ECLI:NL:RBLIM:2022:8208

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
9698872 CV 22-787
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de kantonrechter in burengeschil over erfgrens en aanbouw

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 juli 2022, is er een geschil ontstaan tussen twee buren over de erfgrens en de rechtmatigheid van een aanbouw. Eiser, wonend aan [huisnummer eiser], vordert primair dat de spouw tussen de woningen als erfgrens wordt erkend en dat gedaagde, wonend aan [huisnummer gedaagde], wordt veroordeeld tot het verwijderen van de op- en aanbouw. Subsidiair vordert eiser dat de muur gemeenschappelijk wordt verklaard en dat gedaagde de kosten van de notaris vergoedt. Gedaagde betwist de bevoegdheid van de kantonrechter en stelt dat de vordering van onbepaalde waarde is, wat de bevoegdheid van de kantonrechter overschrijdt. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van een aardvordering en dat eiser niet heeft aangetoond dat de vordering onder de € 25.000,00 blijft. Hierdoor verklaart de kantonrechter zich onbevoegd en verwijst de zaak naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken. De partijen worden erop gewezen dat zij in de vervolgprocedure alleen nog kunnen procederen via een advocaat en dat er mogelijk verhoogde griffierechten van toepassing zijn.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9698872 \ CV EXPL 22-787
Vonnis van de kantonrechter van 13 juli 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van:

1.[eiser sub 1] ,wonend [adres eisers] ,[woonplaats] ,

2.
[eiser sub 2],
wonend [adres eisers] ,
[woonplaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak, gedaagde partij in het incident en in reconventie,
gemachtigde mr. R.T.A. Slof,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres gedaagde] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident en in reconventie,
gemachtigde mr. R.H.A. Julicher.
Partijen worden verder aangeduid als [eiser] (mannelijk enkelvoud) en [gedaagde]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdheid tevens conclusie van antwoord en van eis in reconventie
  • de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren van elkaar. [eiser] woont op [huisnummer eiser] en [gedaagde] op nummer [huisnummer gedaagde] . De woning van [gedaagde] is als eerste als zelfstandige woning gebouwd. Vervolgens is daar rond 1964 een woning tegenaan gebouwd. [eiser] woont nu in die woning.
2.2.
Door het aanbouwen van de woning is de oorspronkelijke buitenmuur van de woning met nummer [huisnummer gedaagde] de binnenmuur geworden van de woning met nummer [huisnummer eiser] .
2.3.
In 2008 heeft [gedaagde] de woning uitgebouwd.
2.4.
Partijen verschillen van mening over de erfgrens.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
In de inleidende dagvaarding vordert [eiser] -samengevat-:
Primair: te verklaren voor recht dat de spouw tussen de woningen de erfgrens is en [gedaagde] te veroordelen tot het verwijderen van de op- en aanbouw op straffe van een dwangsom;
Subsidiair: te verklaren voor recht dat de door [gedaagde] gerealiseerde muur gemeenschappelijk is en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de nota van de notaris in verband met het in het kadaster vastleggen van de gezamenlijkheid van de muren;
Zowel primair als subsidiair: [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de redelijke kosten ter vaststelling van de schade ad € 919,60 en € 798,00, althans een dusdanige beslissing te nemen over het primair en subsidiair gevorderde als de rechtbank in goede justitie zal bepalen.
3.2.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de vordering van [eiser] niet bij de kantonrechter maar bij de kamer voor andere zaken dan kantonzaken had moeten worden aangebracht. Het betreft immers een burengeschil dat niet in de wet als een bevoegdheid van de kantonrechter wordt benoemd. Verder is de vordering van onbepaalde waarde, terwijl er aanwijzingen zijn dat de vordering een hogere waarde dan € 25.000,00 vertegenwoordigt. De verwijdering van een volledige aanbouw en de opbouw van de woning zal zeker meer dan € 25.000,00 gaan kosten, noch afgezien van het feit dat de dwangsommen niet gelimiteerd zijn en die waarschijnlijk de hoogte van het bedrag waarvoor de kantonrechter bevoegd is, te boven gaan. Bij de verwijdering van de opbouw en de aanbouw dient ook de badkamer verwijderd te worden en zal een nieuwe badkamer gerealiseerd moeten worden. Verder vermindert de waarde van de woning. De kosten kunnen geschat worden op € 125.000,00.
3.3.
[eiser] erkent dat het niet om een aardvordering gaat, maar betwist de stelling van [gedaagde] dat de hoogte van de vordering de bevoegdheid van de kantonrechter ontstijgt. Immers, alleen het onrechtmatig deel op de grond van [eiser] dient te worden verwijderd en uitsluitend deze kosten dienen voor de begroting van de vordering te worden meegenomen. [eiser] legt uitdraaien van twee websites over, waaruit volgt dat de kosten van het verwijderen van een draagmuur tussen de € 4.300,00 en € 7.300,00 liggen. Zelfs met de prijsstijgingen van de afgelopen periode blijven de kosten ruim onder de € 25.000,00.
3.4.
De kantonrechter is van oordeel dat hij niet bevoegd is om over de vordering te oordelen. Daarvoor is het volgende van belang. Er is geen sprake van een aardvordering. Er is sprake van een vordering van onbepaalde waarde. Weliswaar stelt [eiser] dat de kosten van de verwijdering tussen de € 4.300,00 en € 7.300,00 zullen bedragen, maar het gaat hierbij – zoals [eiser] zelf stelt – enkel om de verwijdering van een draagmuur. Hij vordert echter de verwijdering van een op- en aanbouw en dat behelst meer dan de enkele verwijdering van een draagmuur. Het is aan [eiser] om onderbouwd aan te tonen dat de vordering van onbepaalde waarde niet het bedrag van € 25.000,00 te boven gaat. Dit heeft [eiser] niet gedaan, zodat de bevoegdheid van de kantonrechter niet vastgesteld kan worden. Dit leidt ertoe dat de zaak in de staat waarin deze zich thans bevindt wordt verwezen naar de kamer voor ander zaken dan kantonzaken van deze rechtbank.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de afdeling burgerlijk recht van deze rechtbank zittingslocatie Roermond,
4.2.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van deze procedure alleen nog kunnen procederen bij advocaat,
4.3.
bepaalt dat de door [eiser] te stellen advocaat zich bij akte, uiterlijk op de schriftelijke rol van de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de afdeling burgerlijk recht van deze rechtbank, zittingslocatie Roermond d.d. 10 augustus 2022 om 10:00 uur, dient uit te laten over de wijze waarop men wenst verder te procederen,
4.4.
wijst [eiser] erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht is verschuldigd en dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven, waarvoor eisende partij van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een nota met betaalinstructies ontvangt,
4.5.
wijst [gedaagde] erop dat na verwijzing griffierecht is verschuldigd en dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven, waarvoor gedaagde partij een nota met betaalinstructies ontvangt van het LDCR,
4.6.
wijst [gedaagde] erop dat van een persoon die onvermogend is, een lager griffierecht wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
1º. een afschrift van het besluit tot toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag om een toevoeging dan wel
2º. een inkomensverklaring van de Raad voor de Rechtsbijstand ten behoeve van vermindering van griffierechten (zonder gebruikmaking van een toevoeging); zie www.rvr.org.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: