Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het op 24 juni 2022 ingekomen verzoekschrift met bijlagen,
- het op 16 september 2022 ingediende verweerschrift met bijlagen,
- de nadere producties 6 tot en met 8 van [werkneemster] ,
- de mondelinge behandeling van het verzoek op 27 september 2022,
- de ter zitting overgelegde pleitnota van mr. R.A.J. van der Leeuw.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
dat de huidige situatie haar helaas niet toe staat een andere beslissing te nemen.DecoZorg benoemt
die huidigesituatie verder niet. Volgens [werkneemster] kan met
de huidige situatieniet anders worden bedoeld dan haar medische situatie. Ter zitting is zijdens decoZorg, in de persoon van directeur [naam directeur] , verklaard dat aanvankelijk in de opzeggingsbrief een passage was opgenomen waarin werd ingegaan op de slechte financiële positie van decoZorg. Bij nader inzien heeft decoZorg er voor gekozen om deze passage te schrappen, om negatieve publiciteit en onrust in haar organisatie te voorkomen. De kantonrechter stelt vast dat dit standpunt van decoZorg elke feitelijke onderbouwing mist.
Kamerstukken II 2013/14, 3318, 4 p.61), zodat in die zin sprake is van ernstige verwijtbaarheid. [werkneemster] kan dan ook op grond van het bepaalde in artikel artikel 9 Wgbh/cz juncto artikel 7:681 lid 1 sub c BW aanspraak maken op een billijke vergoeding.
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde