ECLI:NL:RBLIM:2022:8069

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
03/033429-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding voor kosten van rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ingediend door de verzoeker, geboren in 1998, die vertegenwoordigd werd door mr. S.G.H. van de Kamp. De verzoeker had een verzoek ingediend om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in verband met een strafzaak, waarin hij niet verder werd vervolgd. De officier van justitie had op 9 februari 2022 aan de verzoeker meegedeeld dat hij niet verder zou worden vervolgd. Het verzoekschrift werd op 9 mei 2022 ingediend, waarna het Openbaar Ministerie op 2 juni 2022 zijn standpunt kenbaar maakte. De rechtbank behandelde het verzoek op 4 oktober 2022, waarbij de gemachtigde advocaat van de verzoeker en de officier van justitie aanwezig waren. De verzoeker zelf was niet ter zitting verschenen.

De verzoeker vroeg om vergoeding van de kosten van zijn raadsman, die een factuur van € 1.270,50 had ingediend voor werkzaamheden in de strafzaak en € 680,00 voor het opstellen en indienen van het verzoek. De officier van justitie verzet zich tegen de toekenning van deze vergoeding. De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden van de advocaat tot en met 9 februari 2022 onder de piketregeling vielen en dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om een vergoeding voor deze kosten toe te kennen. De rechtbank kende echter wel een vergoeding toe van € 332,75 voor de werkzaamheden van de raadsman na deze datum en het gebruikelijke bedrag van € 680,00 voor de kosten van het verzoek.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de verzoeker een totale vergoeding van € 1.012,75 toe te kennen, ten laste van de Staat. Deze beslissing werd genomen door mr. F.M. van Maanen Winters, rechter, in aanwezigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier, en werd uitgesproken ter zitting van de raadkamer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Strafrecht
Zittingsplaats Maastricht
parketnummer : 03/033429-22
raadkamernummer : 22-009570
datum uitspraak : 18 oktober 2022
Beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek overeenkomstig artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [plaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. S.G.H. van de Kamp, advocaat kantoorhoudende te 5211 TW ’s-Hertogenbosch, aan de Stationsweg 14,
hierna te noemen: de verzoeker.

Feiten

De officier van justitie heeft beslist in de strafzaak onder bovenvermeld parketnummer de verzoeker niet verder te vervolgen en heeft dat bij brief van 9 februari 2022 aan de verzoeker meegedeeld.

Procedure

Het verzoekschrift is op 9 mei 2022 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
Het Openbaar Ministerie heeft op 2 juni 2022 zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 4 oktober 2022 het verzoekschrift in raadkamer behandeld en daarbij de gemachtigde advocaat van de verzoeker, mr. S.A.C. de Ridder, waarnemend voor mr. S.G.H. van de Kamp, en de officier van justitie gehoord.
Hoewel daartoe opgeroepen, is de verzoeker niet ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft na sluiting van het onderzoek de uitspraak bepaald op 18 oktober 2022.

Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding voor de kosten van een raadsman:
- in de strafzaak met het hiervoor genoemde parketnummer; door de verzoeker is een
factuur van mr. M.A.W. Nillesen overgelegd tot een totaalbedrag van € 1.270,50;
- voor het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van dit verzoek en het
verzoek op grond van artikel 533 Sv (raadkamernummer 22-009569) tot een bedrag van
€ 680,00.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard, anders dan het door het Openbaar Ministerie ingenomen standpunt van 2 juni 2022, zich tegen het toekennen van een vergoeding voor de kosten van een raadsman te verzetten.

Beoordeling

Op grond van artikel 529 lid 2 Sv is de rechtbank bevoegd van het verzoekschrift kennis te nemen. Het verzoek is binnen de daarvoor in artikel 530 lid 4 juncto 529 lid 2 Sv opengestelde termijn ingediend.
Artikel 530 Sv voorziet -kort samengevat- in vergoeding van de kosten van rechtsbijstand indien een zaak eindigt zonder oplegging van een straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, behoudens voor zover art. 44a van de Wet op de rechtsbijstand van toepassing is. In artikel 534 Sv is geregeld dat toekenning van een vergoeding steeds plaats heeft indien en voor zover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
In het proces-verbaal van inverzekeringstelling (met proces-verbaalnummer PL2300-2022019722-21) is het navolgende te lezen:
Ik deelde de verdachte mee dat hij:
- kosteloos recht heeft op een toegewezen piket- of voorkeurspiketadvocaat voor

consultatiebijstand voor aanvang van het verhoor en verhoorbijstand tijdens het verhoor;

