ECLI:NL:RBLIM:2022:7991

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
C/03/297751 / HA ZA 21-545
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot verklaring voor recht over de realisatie van het RGA-systeem en aanleg van concentrische buis

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben eisers [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] een vordering ingesteld tegen de vereniging [gedaagde] met betrekking tot de realisatie van een rookgasafvoersysteem (RGA-systeem). De eisers betogen dat het RGA-systeem niet conform de installatievoorschriften is gerealiseerd en vorderen een verklaring voor recht dat dit het geval is, alsook de aanleg van een grotere concentrische buis van 80/125. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers eerder een vordering hebben ingetrokken die verband hield met de rechtsgeldigheid van een besluit van de algemene ledenvergadering van de VvE over de vervanging van het RGA-systeem. De rechtbank heeft de feiten rondom de besluitvorming en de uitvoering van de werkzaamheden onderzocht, waarbij onder andere is gekeken naar de notulen van de ledenvergaderingen en de rapporten van Kiwa. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van de eisers niet kunnen worden toegewezen, omdat de [gedaagde] voldoende heeft aangetoond dat het systeem voldoet aan de eisen en dat de installatie conform de geldende voorschriften is uitgevoerd. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] af en veroordeelt hen in de proceskosten van de [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/297751 / HA ZA 21-545
Vonnis van 12 oktober 2022
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. M.E.Th. Hogervorst te Maastricht,
tegen
de vereniging
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] en kantoor houdend te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.I. Jansen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] en de [gedaagde] genoemd worden.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidenteel vonnis van 19 januari 2022
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 27 juli 2022.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] zijn lid van de [gedaagde] .
2.2.
Op 10 oktober 2018 heeft de [gedaagde] een algemene ledenvergadering (ALV) gehouden. Een van de agendapunten op die vergadering was de vervanging van de rookgasafvoerkanalen (hierna: het RGA-systeem) voor een bedrag van € 150.000,-. In de voorafgaande vergaderingen van 16 november 2017 en 8 maart 2018 en ook tijdens deze ALV van 10 oktober 2018 (productie 1 van de [gedaagde] ) is door de bewonerscommissie een presentatie gegeven over de vervanging van dit systeem. De van die vergadering opgemaakte notulen (productie 4 van de [gedaagde] ) vermelden ten aanzien van het agendapunt betreffende het vervangen van de rookgasafvoerkanalen, als onderdeel van het planmatig onderhoud over de jaren 2018 en 2019, dat de vergadering akkoord gaat met, onder andere, deze werkzaamheden en (het daaraan verbonden) bedrag. In de notulen is ook vastgelegd dat conform de presentielijst 166 stemmen aanwezig, dan wel vertegenwoordigd waren, waarmee volgens de notulen het quorum was bereikt.
2.3.
De [gedaagde] heeft op 5 september 2019 een informatieavond georganiseerd. Daarin is toegelicht dat op basis van constructief onderzoek is vastgesteld dat toepassing van een individueel systeem gelet op mogelijke constructieve problemen de beste en meest veilige oplossing is. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van concentrische buizen van het fabricaat ‘Burgerhout twinsafe 60-100’. Op dat systeem kunnen alle ‘gesloten’ CV-ketels van CW3 tot en met CW6 van het merk Intragas worden aangesloten. Bij andere merken zal dit gecontroleerd moeten worden, maar veelal zullen hier ook diverse types mogelijk zijn, aldus de overgelegde sheets van de presentatie (productie 1, bijlage 4 van de [gedaagde] ).
2.4.
Zoals op 5 september 2019 aangekondigd, is vervolgens door de [gedaagde] opdracht verstrekt aan Technisch Bureau Gesit om de werkzaamheden dienovereenkomstig uit te voeren en is Gesit voornoemd in oktober 2019 daarmee aangevangen. Daarbij zijn nieuwe concentrische rookgasafvoeren aangebracht met een diameter van 60/100 mm. Tevens zijn bij bijna alle appartementen nieuwe CV-toestellen aangebracht.
2.5.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] hebben geweigerd hun CW-ketel te laten vervangen en/of aan te laten sluiten op het gerealiseerde RGA-systeem. Zij hebben het bestuur van de [gedaagde] in verschillende brieven laten weten dat volgens hen het systeem waartoe is besloten niet deugdelijk is in dit geval. In opdracht van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] heeft Kiwa het systeem beoordeeld en hiervan rapport uitgebracht op 5 augustus 2020.
2.6.
