In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.W.M. van Doorn, en gedaagde, de Gemeente Maastricht, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. Swennen. Eiseres vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat door de Gemeente was gelegd op het aandeel van haar ex-echtgenoot in een woning. Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van het beslag en dat dit beslag onrechtmatig was, aangezien het een privéschuld van haar ex-echtgenoot betrof. De Gemeente voerde aan dat eiseres niet-ontvankelijk verklaard moest worden in haar vordering, omdat zij haar ex-echtgenoot niet had gedagvaard, wat in strijd was met de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres inderdaad niet-ontvankelijk was, omdat zij niet had voldaan aan de vereisten voor het indienen van haar vordering. Hierdoor werd de verdere beoordeling van de zaak niet noodzakelijk geacht. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente, die op € 1.692,00 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.