ECLI:NL:RBLIM:2022:8449

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
03/155245-21 en 03/209291-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag na schietincident in Schinveld

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 12 juni 2021 betrokken was bij een schietincident in Schinveld, heeft de rechtbank Limburg op 1 november 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van twee pogingen tot doodslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Tijdens de zitting op 18 oktober 2022 werd vastgesteld dat beide slachtoffers door kogels waren geraakt, maar de rechtbank kon niet vaststellen wat er zich precies had afgespeeld in de woning. De verklaringen van de slachtoffers waren inconsistent en zij waren onder invloed van verschillende middelen, waaronder lachgas. Er ontbrak objectief bewijs dat de verdachte de schutter was.

De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers te veel verschilden en niet betrouwbaar waren. De rechtbank concludeerde dat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat de verdachte de schoten had gelost. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, en de in beslag genomen telefoons werden aan de verdachte teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/155245-21
Parketnummer : 03/209291-18 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat kantoorhoudende te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 oktober 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er - nadat ter terechtzitting van 18 oktober 2022 een aanpassing omschrijving feiten in de tenlastelegging is toegelaten - kort en feitelijk weergegeven op neer dat de verdachte op 12 juni 2021 in Schinveld:
Feit 1, primair:heeft geprobeerd [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven door met dat opzet een vuurwapen op die [slachtoffer 1] te richten en vervolgens meermalen een kogel in de richting van die [slachtoffer 1] af te vuren;
Feit 1, subsidiair:aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten een schotverwonding aan de linkeronderarm met meerdere botbreuken;
Feit 2, primair:heeft geprobeerd [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven door met dat opzet een vuurwapen op die [slachtoffer 2] te richten en vervolgens meermalen een kogel in de richting van die [slachtoffer 2] af te vuren;
Feit 2, subsidiair:aldus heeft geprobeerd aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heet gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide primair ten laste gelegde feiten. Hij gelooft de verklaringen van aangevers, en niet die van de verdachte. De verklaringen van aangevers komen overeen en passen bij hetgeen tijdens de 112-melding is gezegd. Hier staat tegenover dat de verdachte is gevlucht en zich pas maanden later bij de politie heeft gemeld. De verdachte heeft zich eerst op zijn zwijgrecht beroepen en heeft daarna twee verschillende versies van de gang van zaken gegeven.
Uitgaande van de verklaringen van aangevers komt de officier van justitie tot een bewezenverklaring van poging doodslag ten aanzien van beide aangevers. Het schieten in een worsteling brengt levensbedreigende risico’s met zich. Als bij wonder is het mogelijke gevolg - de dood van aangevers - niet ingetreden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, primair omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten te komen en subsidiair omdat het alternatieve scenario van de verdachte plausibel is en niet wordt uitgesloten door het dossier.
De verdediging heeft erop gewezen dat de verklaringen van aangevers onbetrouwbaar en zowel innerlijk als onderling inconsistent zijn, waardoor deze niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden. Daarentegen is het alternatief scenario dat de verdachte schetst bestendig, en wordt het onderbouwd door de verklaringen van aangevers. Het technisch onderzoek sluit de verklaring van de verdachte niet uit. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die de schoten heeft gelost.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich aan een van de ten laste gelegde feiten schuldig heeft gemaakt. Daarom zal de rechtbank de verdachte integraal vrijspreken. Ter motivering dient het volgende.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich op zaterdag 12 juni 2021 samen met aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de woning van aangever [slachtoffer 1] in Schinveld bevond. De verklaringen van aangevers en de verdachte over hoe men elkaar heeft ontmoet die avond en hoe men in de woning van [slachtoffer 1] terecht is gekomen, komen overeen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kenden elkaar goed; de verdachte hadden zij die avond voor het eerst ontmoet. Zij waren in de woning aan het chillen. Er werd alcohol gedronken, geblowd en lachgas gebruikt. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gebruikten ook cocaïne.
Op enig moment sloeg de sfeer om en heeft er een schietincident plaatsgevonden. Er zijn twee schoten gevallen waarbij beide aangevers gewond zijn geraakt.
Het dossier bevat geen technisch bewijs op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat het de verdachte is geweest die de schoten heeft gelost. Het komt dus aan op de waardering van de verklaringen van de drie in de woning aanwezige personen. Over de aanleiding en het verloop van het schietincident lopen die verklaringen uiteen.
Aangever [slachtoffer 1] heeft op 12 juni 2021 verklaard dat er niets aan de hand was en dat ze op de bank zaten. Opeens trok de verdachte een pistool. Volgens [slachtoffer 1] wilde de verdachte iets hebben en begon hij raar te doen. De verdachte stond schuin rechts voor hem, had het pistool met zijn rechterhand vast en richtte het op hem. In een reflex greep hij de verdachte vast. Hij wilde hem bij zijn nek pakken om hem op de grond te gooien. [slachtoffer 1] pakte de verdachte vast en hoorde meteen knallen. [slachtoffer 1] begon te bloeden aan zijn linkeronderarm. Hij raakte helemaal in paniek toen hij het bloed zag. Hij weet nog dat [slachtoffer 2] hem is komen helpen. De verdachte is vanuit de keuken nog de woonkamer ingerend. Het schieten vond plaats in de keuken. [slachtoffer 1] verklaart dat hij niet meer precies weet waarom de verdachte en hij in de keuken waren, omdat hij stukken van de film kwijt is.
Op 14 juli 2021 is [slachtoffer 1] een tweede keer als aangever gehoord, onder ander over het door hem opgelopen letsel. Als de politie aan hem vraagt nog een keer uit te leggen wat er is gebeurd in de keuken, verwijst hij naar zijn eerdere verklaring en wil hij er verder niets over zeggen.
Op 18 oktober 2021 is aangever [slachtoffer 1] een derde keer door de politie gehoord. Op de vraag wie er die avond een telefoongesprek heeft gevoerd, verklaart [slachtoffer 1] dan dat hij het niet zou weten. Hij was strontbezopen die avond. Desgevraagd weet hij echt niet meer of hij met zijn vriendin heeft gebeld. De verdachte heeft hem neergeschoten en de verdachte had een vuurwapen. Hij heeft niet gezien waar de verdachte dit wapen vandaan haalde. Nadat hij eerst verklaart niet te weten waarom de verdachte het wapen pakte, verklaart hij - na overleg met zijn advocaat - dat ze met zijn drieën in de woonkamer zaten en dat de verdachte opeens opstond en zonder iets te zeggen naar de keuken liep. In de keuken had [slachtoffer 1] op een plankje zijn Louis Vuitton tasje met zijn geld en ID staan. Hij is achter de verdachte aangelopen naar de keuken en zag dat de verdachte in zijn Louis Vuitton tasje aan het kijken was. [slachtoffer 2] [ [slachtoffer 2] ] zat nog op de bank in de woonkamer. [slachtoffer 1] sprak de verdachte aan op wat hij aan het doen was. De verdachte zou hierop een wapen hebben getrokken en meteen hebben geschoten. Toen [slachtoffer 1] begon te schreeuwen, is [slachtoffer 2] hem komen helpen. Toen [slachtoffer 2] aangerend kwam, schoot de verdachte hem door het been. Toen zij allebei neergeschoten waren, hebben zij niets meer in de richting van de verdachte gedaan. De verdachte is weggerend. Nadat er was geschoten heeft [slachtoffer 1] zijn vader gebeld, zijn toenmalige vriendin gebeld of geappt en ze hebben de ambulance gebeld.
