ECLI:NL:RBLIM:2022:8152

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
ROE 21/2109
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.J.M.C. Jacobs, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door L. Reijnen. Eiseres had een WIA-uitkering ontvangen, maar het UWV heeft deze beëindigd op basis van een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank moest beoordelen of het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres per 23 september 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres betwistte deze conclusie en voerde aan dat haar medische situatie slechter was dan door het UWV werd aangenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische situatie van eiseres voldoende had onderkend en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had besloten dat eiseres per 23 september 2020 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dat de beëindiging van de WIA-uitkering per 23 september 2022 gerechtvaardigd was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om de beëindiging van de uitkering ongedaan te maken. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht, omdat zij in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2109

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J.M.C. Jacobs),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: L. Reijnen).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting Zuyderland Medisch Centrum, uit Sittard, (ex-)werkgever.

Procesverloop

Met het besluit van 20 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 80 tot 100%.
Met het besluit van 23 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van de (ex-)werkgever van eiseres gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen. Eiseres is per 23 september 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt, waardoor haar loongerelateerde Werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) per 23 september 2022 wordt beëindigd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De (ex-)werkgever heeft verklaard als procespartij te willen deelnemen aan de procedure, maar uitsluitend een kopie van de uitspraak te willen ontvangen. Eiseres heeft toestemming gegeven om haar medische informatie te delen met de (ex-)werkgever.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als afdelingssecretaresse voor gemiddeld 29,89 uur per week. Zij heeft zich wegens gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een arts [1] van het UWV heeft eiseres telefonisch gesproken en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 23 september 2020 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er geen functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 80 tot 100%. Daarom krijgt eiseres per 23 september 2020 een WIA-uitkering naar dit percentage.
4. De (ex-)werkgever van eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen onjuist vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een gewijzigde FML opgesteld op 16 februari 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aan de hand van de gewijzigde FML vastgesteld dat er vijf functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 74,83% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 25,17%. Het UWV heeft eiseres per brief kenbaar gemaakt dat het voornemens is het arbeidsongeschiktheidspercentage per 23 september 2020 te wijzigen inhoudende dat haar WIA-uitkering per 23 september 2022 wordt beëindigd. Eiseres heeft tegen dit voornemen bezwaren aangevoerd. Het UWV heeft geen reden gezien om af te wijken van het voornemen. Omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is heeft zij volgens het UWV, rekening houdend met de uitlooptermijn van de loongerelateerde WGA-uitkering, per 23 september 2022 geen recht meer op een WIA-uitkering. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Door deze gezondheidsklachten is zij niet in staat 8 uren per dag en 40 uren per week werkzaamheden te verrichten. Eiseres onderbouwt haar standpunt met medische informatie van een reumatoloog en psycholoog. Verder stelt eiseres dat zij met haar beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten. Ten slotte heeft eiseres in beroep een expertise van een verzekeringsgeneeskundige van Triage overgelegd. Eiseres verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 23 september 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 23 september 2020 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is (en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering). De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres tijdens een telefonisch spreekuur gesproken. De arts beschrijft onder andere de klachten van eiseres, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapport van 16 februari 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier met daarin de informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft een medisch onderzoek plaatsgevonden via videobellen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de arts.
