkt en heeft geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre daarom in strijd is met artikel 15 van de AVG en het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eisers terecht betwisten dat interne communicatie niet onder het inzagerecht valt en dat verweerder het bestreden besluit ook in zoverre in strijd met artikel 15 van de AVG en het zorgvuldigheidsbeginsel heeft genomen. Zij heeft daarbij overwogen dat het inzagerecht alleen op een grond in artikel 23 van de AVG kan worden beperkt en dat haar niet blijkt dat verweerder eisers inzage van hun persoonsgegevens in interne communicatie heeft geweigerd op een dergelijke grond.
3.1
De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven deze gebreken in het bestreden besluit te herstellen en voor het geval verweerder van deze gelegenheid gebruikmaakt, hem de volgende herstelopdracht gegeven:
- de concrete persoonsgegevens waarover de signaalregistraties gaan ter inzage van eisers geven, eisers het doel van de verwerkingen van deze persoonsgegevens meedelen en zo mogelijk kenbaar maken hoe lang deze persoonsgegevens worden bewaard of aangeven welke criteria gelden voor het bewaren van deze persoonsgegevens en
- eisers inzage geven van de persoonsgegevens van hen in interne communicatie, het doel van de verwerkingen van deze persoonsgegevens meedelen en zo mogelijk kenbaar maken hoe lang deze persoonsgegevens worden bewaard of aangeven welke criteria gelden voor het bewaren van deze persoonsgegevens,
-dan wel, als er een grond bestaat in artikel 23 van de AVG om inzage in deze persoonsgegevens te beperken, dan wel als informatie als bedoeld in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a tot en met d en h, van de AVG niet kan worden gegeven, onder vermelding van de grond motiveren waarom geen inzage of informatie kan worden gegeven.
4. Verweerder heeft bij het aanvullend besluit schermprints overgelegd waaruit de concrete persoonsgegevens bij de signaalregistraties blijken. Verweerder heeft in het aanvullend besluit uitgelegd wat het doel is van de verwerkingen van deze persoonsgegevens en dat de signaalregistraties worden verwijderd en deze persoonsgegevens gewist.
4.1
Over de persoonsgegevens in interne communicatie heeft verweerder uitgelegd dat hij alle stukken met persoonsgegevens in stukken die onder de interne communicatie vallen en relevant zijn geweest voor de uiteindelijke besluitvorming aan eisers heeft verstrekt. Hij heeft slecht geen inzage gegeven in stukken die in de voorfase zitten en tot de interne oordeelsvorming, afweging van belangen en het bepalen van de relevantie van informatie horen; stukken die bij de uiteindelijke oordeelsvorming niet zijn gebruikt. Verweerder stelt zich op het standpunt dat deze stukken onder de uitzonderingsgrond in artikel 23, eerste lid, onder i, van de AVG vallen, net als e-mailverkeer over organisatorisch-praktische punten. Verweerder heeft verder aangegeven dat de stukken in de voorfase stukken zijn die verstrekt zijn door eisers en/of bij hen bekend zijn, dan wel interne notities van medewerkers betreffen. Inzage in deze stukken zou de vertrouwelijke en vrije gedachtewisseling en privacy van deze medewerkers schaden. Verweerder voegt hieraan nog toe dat van gevoerde telefoongesprekken geen transscripties gemaakt zijn en daarom over deze gesprekken geen stukken kunnen worden verstrekt.
Het beroep van rechtswege tegen het bestreden besluit (het besluit van 8 januari 2020)
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het aanvullend besluit heeft voldaan aan wat de rechtbank hem bij tussenuitspraak heeft opgedragen. Verweerder heeft met het aanvullend besluit in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken in het bestreden besluit hersteld.
Conclusie
6. Omdat het beroep van eisers tegen het bestreden besluit slaagt, zij hadden namelijk gelijk wat de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken in het bestreden besluit betreft en dat verweerder met het bestreden besluit een gewijzigd besluit heeft genomen, gaat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaren. Zij gaat het bestreden besluit vernietigen voor zover het in strijd is met artikel 15 van de AVG en het zorgvuldigheidsbeginsel (overwegingen 3. en 3.1 in deze uitspraak en 7.1.4 en 7.1.5 in de tussenuitspraak) en voor zover verweerder de besluiten op de AVG-verzoeken van eisers niet heeft herroepen (overweging 8.1 in de tussenuitspraak). Zij gaat de besluiten op de AVG-verzoeken van eisers zelf herroepen en de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit overigens in stand laten. Dit laatste omdat, zoals al gezegd, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit met het aanvullend besluit zijn hersteld.