Op 20 april 2022 is [slachtoffer 1] als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. [slachtoffer 1] verklaart dat hij zich bepaalde stukken van het gebeuren op 12 juni 2021 nog kan herinneren. Ze hadden allemaal ballonnen gebruikt. Hij weet dat de verdachte naar de keuken liep en iets uit zijn tasje wilde pakken. [slachtoffer 1] kon dat zien vanuit zijn positie op de bank. De verdachte was te gast en liep zonder iets te vragen de keuken in. De verdachte pakte in de keuken een pistool, trok het wapen op [slachtoffer 1] en heeft hem geraakt. Daarna kwam [slachtoffer 2] naar de keuken. Het vuurwapen was er ineens. De verdachte had het bij zich. Aangever [slachtoffer 1] stond tegenover de verdachte in de keuken op het moment dat het eerste schot werd afgevuurd. Hij weet niet waar [slachtoffer 2] toen was. Daarna is [slachtoffer 2] naar de keuken gekomen. Hij weet niet meer wie waar stond op het moment van het tweede schot. Ze stonden toen met zijn drieën bij elkaar. Daarna is de verdachte weggegaan.
Aangever [slachtoffer 2] heeft op 12 juni 2021 verklaard dat ze op de bank zaten in de woonkamer van [slachtoffer 1] en dat er niets aan de hand was. Opeens zijn [slachtoffer 1] en de verdachte opgesprongen en is een worsteling ontstaan tussen [slachtoffer 1] en de verdachte. [slachtoffer 1] heeft hem om hulp geroepen en [slachtoffer 2] is daarop ook in die worsteling terechtgekomen. Opeens zag hij dat de verdachte een pistool in zijn hand had; hij weet niet welke hand. Het pistool was zwart. Tijdens de worsteling hoorde hij een knal en zag hij dat er bloed liep over zijn linkerbeen. Vervolgens klonk er nog een knal en zag hij dat [slachtoffer 1] in zijn arm was geraakt. De verdachte rende door de voordeur weg.
Op 10 juli 2021 is aangever [slachtoffer 2] een tweede keer gehoord. Hij verklaart dat de verdachte en [slachtoffer 1] ineens uit de bank opsprongen. De verdachte probeerde iets te pakken en greep met zijn rechterhand rechtsachter bij zijn heup. [slachtoffer 2] heeft niet meteen meegekregen wat er toen gebeurde, maar zag wel dat [slachtoffer 1] en de verdachte in een worsteling raakten. [slachtoffer 1] vroeg de verdachte wat zijn probleem was. [slachtoffer 1] stond links van de verdachte en had de verdachte in een soort nekklem vast. De verdachte stond daarbij iets gebukt. [slachtoffer 1] riep: “ [slachtoffer 2] help”. Hij is opgestaan om [slachtoffer 1] te helpen en zag in de worsteling ineens dat de verdachte een pistool vasthad. [slachtoffer 1] probeerde de hand waarmee de verdachte het pistool vasthield, vast te pakken. Toen hoorde hij een schot en zag dat [slachtoffer 1] in zijn linkerpols geraakt was. Aangever [slachtoffer 2] probeerde de arm van de verdachte te pakken, maar toen schoot deze een tweede keer en raakte hem in zijn been.
Vervolgens hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] de verdachte naar de grond kunnen brengen en op hem ingetrapt. Ineens is de verdachte weer opgesprongen en weggerend naar de voordeur.
Op 19 oktober 2021 is aangever [slachtoffer 2] een derde keer door de politie gehoord. Op de aanvullende vragen van de politie verklaart hij dat [slachtoffer 1] en de verdachte op het moment van de worsteling bij de eettafel tussen de keuken en de woonkamer stonden. Toen hij [slachtoffer 1] help hoorde roepen, is hij meteen opgesprongen van de bank en naar hen toegelopen. Toen zag hij dat de verdachte een wapen in zijn hand had. [slachtoffer 1] had de verdachte in een nekklem en probeerde met zijn andere hand het wapen van de verdachte af te pakken. Hij weet niet in welke hand de verdachte het vuurwapen vasthad. Achteraf is hem duidelijk geworden op wie de verdachte eerst had geschoten. De verdachte schoot eerst in de arm van [slachtoffer 1] . Uit reactie pakte hij de hand/arm vast waarin de verdachte het vuurwapen hield, en trok die weg. Hij zag dat het wapen langs zijn been kwam. Hij had nog steeds de hand/arm van de verdachte vast toen hij weer een schot hoorde. Ze hebben de verdachte vervolgens op de grond gegooid en hem enkele keren geschopt en geslagen. Daarna is de verdachte opgestaan en weggerend.