Op 26 augustus 2021 heeft een ingelaste algemene ledenvergadering plaatsgevonden. Volgens het proces-verbaal van die vergadering, opgesteld door notaris [naam notaris] (productie 3 [gedaagde] ), waren van de maximaal 232 mogelijke stemmen 182 stemmen aanwezig, dan wel vertegenwoordigd, waardoor volgens de bestuurder van de [gedaagde] rechtsgeldig besluiten kunnen worden genomen.
De bestuurder van de [gedaagde] heeft bij zijn welkomstwoord toegelicht dat de vergadering bijeen is geroepen omdat de heer [naam] – eigenaar van een appartement in [naam flatgebouw] – zich in een procedure bij de rechtbank op het standpunt heeft gesteld dat het besluit in de ALV van 10 oktober 2018 over het planmatig onderhoud voor de jaren 2018 en 2019 ongeldig is en dat bij de op 27 januari 2021 gehouden mondeling behandeling door de rechtbank is toegestaan dat de verdere behandeling wordt aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen om het geschil op te lossen door het uitschrijven van een nieuwe ledenvergadering.
2.7.
[naam] heeft in voormelde procedure onder andere een verklaring voor recht gevorderd dat het besluit van de [gedaagde] omtrent de vervanging van het RGA-systeem nietig is wegens strijd met de splitsingsakte. Als agendapunt 3 is daarom in de vergadering van 26 augustus 2021 voorgesteld om het in de vergadering van 10 oktober 2018 genomen besluit over het vervangen van de rookgasafvoeren opnieuw en, voor zover nodig, door middel van stembriefjes met terugwerkende kracht te nemen, voor het geval het oorspronkelijke besluit van 10 oktober 2018 ongeldig zou blijken te zijn. Volgens de notulen hebben 156 vóór het besluit gestemd, 16 tegen en zijn er tien blanco stemmen uitgebracht.
2.8.
In het vonnis van de rechtbank van 3 november 2021 in de procedure tussen [naam] en de [gedaagde] is vervolgens door de rechtbank als volgt overwogen:

4.1. Wat er ook zij van de stelling dat het omstreden besluit ter vergadering van 10 oktober 2018 nietig is, omdat de daarvoor benodigde meerderheid van de uitgebrachte stemmen niet zou zijn gehaald, de beweerde nietigheid is met terugwerkende kracht geheeld door het besluit dat in de algemene ledenvergadering van 26 augustus 2021 is genomen. [naam] heeft niet gesteld dat het voor het nemen van een geldig besluit benodigde quorum en de benodigde meerderheid tijdens die vergadering niet zijn gehaald.
4.2.
Dat de op grond van dat besluit uitgevoerde werkzaamheden in strijd met de wet zouden zijn en daarmee het besluit tot uitvoering van die werkzaamheden nietig is, zoals [naam] ter voortgezette comparitie nog heeft betoogd, is niet relevant. Zijn bezwaar ten aanzien van het besluit richt zich volgens de dagvaarding immers enkel tegen de wijze waarop het besluit tot stand is gekomen en niet tegen de inhoud van het besluit zelf.”
Tegen dit vonnis is geen appèl ingesteld.

3.Het geschil

3.1.
De door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] ingestelde vorderingen zijn reeds weergegeven in het vonnis in incident van 19 januari 2022.
3.2.
De eerste vordering van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] ziet op een verklaring voor recht dat de nieuwe RGA-installatie op onrechtmatige wijze tot stand is gekomen, omdat daaraan geen rechtsgeldig besluit van de Algemene vergadering van de VvE ten grondslag heeft gelegen. Bij de mondelinge behandeling op 27 juli 2022 is van de zijde van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] verklaard dat zij ten gevolge van hetgeen daarover in het – hierboven aangehaalde, in kracht van gewijsde gegane – vonnis van de rechtbank van 3 november 2021 is bepaald, “
niet veel meer kunnen met deze vordering.”Gelet hierop moet het ervoor worden gehouden dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] deze vordering hebben ingetrokken.
3.3.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] stellen zich thans nog op het standpunt dat het systeem zoals dit is aangebracht, geen deugdelijk systeem is. Dit systeem is niet gerealiseerd conform de installatievoorschriften die daarvoor gelden en daarom hebben zij geen garantie dat er geen problemen komen met dit RGA-systeem. Zij willen dat een CW-ketel kan worden aangesloten zonder strijd met de installatievoorschriften en zonder gevaar. De buizen moeten voldoen en er dient te worden voldaan aan de NEN-normen.
3.4.