- in plaats van een (voorkeurs)piketadvocaat zich kan laten bij staan door een zelf te betalen advocaat.
Ik deelde de verdachte mee dat hij afstand kan doen van het recht op verhoorbijstand
van een advocaat. Ik heb de verdachte daarbij geïnformeerd dat het doen van afstand
nadelige gevolgen kan hebben en dat hij altijd terug kan komen op zijn beslissing.
De verdachte gaf te kennen gebruik te willen maken van verhoorbijstand van de reeds
toegewezen advocaat.
Ik heb contact opgenomen met de reeds toegewezen advocaat en afgesproken dat deze
naar het politiebureau zal komen.
(…)
Voorafgaand aan het verhoor heeft de verdachte op 8 februari 2022 om 09:45 uur
overleg gevoerd met de advocaat, B02598X, Nillesen M.A.W., 's-Hertogenbosch.
Aan de rechtbank is gebleken dat de piketcentrale op dinsdag 8 februari 2022 om 4:30 uur werd ingelicht over de wens van de verdachte. Door mr. Nillesen, die ten tijde van de melding stond ingeschreven voor het strafpiket, heeft de melding van de piketcentrale om 7:12 uur geaccepteerd.
De werkzaamheden die de advocaat tot en met 9 februari 2022, de datum waarop de verzoeker weer in vrijheid werd gesteld, heeft verricht hebben dus in de piketperiode plaatsgevonden. Deze werkzaamheden hadden betaald kunnen worden door de Raad voor Rechtsbijstand op basis van de toevoeging, die door de acceptatie van de piketmelding tot stand is gekomen. Door na die acceptatie van de piketmelding door de raadsman alsnog op uurbasis kosten voor de werkzaamheden in rekening te brengen bij de verzoeker is er niet gehandeld in overstemming met het Reglement Piket Raad voor Rechtsbijstand.
Voorts staat daar ook aan in de weg het bepaalde in artikel 18, tweede lid, van de Gedragsregels advocatuur, dat luidt:
De advocaat zal van de cliënt voor de behandeling van een zaak waarin hij is toegevoegd voor zijn werkzaamheden geen vergoeding, in welke vorm dan ook, bedingen of in ontvangst nemen, afgezien van eigen bijdragen, verschotten en proceskosten volgens de daarvoor geldende regels.
Gezien de piketregeling overeenkomstig artikel 39 Sv eindigt met het aflopen van de inverzekeringstelling en de verlenging daarvan, acht de rechtbank voor de werkzaamheden van de raadsman tot en met 9 februari 2022 geen gronden van billijkheid aanwezig om een vergoeding voor rechtsbijstand toe te kennen.
Voor de kosten van de werkzaamheden van de raadsman daarna zal de rechtbank een bedrag toekennen van € 332,75.
De rechtbank zal tevens het gebruikelijke bedrag van € 680 toekennen voor de kosten van opstellen, indienen en behandelen ter zitting van de raadkamer van dit verzoek en het verzoek overeenkomstig artikel 533 Sv.

Beslissing

De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe voor de kosten van een raadsman tot een bedrag van € 1.012,75.
Deze beslissing is gegeven door
mr. F.M. van Maanen Winters, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier,
en uitgesproken ter zitting van de raadkamer van 18 oktober 2022.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

De voorzitter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beschikking, zodra deze onherroepelijk zal zijn geworden, door de betaling ten laste van ’s Rijks kas door de griffier van de rechtbank van een bedrag van € 1.012,75 ten gunste van verzoeker door overmaking daarvan op het rekeningnummer NL74.ABNA.0424.4871.36 ten name van Stichting Beheer Derdengelden Kuijpers & Nillesen Advocaten onder de vermelding ‘
[verzoeker] /20220228/530Sv’.