Op 20 april 2022 is [slachtoffer 2] als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. Hij verklaart dat hij nog een redelijk goede herinnering heeft aan het schietincident. Hij was aangeschoten die nacht; niet dronken. Hij weet nog dat ze op de bank zaten en dat de verdachte opstond of opsprong. [slachtoffer 1] riep op een gegeven moment zijn naam. Die was toen ook al opgesprongen. Dat stukje heeft hij niet meegekregen. Toen [slachtoffer 1] hem riep, sprong hij ook op. [slachtoffer 1] en de verdachte bevonden zich toen in de buurt van de tafel. Toen [slachtoffer 1] hem riep, keek hij op en zag hij een worsteling tussen [slachtoffer 1] en de verdachte. Hij liep op de worsteling af en zag dat de verdachte een wapen in zijn hand had. Hij heeft niet gezien waar het wapen vandaan kwam. [slachtoffer 1] had zijn rechterarm om de verdachte heen. [slachtoffer 2] trok de arm waarmee de verdachte geschoten had met twee handen weg zonder te kijken in welke richting. Hij weet niet meer hoe de verdachte zijn arm op dat moment precies had. Vervolgens hoorde hij een tweede schot. Samen met [slachtoffer 1] heeft hij de verdachte naar de grond gewerkt. Daarna is de verdachte ontsnapt.
Bij de rechter-commissaris hebben aangevers getekend waar een en ander zich volgens hen heeft afgespeeld. Aangever [slachtoffer 1] situeert het schietincident duidelijk in de keuken in de buurt van het aanrecht. Aangever [slachtoffer 2] situeert de worsteling waar hij over verklaart bij de eettafel tegenover het aanrecht aan de zijde van de woonkamer.
De verdachte heeft zich op 15 september 2021 bij de politie gemeld en is op 16 september 2021 de eerste keer gehoord. Hij heeft verklaard dat [slachtoffer 1] degene was die in de woning een pistool pakte, dit aan hem liet zien en vervolgens ook aan hem gaf. Het was een pistool waar geen magazijn inzat en het voelde zwaar aan. Nadat de verdachte het pistool had teruggegeven, stopte [slachtoffer 1] het in een Louis Vuitton tasje dat hij om zijn nek had hangen. Na een uurtje kreeg [slachtoffer 1] tijdens het beeldbellen ruzie met zijn vriendin, omdat zij met een andere jongen in de auto zat. De vriendin van [slachtoffer 1] zag ook de verdachte in beeld en richtte zich tot de verdachte omdat ze hem meende te kennen. [slachtoffer 1] werd helemaal ‘para’. Hij was heel nerveus op en neer aan het lopen en aan het schelden op zijn vriendin. De verdachte heeft verklaard dat hij richting de gang bij de voordeur is gelopen omdat hij even afstand wilde nemen, en vervolgens een knal hoorde, maar niet wist wat er gebeurd was.
Op 17 september 2021 heeft de verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat de mannen wel op elkaar geschoten moeten hebben. Hij heeft het niet gezien. Hij heeft enkel twee knallen gehoord en is toen uit paniek naar buiten gerend.
Op 16 februari 2022 is de verdachte nogmaals gehoord. Hij heeft herhaald dat [slachtoffer 1] hem in de woning op een gegeven moment een wapen liet zien en dat hij dit heeft vastgehad. Dat wapen heeft [slachtoffer 1] in een tasje gestopt dat hij bij zich droeg. Toen [slachtoffer 1] vanaf de bank aan het beeldbellen was met zijn vriendin, kwam de verdachte in beeld. Omdat de vriendin van [slachtoffer 1] beweerde dat ze de verdachte kende, werd [slachtoffer 1] kwaad. De verdachte is toen opgestaan van de bank. Hij wilde even naar het toilet en dacht dat [slachtoffer 1] dan even kon afkoelen. Toen hij de hal in wilde lopen, vroeg [slachtoffer 1] hem waar hij naartoe wilde. [slachtoffer 1] haalde het wapen uit zijn tasje en sloeg hem vervolgens met de onderkant van het wapen in zijn gezicht. Hij raakte de verdachte twee keer. Na het slaan richtte [slachtoffer 1] het vuurwapen op de buik van de verdachte en zei dat hij moest gaan zitten. Hij zag op dat moment [slachtoffer 2] links naast [slachtoffer 1] staan. In een reflex duwde de verdachte met zijn rechterhand de hand weg waarin [slachtoffer 1] het wapen hield. Toen hij het wapen naar links wegduwde, hoorde hij een schot afgaan. Hij hoorde [slachtoffer 2] schreeuwen. Op een gegeven moment waren ze met zijn drieën aan het wapen aan het trekken. Vervolgens hoorde de verdachte een tweede schot afgaan. Hij hoorde [slachtoffer 1] schreeuwen: “schiet hem kapot”. Op dat moment had [slachtoffer 2] het wapen vast. De verdachte heeft zich daarop meteen omgedraaid en is weggerend. Hij heeft ook zijn telefoons in de woning achtergelaten en is uit angst ondergedoken.
Ter terechtzitting heeft de verdachte eensluidend aan de verklaring van 16 februari 2022 verklaard. Hij heeft hieraan toegevoegd dat hij eerder niet heeft durven verklaren bij de politie omdat hij bang was voor de gevolgen. Hij was bang dat hij dan een probleem met aangevers zou krijgen. Toen hij er kennis van kreeg dat aangevers hem alles in de schoenen schoven, heeft hij besloten om toch een verklaring af te leggen.
