ECLI:NL:RBLIM:2022:8207

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
ROE 21 / 3261
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor kabelpelmachines bij metaalverwerkingsbedrijf

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de verlening van de aangevraagde omgevingsvergunning voor het plaatsen van kabelpelmachines bij een bestaand metaalverwerkingsbedrijf in Swalmen. De vergunninghouder had op 15 oktober 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd, die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond werd verleend. Eiser, die in de nabijheid van het bedrijf woont, stelt dat hij overlast ondervindt van de bedrijfsactiviteiten en dat de vergunning niet verleend had mogen worden. De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2022 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser vooral gericht zijn tegen de bestaande bedrijfsactiviteiten en niet tegen de specifieke omgevingsvergunning voor de kabelpelmachines. De rechtbank oordeelt dat er geen redenen zijn om de omgevingsvergunning te weigeren, aangezien de vergunninghouder al eerder een oprichtingsvergunning had verkregen en de nieuwe vergunning enkel betrekking heeft op de toevoeging van de kabelpelmachines. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiser krijgt het griffierecht niet terug.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/3261

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond(verweerder)
(gemachtigden: drs. D.E.M.C. Opbroek-de Porte en mr. C.W.M. van Alphen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Dutch Metals Recyclinguit Swalmen (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. S.B.M.A. Engelen).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de verlening van de aangevraagde omgevingsvergunning van vergunninghouder.
Verweerder heeft de gevraagde omgevingsvergunning met het besluit van 15 oktober 2021 verleend.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verweerder en namens vergunninghouder
[naam 1] en [naam 2] . Eiser is met bericht van afmelding niet verschenen.