Het beroep van rechtswege tegen het aanvullend besluit (het besluit van 11 augustus 2022)
7. Eisers voeren tegen het aanvullend besluit aan dat er signaalregistraties hebben plaatsgevonden en dat er daarom stukken aan gekoppeld zouden moeten zijn en dat verweerder de persoonsgegevens van eisers die hij in dat verband heeft verwerkt niet bekend heeft gemaakt. Zij vinden het aanvullend besluit daarom in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Zij vinden het aanvullend besluit ook in strijd met het motiveringsbeginsel, omdat verweerder het doel van de verwerkingen niet gemotiveerd heeft.
7.1
Deze beroepsgronden slagen niet. Verweerder heeft eisers met het aanvullend besluit inzage gegeven van de persoonsgegevens die hij in het kader van de signaalregistraties heeft verwerkt en het doel van de verwerkingen kenbaar gemaakt. De rechtbank ziet daarom geen reden het standpunt van eisers te volgens dat het aanvullend besluit een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek heeft omdat geen inzage is gegeven van die persoonsgegevens en het doel van de verwerking van die persoonsgegevens niet is uitgelegd. De omstandigheid dat aan de signaalregistraties geen stukken zijn gekoppeld doet aan de volledigheid van de inzage in zoverre geen afbreuk. Zouden er al stukken zijn, wat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt, had verweerder deze stukken niet op grond van artikel 15 van de AVG aan eisers hoeven te geven. Artikel 15 van de AVG geeft recht op een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt, niet op een kopie van stukken waarin persoonsgegevens staan. Van belang is dat inzage van persoonsgegevens het mogelijk maakt persoonsgegevens op juistheid en de verwerking ervan op rechtmatigheid te controleren. Die mogelijkheid hebben eisers met de inzage die verweerder hen over de signaalregistraties heeft gegeven, gekregen. [3]
8. Eisers voeren ook aan dat verweerder niet alle stukken met persoonsgegevens die onder de interne communicatie vallen en relevant zijn geweest voor de uiteindelijke besluitvorming aan hen heeft verstrekt. Zij stellen nog steeds niet te weten welke persoonsgegevens van hen verweerder met ZOwonen, het OM, het IMK, NUON en Essent heeft gedeeld en dat zij daarover geen stukken hebben gekregen. Zij vinden dat verweerder daarom nog steeds niet aan de informatieplicht heeft voldaan die hij op grond van artikel
15 van de AVG heeft.
8.1
Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Met wat eisers hebben aangevoerd hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat wat verweerder zegt niet juist is. Eisers brengen tegen wat verweerder zegt alleen in dat verweerder met genoemde instanties persoonsgegevens van hen heeft gedeeld, maar laten na ook maar iets aan te voeren op grond waarvan kan worden aangenomen dat verweerder (meer) persoonsgegevens van eisers met het IMK, het OM, ZOwonen, NUON en Essent heeft gedeeld dan uit de inzage die eisers hebben gekregen blijkt. In algemene zin heeft de rechtbank dit ook al in de tussenuitspraak geoordeeld over het delen van persoonsgegevens met het IMK, het OM en ZOwonen.
9. Eiser voeren verder aan dat verweerder ten onrechte geen telefoonlijst, data of nadere toelichting op gevoerde telefoongesprekken heeft verstrekt.
9.1
Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Dat er een telefoonlijst met persoonsgegevens van eisers is, hebben eisers niet aannemelijk gemaakt. Zij stellen alleen dat een telefoonlijst bestaat en dat is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat die lijst er is en dat er persoonsgegevens van eisers op staan. Op data en een toelichting van verweerder hebben eisers op grond van het inzagerecht in artikel 15 van de AVG geen recht. Dat recht beperkt zich, zoals al gezegd, tot inzage van persoonsgegevens die worden verwerkt in de vorm van een kopie van die persoonsgegevens.
10. Eisers betwisten dat verweerder inzage heeft kunnen beperken en de stukken die bij de uiteindelijke oordeelsvorming niet zijn gebruikt, buiten de inzage heeft mogen laten. Zij betwisten ook dat de vrije gedachtegang van medewerkers aan inzage in de weg kan staan.
10.1
Deze beroepsgronden slagen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het recht van eisers op inzage van persoonsgegevens in deze stukken niet heeft kunnen beperken ter waarborging van de bescherming van de betrokkene en de rechten en vrijheden van anderen, als bedoeld in artikel 23, eerste lid, aanhef en onder i van de AVG, door de nationale wetgever ingevuld in artikel 41, eerste lid, aanhef en onder 1, van de Uitvoeringsregeling van de AVG. In dit verband heeft verweerder alleen overwogen dat de vertrouwelijke en vrije gedachtewisseling en privacy van medewerkers moet worden beschermd. Al toen de Wet bescherming persoonsgegevens nog gold was vaste rechtspraak dat -kortgezegd- intern beraad niet een recht of vrijheid was dat aan inzage van persoonsgegevens in de weg kon staan. [4] De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat dit onder de AVG anders is.