De telefoon van aangever [slachtoffer 1] is door de politie onderzocht. Omdat de tijdstippen van de oproepen zijn voorzien van tijdszone (UTC+0) en de huidige tijdszone in Nederland (UTC+2) is, is bij ieder tijdstip twee uur opgeteld. Uit de belgeschiedenis blijkt dat [slachtoffer 1] om 03:49:39 “Sjattie” heeft gebeld, vervolgens om 03:54:34 uur zijn vader en om 03:57:12 uur het alarmnummer 112.
Beoordeling
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wijzen de verdachte aan als degene die het vuurwapen had en heeft geschoten. De verdachte heeft aanvankelijk verklaard niets te hebben meegekregen van het schietincident. In zijn verklaring van 16 februari 2022 heeft hij een alternatief scenario geschetst. Het dossier bevat geen technisch bewijs om een van de verklaringen voldoende mee te verankeren of te falsifiëren. Anders dan de officier is de rechtbank van oordeel dat hetgeen door [slachtoffer 2] is gemeld aan de centralist van 112, niet bijdraagt aan het ene of het andere scenario. De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of de verklaringen van aangevers als voldoende betrouwbaar kunnen worden aangemerkt om wettig en overtuigend te bewijzen dat het de verdachte is geweest die het vuurwapen heeft gehanteerd en heeft geschoten.
In de verklaringen van [slachtoffer 1] valt op dat hij wisselend verklaart over de aanloop naar het schietincident. De verdachte zou zonder aanleiding een vuurwapen op hem hebben gericht, waarna hij probeerde de verdachte vast te pakken. Direct daarna hoorde hij knallen. Uiteindelijk verklaart [slachtoffer 1] dat de verdachte in een tasje van [slachtoffer 1] keek dat in de keuken stond. Toen [slachtoffer 1] de verdachte daarop aansprak trok deze een wapen en begon meteen te schieten. [slachtoffer 2] kwam helpen en werd toen hij kwam aangerend door de verdachte in zijn been geschoten. [slachtoffer 1] stelt aanvankelijk echt niet meer te weten of hij nog iemand gebeld heeft nadat er is geschoten, wat hij later bijstelt. Dan is hem dit echter al voorgehouden door de politie.
In de verklaringen van [slachtoffer 2] wordt een andere gang van zaken geschetst. Hij verklaart dat [slachtoffer 1] en de verdachte om hem onbekende reden op een gegeven moment van de bank zijn opsprongen en in een worsteling geraakten. [slachtoffer 1] heeft de verdachte in een nekklem gehouden en [slachtoffer 2] om hulp geroepen. [slachtoffer 2] heeft aanvankelijk verklaard dat tijdens die worsteling eerst een schot is gevallen waarbij hij in zijn been is geraakt en daarna een schot waarbij [slachtoffer 1] in zijn arm werd geraakt. In latere verklaringen heeft hij verklaard dat eerst [slachtoffer 1] is geraakt en daarna pas hijzelf. Hij kan niet aangeven hoe de worsteling precies ging en in welke hand de verdachte het wapen heeft gehad, terwijl hij volgens zijn eigen verklaring wel deze arm heeft vastgepakt. Bovendien valt op dat [slachtoffer 2] - afwijkend van de verklaringen van [slachtoffer 1] - heeft verklaard dat zij, nadat de twee schoten waren gevallen, de verdachte naar de grond hebben gewerkt en hem hebben geschopt en geslagen. Blijkens de door de aangevers gemaakte situatieschetsen gehecht aan de verhoren bij de rechter-commissaris, situeren beide aangevers het schietincident op een andere plek in de ruimte.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onderling te veel verschillen en ook innerlijk onvoldoende consistent zijn om ze als betrouwbaar aan te merken. De waarnemingen en herinneringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn mogelijk aangetast doordat zij beiden die nacht alcohol, lachgas en cocaïne hadden gebruikt. De verdachte heeft van meet af aan stellig ontkend dat hij heeft geschoten. Ook op basis van de overige inhoud van het dossier kan het verloop van de gebeurtenissen niet worden gereconstrueerd. Daardoor kan niet buiten gerede twijfel worden vastgesteld dat de verdachte opzettelijk op de andere twee zou hebben geschoten. Aldus ontbreekt het aan bewijs voor door de verdachte gepleegde verwijtbare strafbare feiten.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het hem onder 1 en 2 zowel primair als subsidiair ten laste gelegde.

4.De benadeelde partijen

Nu de verdachte zal worden vrijgesproken, kunnen de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] niet in hun vorderingen (groot respectievelijk € 18.174,34 en € 7.916,00) worden ontvangen.

5.Het beslag

De inbeslaggenomen mobiele telefoons dienen aan de verdachte te worden teruggegeven.
Uit onderzoek aan de inbeslaggenomen iPhone, goednummer 1423276 is gebleken dat de verdachte eigenaar is van genoemde mobiele telefoon en simkaart.
Uit onderzoek aan de inbeslaggenomen Nokia, goednummer 1422447, is niet gebleken wie de eigenaar is van genoemde mobiele telefoon en simkaart. Gelet op de verklaring van de verdachte dat hij zijn telefoons in de woning heeft achtergelaten, gaat de rechtbank ervan uit dat ook deze telefoon door de verdachte is achtergelaten.

6.De vordering tot tenuitvoerlegging 03/209291-18

Aangezien de verdachte zal worden vrijgesproken, en daarmee niet is komen vast te staan dat de verdachte zich in de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de vordering tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte de hem onder 1 en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, en spreekt hem daarvan vrij;
Benadeelde partijen
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil;

Beslag

- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
  • GSM, omschrijving: PL2300-2021089272-G1422447, blauw, merk Nokia;
  • GSM, omschrijving: PL2300-2021089272-G1423276, Apple;
Vordering tenuitvoerlegging 03/209291-18
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. Witteman, voorzitter, mr. C. Wapenaar en
mr. I.P. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 november 2022.
Buiten staat
Mr. Witteman en mr. De Groot zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - nadat ter terechtzitting van 18 oktober 2022 aanpassing omschrijving feiten in de tenlastelegging is toegelaten - ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 12 juni 2021 te Schinveld, gemeente Beekdaelen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
met dat opzet een vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer 1] en/of
vervolgens meermalen, althans eenmaal, een kogel op/ in de richting van die [slachtoffer 1] heeft afgevuurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 12 juni 2021 te Schinveld, gemeente Beekdaelen aan [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotverwonding aan de
linkeronderarm met een of meerdere botbreuken, heeft toegebracht
door een vuurwapen te richten op die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens)
meermalen, althans eenmaal, een kogel op/in de richting van die [slachtoffer 1] af te vuren;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, op of omstreeks 12 juni 2021 te Schinveld, gemeente Beekdaelen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2]
opzettelijk van het leven te beroven,
met dat opzet een vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer 2] en/of vervolgens meermalen, althans eenmaal, een kogel op/ in de richting van die [slachtoffer 2] heeft afgevuurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 12 juni 2021 te Schinveld, gemeente Beekdaelen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met dat opzet een vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer 2] en/of vervolgens meermalen, althans eenmaal, een kogel op/ in de richting van die [slachtoffer 2] heeft afgevuurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)