Totstandkoming van het besluit

1. Vergunninghouder is eigenaar van een op [adres] in Swalmen gevestigd metaalverwerkingsbedrijf. Voor deze inrichting heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning (oprichtingsvergunning) voor de activiteit milieu van 31 maart 2020 en een omgevingsvergunning beperkte milieutoets. De inrichting valt onder categorie 28.1, van bijlage 1, onderdeel C (opslaan van afvalstoffen) van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Tevens is een deel van de voorwaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer op de inrichting van toepassing.
2. Op 21 juli 2020 heeft vergunninghouder een aanvraag ingediend voor het veranderen van het bedrijf ten behoeve van inkoop, sorteren en verkoop van (oude) metalen door het plaatsen en in gebruik nemen van twee kabelpelmachines in de bestaande bedrijfsloods en het plaatsen van een AdBlue tank en mobiele dieseltank (bouwplan). Het gebruik van kabelpenmachines is in strijd met de op grond van het bestemmingsplan Kern Swalmen (bestemmingsplan) geldende bestemming ‘Bedrijventerrein’, omdat kabelpenbedrijven niet genoemd worden in de bij het bestemmingsplan behorende lijst met bedrijfsactiviteiten. Ook zijn de aangevraagde bedrijfsactiviteiten milieuvergunningplichtig ingevolge categorie 28.10 van bijlage I, onderdeel C van het Bor.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit de gevraagde omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)) en het veranderen of veranderen van de werking van een inrichting (artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo). Verweerder heeft de gevraagde omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo in samenhang met artikel 6.5 van het bestemmingplan verleend, omdat volgens verweerder een kabelpelbedrijf als minder belastend kan worden beschouwd als een kabelbranderij, dat een op grond van de lijst van bedrijfsactiviteiten toegestaan bedrijf van milieucategorie 3.2 is. De gevraagde omgevingsvergunning voor de activiteit milieu heeft verweerder verleend, omdat er vanuit het toetsingskader voor milieu dat betrekking heeft op het in werking hebben van de inrichting geen redenen zijn om de omgevingsvergunning te weigeren. Ten aanzien van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, het maximaal geluidniveau en de indirecte hinder is de situatie volgens verweerder milieu-hygiënisch aanvaardbaar. De voorschriften van de omgevingsvergunningen milieu en beperkte milieutoets van 31 maart 2020 blijven van toepassing op het bedrijf van vergunninghouder, tenzij de aard van de vergunning en/of de verandering zich daartegen verzet.
4. Eiser woont aan [adres] , op 128 meter van het bouwplan. Tussen eisers woning en het bouwplan bevinden zich andere bedrijven en gebouwen. De [adres] is de enige toegangsweg tot de inrichting. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en voert aan dat hij veel overlast ondervindt van het bedrijf door de werkzaamheden op de openbare weg en op het bedrijfsterrein.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met het bestemmingsplan en het veranderen van de inrichting. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
6. De rechtbank verklaard het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij tot op de dag van vandaag stevige overlast ondervindt van de werkzaamheden op de openbare weg en het terrein van het bedrijf van vergunninghouder. In de “oude” omgevingsvergunning stond dat de complete logistiek op eigen terrein moet plaatsvinden, terwijl de rangeerwerkzaamheden in de [adres] plaatsvinden. Vergunninghouder heeft van meet af aan gehandeld in strijd met de voorwaarden van de verleende vergunning. Het bedrijf van vergunninghouder hoort volgens eiser niet thuis op het bedrijventerrein, omdat sprake is van een gemengd bedrijventerrein en wonen. De activiteiten van vergunninghouders bedrijf gaan gepaard met geluidsoverlast en ernstige trillingen. Bovendien is er geluidsoverlast en ernstige verkeershinder van vrachtwagens/containertrekkers op de [adres] die naar en van het bedrijf van vergunninghouder gaan. De vrachtwagens lossen willekeurig containers op de [adres] en staan soms overdag maar ook in de randen van de nacht langdurig geparkeerd op de [adres] . Bovendien staan deze vrachtwagens/containertrekkers met grote regelmaat ook op de terreinen van andere bedrijven, zonder dat zij hiervoor toestemming hebben.
8. De rechtbank overweegt allereerst dat eisers beroepsgronden niet (zozeer) gericht zijn tegen de onderhavige omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan, maar (vooral) tegen de reeds bestaande bedrijfsactiviteiten. Het bestreden besluit is geen oprichtingsvergunning, maar een revisievergunning van een reeds bestaand bedrijf. Vergunninghouder heeft voor zijn inrichting reeds bij besluit van 31 maart 2020 een omgevingsvergunning (oprichtingsvergunning) voor de activiteit milieu gekregen. Dit betekent dat de vraag of de inrichting op dit bedrijventerrein thuishoort niet in deze procedure kan worden beantwoord, maar aan bod had kunnen komen bij de oprichting van het bedrjif en de daarvoor verleende vergunning(en) dan wel bij het bestemmingsplan dat het bedrijf op deze locatie mogelijk maakt. Dit geldt tevens voor hetgeen eiser heeft gesteld over de verkeershinder op de [adres] . Dit is namelijk niet het gevolg van het bestreden besluit, dat enkel ziet op het toevoegen van twee kabelpelmachines. Gesteld noch gebleken is dat het bestreden besluit van invloed is op de gestelde verkeersproblematiek en deze verandert dan ook niet door de omgevingsvergunning voor de kabelpelmachines. Ook het gestelde dat in de “oude” vergunning stond dat “complete logistiek” op eigen terrein moet plaatsvinden en dat vergunninghouder zich daar niet aan houdt, alsmede het gestelde dat vrachtauto’s en containertrekkers zonder toestemming en vergunning, op de bedrijventerreinen van andere bedrijven staan, ligt niet ter beoordeling voor. Ter beoordeling in deze procedure is enkel de omgevingsvergunning voor (onder meer) de kabelpelmachines. Uit de beroepsgronden kan de rechtbank geen redenen afleiden waarom deze vergunning volgens eiser niet verleend had mogen worden.
9. Indien eiser van mening is dat vergunninghouder zich niet aan de voorschriften van de oprichtingsvergunning houdt, kan hij hiertoe een verzoek tot handhaving indienen bij verweerder, hetgeen eiser ook heeft gedaan.
10. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verweerder in eisers gronden geen redenen heeft hoeven zien om de omgevingsvergunning milieu te weigeren.
11. De rechtbank overweegt tot slot dat hetgeen in het beroepschrift is gesteld over de beslissing op bezwaar tegen twee lasten onder dwangsom evenmin ter beoordeling voorligt, omdat het bestreden besluit niet hierover gaat, maar over de verleende milieuvergunning.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, rechter, in aanwezigheid van mr. P.M. van den Brekel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2022
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 24 oktober 2022

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.