ECLI:NL:RBLIM:2022:8044

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
ROE 19/2250
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor strandpaviljoen en de gevolgen voor landbouwpercelen

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit [eiseres 1], [eiser 2] en de erven [eisers 3], beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw, waarbij een omgevingsvergunning is verleend voor de oprichting en het gebruik van een strandpaviljoen. Eisers stellen dat de activiteiten van de vergunninghouder leiden tot overlast en schade aan hun landbouwpercelen, doordat mensen rondlopen, auto’s parkeren en de toegang tot hun percelen blokkeren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij gevolgen van enige betekenis ondervinden van deze activiteiten. De rechtbank concludeert dat de afstand van de percelen van eisers tot het strandpaviljoen, respectievelijk 520 en 350 meter, te groot is om als belanghebbenden te worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims van overlast en schade, en dat er geen meldingen van overlast zijn gedaan. Daarom heeft de rechtbank het beroep van eisers niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 19/2250
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 13 oktober 2022 in de zaak tussen
[eiseres 1] , [ eiser 2] en de erven [eisers 3], te Heel, eisers
(gemachtigde: mr. Th.J.H.M. Linssen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw, verweerder
(gemachtigde: E. Pieterman).
Als derde-partij (vergunninghouder) heeft aan het geding deelgenomen:
Emterra BV, te Heel
(gemachtigde: mr. M.J.H. Verburg).
Procesverloop
Bij besluit van 16 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor de oprichting en het gebruik van het strandpaviljoen [naam strandpaviljoen] voor (dag)recreatieve activiteiten alsmede het houden van besloten (thema)events, feesten en bijeenkomsten, met daaraan verbonden horeca (een zogenaamde eventlocatie).
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2022. Eisers [ eiser 2] . en [eiseres 1] zijn verschenen bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 1] . Namens vergunninghouder is verschenen [naam 2] bijgestaan door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep van eisers niet-ontvankelijk.
Overwegingen
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
De rechtbank is van oordeel dat eisers onvoldoende procesbelang hebben bij een beoordeling door de rechtbank van het bestreden besluit, omdat eisers niet als belanghebbende (als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht) kunnen worden aangemerkt. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
2. De percelen van [eiseres 1 en eiser 2] en de erven [eisers 3] zijn, blijkens de gedingstukken, op een afstand van respectievelijk 520 en 350 meter afstand gelegen van het vergunde strandpaviljoen. De rechtbank is van oordeel dat van deze afstanden mag worden uitgegaan - en niet van de door eisers genoemde afstanden - omdat de verleende vergunning betrekking heeft op het gebruik van het strandpaviljoen en niet op een elders (dichter bij de percelen van eisers) gelegen parkeerterrein.

3.Op grond van vaste jurisprudentie (bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2021:499)

geldt als uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit, die het besluit toestaat, in beginsel als belanghebbende wordt aangemerkt. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" dient als correctie op dit uitgangspunt. Als gevolgen van enige betekenis ontbreken, wordt geen belanghebbendheid aangenomen. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico) van de activiteit, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn
.
4. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval niet aannemelijk is dat de gevolgen van onderhavig bouwplan van ‘enige betekenis’ zijn voor eisers. Ter zitting is gebleken dat de percelen van eisers gebruikt worden als landbouwpercelen. Eisers hebben ter zitting aangevoerd dat, als gevolg van de activiteiten van vergunninghouder, er in de buurt van hun percelen mensen rondlopen, auto’s op hun percelen parkeren en auto’s de toegang tot hun percelen blokkeren. Hierdoor zou er schade aan gewassen worden toegebracht en ondervinden zij overlast bij het uitoefenen van werkzaamheden op de percelen.
5. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat er ter plaatse mensen rondlopen niet aannemelijk maakt dat er sprake is van gevolgen van ‘enige betekenis’ voor eisers. Eiser hebben immers niet aannemelijk gemaakt dat deze mensen vernielingen zouden aanrichten op de percelen van eisers of overlast zouden veroorzaken. Bovendien is op geen enkele wijze aangetoond dat het hier gaat om mensen die afkomstig zijn van het strandpaviljoen. Met betrekking tot de gestelde overlast door geparkeerde auto’s op/nabij hun percelen, is de rechtbank van oordeel dat eisers ook dit onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt. Hierbij is van belang dat het niet voor de hand ligt dat personen die de strand/beachclub bezoeken op/nabij de percelen van eisers parkeren. Om aldaar te parkeren zou alleen logisch zijn als het parkeerterrein bij de beachclub vol is en op de (hele) weg, gelegen tussen de percelen van eisers en de beachclub, geen gelegenheid meer is om (dichterbij) te parkeren. Eisers hebben hun stelling met betrekking tot de gestelde overlast ook niet, bijvoorbeeld met foto’s onderbouwd. Tot slot heeft verweerder onweersproken gesteld dat er geen meldingen van overlast door eisers zijn gedaan. Nu eisers de gestelde gevolgen niet aannemelijk hebben gemaakt –en de bewijslast ten aanzien hiervan bij eisers ligt, betekent dit dat eisers onvoldoende procesbelang hebben.

6.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Kessels (voorzitter), en mr. G.J. Krens en
mr. G. Leijten, leden, in aanwezigheid van mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2022.
Griffier Voorzitter
De griffier is niet in de gelegenheid
dit proces-verbaal te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: 18 oktober 2022
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.