ECLI:NL:RBLIM:2022:8323

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
9785826 \ CV EXPL 22-1507
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurverhoging van sociale huurwoning

In deze zaak vordert Wonen Limburg, de eisende partij, betaling van een huurverhoging van een sociale huurwoning door de gedaagde partij. De huurprijs bedraagt momenteel € 493,72 per maand. Wonen Limburg heeft op 8 april 2020 de huurverhoging per 1 juli 2020 aangekondigd. De gedaagde heeft deze verhoging niet betwist en ook de huurverhoging niet betaald. De kantonrechter oordeelt dat Wonen Limburg aan de wettelijke vereisten heeft voldaan voor de huurverhoging. De gedaagde heeft nagelaten om tijdig bezwaar te maken tegen de huurverhoging en heeft ook geen verzoek tot beoordeling van de huurprijsverhoging ingediend bij de huurcommissie. De kantonrechter wijst de vordering van Wonen Limburg toe, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de gedaagde krijgt ongelijk in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9785826 \ CV EXPL 22-1507
Vonnis van 26 oktober 2022
in de zaak van
STICHTING WONEN LIMBURG,
te Roermond,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Wonen Limburg,
gemachtigde: AGIN Otten,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord en van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens houdende vermeerdering van eis
- de antwoordakte.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Wonen Limburg de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] . De huurprijs bedraagt op dit moment € 493,72 per maand.
2.2.
Bij brief van 8 april 2020 heeft Wonen Limburg de huurverhoging per 1 juli 2020 aangekondigd.

3.Het geschil

3.1.
Wonen Limburg vordert - samengevat en na vermeerdering van eis- veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 363,49 (€ 315,09 aan hoofdsom en € 48,40 aan incassokosten), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en vordert in reconventie:
- betaling van de incasso- en gerechtsdeurwaarderskosten;
- [gedaagde] vrij te stellen van de huurverhoging kale huur 2017 tot en met 30 juni 2016;
- Wonen Limburg de servicekosten te laten onderbouwen met contracten en andere documenten die aan de afrekening ten grondslag liggen en tegoeden of nog te ontvangen tegoeden uit te betalen;
- betaling van een bedrag van € 500,00, te verhogen met 21% btw voor de gemaakte onkosten, uurloon en reiskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan toewijzing van de vordering van Wonen Limburg ligt de vraag ten grondslag of [gedaagde] de huurverhoging moet betalen. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is. Daarvoor is het volgende van belang.
4.2.
Bij brief van 8 april 2020 heeft Wonen Limburg de huurverhoging aangekondigd per 1 juli 2020. [gedaagde] heeft niet betwist deze brief te hebben ontvangen. In september 2020 heeft Wonen Limburg middels een aangetekend schrijven [gedaagde] herinnert aan het voorstel tot huurverhoging. Volgens aantekening op de enveloppe, afkomstig van PostNL, heeft [gedaagde] deze aangetekende brief niet opgehaald.
4.3.
In de wet is in artikel 7:253 BW de navolgende procedure vastgelegd. Na ontvangst van de (eerste) aankondiging van de huurverhoging dient [gedaagde] vóór het moment waarop de huurverhoging ingaat – in dit geval dus per 1 juli 2020 - kenbaar te maken het er niet mee eens te zijn. Dat heeft zij nagelaten. Evenmin heeft zij echter de huurverhoging betaald.
In die situatie dient Wonen Limburg vervolgens binnen drie maanden na 1 juli 2020 een aangetekende herinneringsbrief te sturen aan [gedaagde] . Dat is gebeurd. Hierna kan [gedaagde] alsnog een verzoek richten tot de huurcommissie tot beoordeling van de redelijkheid van de huurprijsverhoging. Dat verzoek moet binnen vier maanden na 1 juli 2020 zijn gedaan. Dit heeft zij echter nagelaten. [gedaagde] wordt daarom geacht de nieuwe huurprijs met ingang van de voorgestelde ingangsdatum met Wonen Limburg te zijn overeengekomen (artikel 7:253 lid 3 BW).
4.4.
[gedaagde] voert nog aan dat zij geen aangetekende brief – de herinneringsbrief - heeft ontvangen. Dit kan echter niet aan Wonen Limburg verweten worden. Laatstgenoemde heeft aangetoond dat deze brief met aangetekende post is verstuurd en er ook is getracht deze af te leveren. Er is een bericht achtergelaten maar [gedaagde] heeft deze brief niet opgehaald. Dat is een omstandigheid die voor rekening van [gedaagde] moet komen.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Wonen Limburg voldaan aan de wettelijke vereisten voor het doen ingaan van de huurverhoging. Nu [gedaagde] wordt geacht te hebben ingestemd met de huurverhoging kan de gevorderde hoofdsom van Wonen Limburg worden toegewezen.
4.6.
De gevorderde rente over de hoofdsom kan slechts worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding. Er is namelijk niet toegelicht waarom de rente met ingang van de gevorderde ingangsdatum verschuldigd is.
4.7.
Wonen Limburg vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Wonen Limburg heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 48,40 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen.
4.8.
[gedaagde] heeft nog gevraagd om een betalingsregeling. Dit is echter een zaak tussen partijen. De kantonrechter kan geen betalingsregeling opleggen.
4.9.
In haar conclusie van antwoord heeft [gedaagde] een reconventionele vordering opgenomen, zoals vermeld in 3.2. Zij heeft echter verzuimd de vorderingen toe te lichten en te onderbouwen. Ook in de conclusie, gedateerd 2 augustus 2022, onderbouwt [gedaagde] de vorderingen niet. Sterker nog, zij rept hier met geen woord meer over. Deze vorderingen worden daarom afgewezen.
4.10.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Wonen Limburg als volgt vastgesteld:
  • dagvaarding € 127,43
  • griffierecht 128,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 405,43
4.11.
De kantonrechter zal dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Wonen Limburg te betalen een bedrag van € 307,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf de datum van de dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Wonen Limburg tot dit vonnis vastgesteld op € 278,00,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2022.
Type: plg