11. Over de medische informatie van de reumatoloog en psycholoog, die eiseres in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat uit de informatie geen nieuwe medische feiten blijken, waardoor zijn oordeel niet wijzigt. Dit geldt ook voor het expertiserapport van de verzekeringsgeneeskundige van Triage.
12
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in zijn beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
13. De arts gaat uit van de diagnoses fibromyalgie, lumbago met ischialgie, heupdysplasie aan beide heupen waarvoor meerdere OK’s, gonartrose en overige aanpassingsstoornissen. Eiseres voldoet niet aan de criteria voor geen benutbare mogelijkheden. Op grond van verzekeringsgeneeskundige weging van de gegevens is de belastbaarheid van eiseres vastgesteld in een FML. In de FML heeft de arts beperkingen opgenomen op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. Er bestaat geen verzekeringsgeneeskundige indicatie voor een beperking in de arbeidsduur als de aangegeven belastbaarheid niet wordt overschreden. Voor de duurzaamheid van de klachten geeft de arts aan dat er nog onderzoek naar de rugklachten loopt en er nog passende behandelmogelijkheden voor de aanwezige klachten zijn. Omdat nog toename van de functionele mogelijkheden is te verwachten kan nog niet gesproken worden over een medische eindsituatie.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 16 februari 2021 uiteengezet op welke punten hij tot een andere conclusie dan de arts komt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat in lichamelijke zin sprake is van uitgebreide (pijn)klachten in het houdings- en bewegingsapparaat waarbij een discrepantie wordt vastgesteld tussen de beleefde klachten en de daadwerkelijk geobjectiveerde afwijkingen. Eiseres was bekend met een status na totale heupprotheses en diffuse pijnklachten op basis van sinds 2012 bekende fibromyalgie. Zij is in 2018 succesvol geopereerd aan een CTS, maar viel in 2018 op de rechterheup. Op een CT-scan van het bekken werden geen posttraumatische ossale afwijkingen gezien. De klachten werden beschreven als tendomyogeen. In januari 2019 gleed eiseres uit en kreeg zij toenemende rugpijn met uitstraling in het linkerbeen. Zowel de orthopeed als de neuroloog konden geen, op hun vakgebied liggende, afwijkingen vinden. De heupprotheses zaten nog vast en goed op hun plaats en er was geen sprake van een neurologische uitval of radiculaire prikkeling. In de periode 2019/2020 werd aan pijnbestrijding gedaan zonder resultaat. Rond oktober 2020 had eiseres een second opinion in de Sint Maartenskliniek waar geen afwijkingen aan de heupen en onderrug werden gevonden die haar klachten konden verklaren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht het waarschijnlijk dat de ervaren pijnklachten tendomyogeen zijn en in te kaderen zijn als fibromyalgie. Hoewel eiseres claimklachten (pijn) heeft en als gevolg hiervan beperkingen/handicaps ervaart is de logische samenhang tussen de claimklacht en de ervaren belemmeringen enerzijds en het (vrijwel) ontbreken van objectiveerbare, de klachten verklarende afwijkingen anderzijds, niet of nauwelijks aanwezig. Aannemelijk is dat eiseres in de loop der jaren in een negatieve spiraal is terechtgekomen. Deze deconditionering kan deels verantwoordelijk worden gesteld voor het in stand houden van de klachten maar kan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet als uiting van ziekte worden beschouwd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet ook reden om de psychische belastbaarheid te herzien. Een aanpassingsstoornis betreft een lichte psychopathologie en kan redelijkerwijs niet leiden tot de zeer uitgebreide beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren. De ernst van de klachten zijn te gering om van een onversneden depressie uit te gaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij de anamnese en observerend eigen psychisch onderzoek hiervoor geen aanwijzingen gevonden. Ook de aard van de behandeling (gesprekken met een psycholoog van een revalidatie instelling, geen psychofarmaca) wijzen niet op betekenisvolle psychopathologie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dan ook een nieuwe FML op met wijzigingen in de belastbaarheid op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
15. Eiseres voert aan dat zij 80 tot 100% arbeidsongeschikt is en dat haar beperkingen ook duurzaam zijn dan wel dat zij meer dan 35% arbeidsongeschikt is en het UWV haar medische situatie heeft onderschat. Zij vindt dat het UWV ten onrechte geen verdere beperkingen heeft aangenomen voor persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen, werktijden. Specifiek acht eiseres zich meer beperkt voor de items repetitieve hand-/vingerbewegingen, frequent reiken tijdens het werk, (beroepsmatig) chauffeuren en werk met verhoogd persoonlijk risico.
16