Conclusie
11. Omdat de laatst besproken beroepsgronden slagen, is het beroep van rechtswege tegen het aanvullend besluit gegrond. De rechtbank gaat het aanvullend besluit daarom vernietigen voor zover verweerder de inzage van eisers van hun persoonsgegevens heeft beperkt ter waarborging van de bescherming van de betrokkene en de rechten en vrijheden van anderen. Omdat de enige reden die verweerder heeft om de inzage van eisers van hun persoonsgegevens te beperken niet geldt, gaat de rechtbank verweerder opdragen
eisers alsnog:
-inzage te geven van hun persoonsgegevens in interne notities van medewerkers en e-mails over organisatorisch-praktische punten;
- te informeren over de verwerkingsdoeleinden en de tijd die verweerder deze persoonsgegevens bewaart of de criteria die voor het bewaren ervan gelden en als anderen dan verweerder en de medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen de persoonsgegevens in de interne notities en en-mails van verweerder (hebben) ontvangen,
- te informeren wie deze persoonsgegevens nog heeft/hebben ontvangen.
Voor zover de inzage en/of informatie al blijkt uit de overzichten die eisers al van verweerder hebben gekregen, mag verweerder volstaan met een verwijzing naar de betreffende inzage en/of informatie in die overzichten.
11.1
Op alle andere gegevens en informatie dan de persoonsgegevens van eisers in de interne notities en e-mails hebben eisers op grond van artikel 15 van de AVG geen recht. Deze gegevens en informatie hoeft verweerder daarom ook niet op grond van de inzageverzoeken van eisers aan hen te geven.
11.2
Inzage van de persoonsgegevens in stukken die eisers zelf aan verweerder hebben gegeven of van verweerder hebben gekregen, hoeft verweerder eisers niet te geven. Eisers weten namelijk al -omdat zij deze stukken kennen- om welke persoonsgegevens het gaat. Verweerder hoeft eisers ook niet te informeren over de verwerkingsdoeleinden, omdat eisers weten waarom zij deze persoonsgegevens aan verweerder hebben gegeven en uit stukken die zij van verweerder hebben gekregen kunnen opmaken waarom verweerder deze persoonsgegevens verwerkt. Verweerder moet eisers wel nog informeren over:
- eventuele andere ontvangers van deze persoonsgegevens dan verweerder of zijn medewerkers, dan wel eisers zelf en
- over de bewaartijd van deze persoonsgegevens of de criteria die gelden om die tijd te bepalen.
Als uit de overzichten die eisers hebben gekregen al blijkt hoe lang de persoonsgegevens van eiser in stukken van henzelf of stukken van verweerder gericht aan eiser worden bewaard en/of wie deze gegevens naast eisers of verweerder en de medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen nog hebben ontvangen, mag verweerder verwijzen naar de betreffende informatie in die overzichten.
Griffierecht en proceskosten
12. Verweerder moet aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden, omdat de rechtbank het beroep van rechtswege tegen het bestreden besluit gegrond verklaart. Omdat zowel het beroep van rechtswege tegen het bestreden besluit als het beroep van rechtswege tegen het aanvullend besluit gegrond zijn, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij in verband met deze beroepen hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op een bedrag van € 1.138,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 759,- bij een wegingsfactor 1).
13. De herroeping van de besluiten op de AVG-verzoeken geeft eisers verder nog recht op een vergoeding voor de proceskosten die zij in verband met het maken van bezwaar hebben gemaakt. Ook deze kosten moet verweerder vergoeden, te weten een bedrag van
€ 759,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van
€ 759,- bij een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep van rechtswege tegen het bestreden besluit (van 8 januari 2020)
gegrond en vernietigt dat besluit gedeeltelijk;
- herroept de besluiten op de AVG-verzoeken voor zover verweerder deze besluiten met het
bestreden besluit heeft gewijzigd en stelt deze uitspraak in zoverre in de plaats van het
bestreden besluit;
- laat de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit voor het overige
in stand;
- verklaart het beroep van rechtswege tegen het aanvullend besluit (van 11 augustus 2022)
gegrond en vernietigt dat besluit ook gedeeltelijk en wel voor zover verweerder de inzage
van eiser heeft beperkt;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak
eisers inzage van hun persoonsgegevens te geven en hen te een informeren
als omschreven onder 11. tot en met 11.2;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers gemaakt in verband met bezwaar,
beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en de beroepen van rechtswege tegen het
bestreden besluit en het aanvullend besluit tot een totaalbedrag van € 2.277,- (€ 379,50,
€ 1.138,50 en € 759,-).
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.W.C.M. Frings, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 november 2022
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 2 november 2022

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als u het ook niet eens bent met de tussenuitspraak, kunt u tegelijkertijd beroep instellen tegen de tussenuitspraak. U heeft daarvoor zes weken de tijd, ingaande de dag na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694)
2.Artikel 6:19 van de Awb
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 maart 2021 (ECLI:NL:RVS:2021: 452)
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4144) ro 8.2