ECLI:NL:RBLIM:2022:8233

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
C/03/307201 / HA ZA 22-306
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar afdeling Familie en Jeugd voor omgangsregeling tussen meerderjarigen met wilsonbekwame meerderjarigen

Op 19 oktober 2022 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis uitgesproken in een civiele zaak betreffende een omgangsregeling tussen meerderjarigen en hun moeder, die als wilsonbekwaam wordt beschouwd. Eiseressen, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C.L.G.J. Ruyters-Stevens, hebben een verzoek ingediend om een omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afdeling Familie en Jeugd bevoegd is om deze zaak te behandelen, ondanks dat de Nederlandse wet geen specifieke procedure biedt voor het vaststellen van een omgangsregeling tussen meerderjarigen met wilsonbekwame meerderjarigen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank heeft geconcludeerd dat, gezien de omstandigheden, de afdeling Familie en Jeugd de juiste instantie is om de zaak voort te zetten. De rechtbank heeft de zaak overgedragen aan deze afdeling en bepaald dat de procedure moet worden voortgezet volgens de regels voor de verzoekschriftprocedure.

In de beslissing heeft de rechtbank ook aangegeven dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. W.J.J. Beurskens.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/307201 / HA ZA 22-306
Vonnis van 19 oktober 2022
in de zaak van

1.[eiseres 1] ,

wonend te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres 2],
wonend te [woonplaats 2] ,
eiseressen,
advocaat mr. M.C.L.G.J. Ruyters-Stevens,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonend te [woonplaats 3] ,
2.
[gedaagde 2],
wonend te [woonplaats 4] ,
gedaagden,
advocaat mr. M. Moszkowicz Jr.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 27 juli 2022
  • de akte ter rolle aan de zijde van eiseressen met productie 10
  • de antwoordakte aan de zijde van gedaagden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Bij rolbeschikking van 27 juli 2021 heeft de rechtbank als voorlopig oordeel gegeven dat de kamer voor andere zaken dan kantonzaken, gelet op de aard van de zaak (het vaststellen van een omgangsregeling), onbevoegd is om van het gevorderde kennis te nemen.
2.2.
Eiseressen hebben daarop verklaard dat zij in eerste instantie een verzoekschrift hebben ingediend bij de afdeling Familie en Jeugd van deze rechtbank, een afschrift van het verzoekschrift is overgelegd als productie 10. Een medewerker van de griffie van de afdeling Familie en Jeugd heeft het verzoek echter geretourneerd met de mededeling dat de zaak bij handel diende te worden aangebracht. Eiseressen refereren zich voorts aan het oordeel van de rechtbank.
2.3.
Gedaagden zijn met de rechtbank van oordeel dat de afdeling Familie en Jeugd bevoegd is van de zaak kennis te nemen.
2.4.
Eiseressen vorderen bij dagvaarding een omgangsregeling vast te stellen tussen eiseressen en de moeder van partijen, waarbij zij hebben aangevoerd dat de moeder van partijen wilsonbekwaam is. Zij hebben hun vordering gebaseerd op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.5.
Omdat de Nederlandse wet zwijgt over een manier waarop een omgangsregeling of informatieregeling tussen meerderjarigen met wilsonbekwame meerderjarigen kan worden getoetst of vastgelegd, zal de rechtbank de bepaling die de Nederlandse wet wel kent, te weten artikel 1:377a BW, op verdragsconforme wijze interpreteren.
De rechtbank sluit daarvoor aan bij de uitspraak van de Hoge Raad van 26 mei 1977 (ECLI:NL:HR:1977:AC5972) waarin de Hoge Raad het recht op omgang toekende waar de wet zweeg, omdat de situatie die zich voordeed op één lijn kon worden gesteld met een wel in de wet geregeld geval.
2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dat geval de afdeling Familie en Jeugd van deze Rechtbank bevoegd om van de zaak kennis te nemen. De zaak zal worden overgedragen naar deze afdeling.
2.7.
Een dergelijk verzoek kan echter niet door middel van het indienen van een dagvaarding aanhangig worden gemaakt, maar dient te worden ingeleid met een verzoekschrift.
2.8.
Het is om die reden dat de rechtbank, rekening houdend met het bepaalde in artikel 69 Rv, zal bevelen dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt, wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure.
2.9.
Tevens zullen eiseressen in de gelegenheid worden gesteld hun stellingen aan te passen aan de voor de verzoekschriftprocedure toepasselijke procesregels.
2.10.
Vanuit de afdeling Familie en Jeugd zullen partijen vervolgens in kennis worden gesteld over de voortgang van de procedure.
2.11.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tot op heden tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart dat de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de Rechtbank Limburg, Burgerlijk recht, zittingsplaats Maastricht, onbevoegd is van het gevorderde kennis te nemen,
3.2.
draagt de zaak in de stand waarin deze zich bevindt over aan de afdeling Familie en Jeugd van deze Rechtbank om te worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure,
3.3.
stelt eiseressen zo nodig in de gelegenheid hun stellingen aan te passen aan de voor de verzoekschriftprocedure toepasselijke procesregels,
3.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de heden gemaakte eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens en in het openbaar uitgesproken.

Voetnoten

1.type: AH