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. Hij heeft in het rapport van 18 augustus 2021 toegelicht dat de informatie van de psycholoog en de reumatoloog al reeds bekend was tijdens de bezwaarprocedure. Voor het hand- en vingergebruik wijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de brief van de reumatoloog van 12 april 2021. Hierin wordt melding gemaakt van beginnende CMC-artrose beiderzijds en beginnende artrose van de DIP-gewrichten links. Deze bevindingen wettigen beperkingen voor uitoefening van zwaardere handkracht, zoals voorkomend (en aangenomen) bij onder andere krachtige schroefbewegingen maken. Deze conclusie komt overeen met de anamnese van de arts. Een normaal hand- en vingergebruik moet wel mogelijk zijn. Dit blijkt ook uit het dagverhaal waaruit vele grof- en fijn motorische activiteiten volgen. De beperkingen die eiseres ervaart door de röntgenologisch beginnende artrose in de MTP-I gewrichten en de röntgenologisch beginnende knieartrose zijn voldoende opgenomen in de FML, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De matig-ernstige depressie, zoals beschreven in de brief van de psycholoog van 26 februari 2021, is voldoende verdisconteerd in de diverse beperkingen en specifieke voorwaarden voor het persoonlijk en sociaal functioneren in arbeid. In het rapport van 4 juli 2022 reageert de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de bevindingen van de verzekeringsarts van Triage de heer [naam verzekeringsarts] . De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat de heer [naam verzekeringsarts] eiseres niet gezien, gesproken of onderzocht heeft en zich baseert op algemeenheden (een voormalig richtlijn) om beperkingen aan te nemen op langdurig repetitieve hand/vinger-bewegingen en langdurig frequent reiken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dit onvoldoende basis om beperkingen op te gronden, want het gaat in een verzekeringsgeneeskundige beoordeling niet om algemeenheden, maar bij het individu bestaande en geobjectiveerde afwijkingen. In het specifieke geval van eiseres zijn door de reumatoloog bij inspectie en lichamelijk onderzoek geen gewrichtsafwijkingen gevonden. Wel beginnende duimbasisartrose (CMC I) en beginnende artrose in de distale vingergewrichtjes die de verzekeringsarts bezwaar en beroep gelet op de gevorderde leeftijd van eiseres als ‘leeftijdsconforme’ bevindingen en niet als klinisch relevant beschouwt. Deze degeneratieve kenmerken kunnen wel aanleiding geven tot beperkingen in de handkracht, waarmee volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML met voldoende mate rekening is gehouden. Beperkingen voor verhoogd persoonlijk risico en beroepsmatig chauffeuren zijn niet aan te nemen volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep, omdat er geen aanwijzingen zijn dat eiseres al op de datum in geding venlafaxine en oxazepam gebruikte. Eiseres brengt dit medicijngebruik pas op 7 juni 2021 in en uit het stuk dat eiseres zelf heeft opgesteld blijkt dat de huisarts deze medicijnen na het voorgenomen besluit en dus na de datum in geding heeft voorgeschreven.
17. Dat de gegeven urenbeperking niet ver genoeg gaat volgt naar het oordeel van de rechtbank niet uit de medische informatie. Uit het rapport van de verzekeringsgeneeskundige van Triage volgt ook dat er onvoldoende reden wordt gezien voor een urenbeperking. Nu eiseres niet volledig arbeidsongeschikt is komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de duurzaamheid. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende toegelicht dat er geen medisch objectieve onderbouwing is om meer beperkingen aan te nemen voor de klachten die eiseres ervaart op 23 september 2020.
18. Eiseres vindt dat de rechtbank een medisch deskundige moet benoemen, omdat de visies van de verzekeringsgeneeskundige van Triage en het UWV ten aanzien van de mogelijkheid tot werken duidelijk uit elkaar liggen.
19
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende onderbouwd waarom de medische stukken die eiseres heeft toegestuurd niet tot meer of andere beperkingen zouden moeten leiden. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank wijst het verzoek om een deskundige te benoemen dan ook af.
De arbeidskundige beoordeling
20. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 23 september 2020 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 74,83% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als afdelingssecretaresse, zodat eiseres voor de overige 25,17% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

22. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 23 september 2020 terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 25,17%. Daarom heeft eiseres, zolang er niks in haar situatie wijzigt, per 23 september 2022 geen recht meer op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
23. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 20 oktober 2022 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 20 oktober 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel in het rapport van 14 oktober 2020 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.