De [gedaagde] heeft verweer gevoerd. De [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat de installatie voldoet. Zij heeft toegelicht dat voor dit systeem is gekozen omdat men de bestaande openingen wilde gebruiken. Het zou een risico vormen
– met name een constructief risico – indien grotere gaten voor buizen met een grotere diameter zouden worden geboord door de bewapening van het gebouw. De dikkere buizen zijn ook niet nodig, aldus de [gedaagde] .
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De verklaring voor recht dat het RGA systeem niet is gerealiseerd conform de installatievoorschriften die daarvoor gelden en de vordering tot aanleg van een concentrische buis van 80/125.

4.1.
Gelet op de intrekking van de hiervoor vermelde eerste vordering, worden de door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] gestelde gebreken in de procedure van totstandkoming van het gewraakte besluit tot vervanging van het RGA-systeem niet langer door hen ter beoordeling voorgelegd. De rechtbank zal derhalve meteen overgaan tot de beoordeling van de stellingen die zijn ingenomen in het kader van zowel de tweede vordering tot het geven van een verklaring voor recht dat het systeem zoals dit is aangebracht niet conform de installatievoorschriften die daarvoor gelden is gerealiseerd als, in het kader van de daarmee samenhangende derde vordering, om de [gedaagde] te veroordelen zorg te dragen voor de aanleg van een concentrische buis van 80/125 van het dak tot in de berging van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] .
4.2.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] stellen dat het systeem zoals dit is aangebracht geen deugdelijk systeem is, omdat dit niet is gerealiseerd conform de installatievoorschriften die daarvoor gelden. Zij voeren aan dat in opdracht van de [gedaagde] 60/100 leidingen zijn aangebracht die hier niet geschikt voor zijn; dit systeem wordt nooit gebruikt in gestapelde woningbouw van zes verdiepingen. [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] zijn van mening dat in casu minimaal 80/125 buizen nodig zijn, vanwege de, gezien de afstand tussen de CV-ketel van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] waar de buizen op moeten worden aangesloten en de uitmonding op het dak, benodigde lengte van de buizen. [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] baseren deze stelling op de installatievoorschriften die gelden voor een Intergas CW4 ketel en daarnaast op de motivering die zij hebben gekregen bij de afwijzingen van een viertal installatiebedrijven naar aanleiding van hun verzoek om een offerte uit te brengen voor installatie van een CW4 ketel, alsmede op het op verzoek van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] opgestelde Kiwa-rapport.
4.2.1.
In de installatievoorschriften van een Intergas CW4 ketel en ook bij andere ketelleveranciers wordt volgens [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] duidelijk aangegeven dat bij buizen die langer zijn dan 10 meter problemen kunnen ontstaan. Ketels verliezen vermogen hierdoor en functioneren niet goed, de prestaties van het warmwatercomfort worden niet gehaald en de ketel functioneert dus niet goed, met storingen als gevolg, zoals risico op koolmonoxide ontwikkeling.
4.2.2.
De verschillende installateurs die door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] zijn benaderd verwijzen, in de door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] overgelegde correspondentie met deze installateurs, zonder uitzondering naar de installatievoorschriften van de fabrikanten over de maximale lengte van de rookgasafvoerbuizen. Installateur [naam installateur] van Hesi heeft toegelicht dat van het in het voorschrift van de fabrikant vermelde maximaal toelaatbare drukverlies niet mag worden afgeweken, omdat de werking dan kan afwijken van hetgeen middels keuringen en voorschriften is bepaald.
4.2.3.
Voorts verwijzen [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] zoals gezegd naar het rapport van Kiwa dat door hen is overgelegd. In dit rapport is vermeld dat bij [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] de lengte vanaf het aansluitpunt in de woning tot en met de uitmonding 17 meter bedraagt, met 9 bochten. Rekening houdende met een equivalente weerstandslengte van 1 meter per bocht, is de equivalente leidinglengte volgens Kiwa tenminste 24 meter. Kiwa komt tot de conclusie dat de installatie volgens de huidige regelgeving en de installatie-instructies van de fabrikanten niet geschikt zijn voor het aansluiten van een toestel met Gaskeur CW-klasse 4. De capaciteit van de rookgasafvoerleiding is te klein voor het aan te sluiten toestel, het beoogde vermogen wordt daardoor niet gehaald. De opgegeven eigenschappen volgens het Gaskeurlabel worden daardoor niet gehaald.
4.3.
De [gedaagde] heeft hiertegen primair aangevoerd dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] niet met naam en/of inhoud hebben genoemd aan welke “voorschriften en keuringen” met deze RGA-installatie niet wordt voldaan en dat zij in dat opzicht hun stelplicht verzaken. Aan het rapport van Kiwa kan dit niet worden ontleend, want Kiwa is geen gezaghebbende organisatie, zo voert de [gedaagde] aan. De vorderingen sub 2 en 3 dienen reeds om die reden te worden afgewezen.
Daarnaast stelt de [gedaagde] dat het de vraag is wat de juridische consequentie zou moeten zijn van het niet conform de installatievoorschriften geïnstalleerd zijn en wat dan de schade is. Het zal volgens de [gedaagde] inderdaad zo zijn dat is afgeweken van de standaardvoorschriften, maar daarmee is de installatie zoals die is geplaatst en zoals die functioneert nog niet onrechtmatig. De voorschriften komen in dit geval van de fabrikant, Intergas. Intergas heeft toestemming gegeven om af te wijken, zegt dat de installatie voldoet en heeft ook een garantie afgegeven van 10 jaar. Er zijn goede afspraken gemaakt met Volta. Door de installateur Gesit zijn voorts herstel- en beheersmaatregelen uitgevoerd naar aanleiding van de bevindingen van Kiwa. Gesit heeft ook gesteld dat aan het Bouwbesluit 2012 is voldaan. Er zijn door Intergas metingen verricht, onder meer bij huisnummer 4, dat nog langere buizen heeft. Bij die metingen voldeed het systeem. Verder heeft installateur Gesit aan [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] compensatie aangeboden in de vorm van het installeren van een CW 5-ketel voor de prijs van een CW 4-ketel, zodat ook het juiste vermogen van de ketel geborgd is. Dat aanbod is door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] afgewezen. [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] hebben daarom volgens de [gedaagde] geen belang bij hun vorderingen onder sub 2 en 3.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat hetgeen door de [gedaagde] is aangevoerd omtrent de omstandigheden op grond waarvan zij de gerechtvaardigde verwachting mag hebben dat het geïnstalleerde RGA-systeem verantwoord en deugdelijk is, wordt bevestigd door de brieven van Intergas en Gesit die door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] als productie 7 zijn overgelegd. Intergas heeft in de brief van 24 juni 2020 bevestigd dat door haar is getest of het systeem veilig en goed kan functioneren en dat op grond daarvan is vastgesteld dat dit in orde is. Tevens is daarin verklaard dat de garantievoorwaarden zoals beschreven in haar algemene leveringsvoorwaarden volledig van kracht blijven. Uit de brief van 14 oktober 2020 van Gesit blijkt dat zij naar aanleiding van de door Kiwa genoemde herstel- en beheersmaatregelen een aantal nader genoemde herstelwerkzaamheden zal uitvoeren, het hiervoor genoemde aanbod doet aan o.a. [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] , stelt dat zij absoluut voldoet aan Bouwbesluit 2012 en verklaart dat 10 jaar garantie wordt geboden op de RGA-installatie. Gelet op de inhoud van deze stukken heeft de [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd betwist dat, voor zover het geïnstalleerde RGA-systeem afwijkt van de installatievoorschriften, dit tot gevolg zou hebben dat het betreffende RGA-systeem niet deugdelijk zou zijn. Van de kant van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] is uitsluitend aangevoerd dat het systeem afwijkt van de installatievoorschriften en is tegenover hetgeen de [gedaagde] aanvoert niets meer gesteld, waaruit blijkt dat de verklaringen van Intergas en Gesit waar de [gedaagde] zich op beroept niet juist zijn en dat het onderhavige RGA-systeem ten gevolge van de afwijking van de standaard installatievoorschriften niet volgens voorschrift zal functioneren en gevaar op zal leveren. Daarnaast heeft de [gedaagde] gewezen op de constructieve gevaren van het aanbrengen van grotere gaten in de bewapening van het gebouw ten behoeve van dikkere buizen. Daarmee is een gegronde reden gegeven waarom het in dit geval, gezien de garanties dat afwijking mogelijk was, noodzakelijk en gerechtvaardigd was om af te wijken van de standaardsituatie en niet overgegaan diende en dient te worden tot plaatsing c.q. vervanging van de huidige buizen tegen buizen met een minimale diameter van 80/125.
4.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat de vorderingen van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] onder 2 en 3 dienen te worden afgewezen.
De schadevergoeding voor het Kiwa-rapport
4.6.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] stellen zich voorts op het standpunt dat de [gedaagde] de kosten van het opstellen van het Kiwa-rapport dient te vergoeden, omdat door de [gedaagde] alle waarschuwingen, vragen en met name door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] aangedragen oplossingen genegeerd zijn en zij zo gedwongen werden een nader onderzoek te laten doen.
4.7.
De [gedaagde] is van mening dat zij niet is gehouden tot vergoeding van de kosten, omdat de [gedaagde] er van mocht uitgaan dat de door haar ingehuurde professionele partijen conform de geldende wet- en regelgeving zouden handelen en daar gaat zij nog steeds vanuit.
4.8.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de vorderingen onder 2 en 3 volgt dat de [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank op grond van de informatie en verklaringen die zij heeft ontvangen van de verschillende door haar ingeschakelde bedrijven, waar onder meer de hiervoor vermelde brief van Intragas deel van uitmaakt, heeft mogen vertrouwen op de geschiktheid en deugdelijkheid van de aangelegde installatie. Uit het feit dat de brief van Intragas door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] is overgelegd, blijkt dat zij ook bekend waren met die brief. Nu de rechtbank naar aanleiding van de vorderingen onder 2 en 3 niet tot het oordeel is gekomen dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] dienaangaande in het gelijk kunnen worden gesteld, dienen de kosten van dit onderzoek voor hun rekening te blijven, mede ook gelet op het feit dat de [gedaagde] heeft verklaard dat zij niet is betrokken in het onderzoek. De vordering zal worden afgewezen.
De bijdrage in de kosten van aanleg van het RGA-systeem
4.9.
Ten aanzien van de vordering onder 5 verwijzen [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] naar artikel 37, achtste lid, van het splitsingsreglement (productie 5 van de [gedaagde] ) dat op de [gedaagde] van toepassing is en stellen zij dat zij geen voordeel trekken van de nieuwe installatie – zij willen hier niet op worden aangesloten – en daarom niet verplicht kunnen worden bij te dragen in de kosten daarvan. Deze kosten worden hun wel in rekening gebracht door middel van een reeds doorgevoerde verhoging van de maandelijkse bijdrage.
4.10.
Artikel 37 van het splitsingsreglement luidt – voor zover in het kader van dit geschil van belang – als volgt:
“(…)
5. Besluiten door de vergadering tot het doen van uitgaven die een in de akte nader te bepalen bedrag te boven gaan, kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste drie/vierde van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin een aantal eigenaars tegenwoordig is of vertegenwoordigd is, dat ten minste twee/derde van het totaal aantal stemmen kan uitbrengen. In een vergadering, waarin minder dan twee/derde van het in de vorige zin bedoelde maximum aantal stemmen kan worden uitgebracht, kan geen geldig besluit worden genomen.
(…)
8. Het in lid 5 bepaalde geldt eveneens voor besluiten tot verbouwing of voor besluiten tot het aanbrengen van nieuwe installaties of tot het wegbreken van bestaande installaties, voorzover deze niet als een uitvloeisel van het normale beheer zijn te beschouwen.
De eigenaar, die van zodanig maatregel geen voordeel trekt, is niet verplicht in de kosten hiervan bij te dragen.
(…)”
4.11.
De [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] gehouden zijn tot het betalen van de bijdrage in de kosten op basis van de rechtmatige besluitvorming daarover die in de algemene ledenvergadering van de [gedaagde] tot stand is gekomen. Er is volgens de [gedaagde] ook voor [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] een voordeel verbonden aan de huidige installatie, want de vorige installatie was gevaarlijk. De buizen werden aangetast door de gassen, waardoor koolmonoxide de woningen inkwam.
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] op artikel 37, achtste lid van het splitsingsreglement niet slaagt. In de ALV van de [gedaagde] is conform het bepaalde in lid 5 van dit artikel en dus rechtmatig het besluit genomen tot het vervangen van het RGA-systeem en is het bedrag van de daarmee samenhangende kosten goedgekeurd. Alle leden van de [gedaagde] dienen daarom bij te dragen in die kosten. Voor het nemen van dat besluit bestond ook een goede reden, omdat het oude systeem gevaarzettend was. Van een situatie zoals bedoeld in het achtste lid van artikel 37, waarbij bepaalde eigenaren geen voordeel trekken van de maatregelen, is geen sprake. Het RGA-systeem is vervangen ten behoeve van alle appartementen die tot het complex behoren. Hierboven is al overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] gegronde reden hebben om hun ketel c.q. een nieuwe ketel niet aan te laten sluiten op dat systeem. [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] zijn aldus wel in de gelegenheid om voordeel te trekken van het vervangende systeem. De vordering van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] zal daarom worden afgewezen.
4.13.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht 2.076,00
- salaris advocaat
461,00(1,0 punt × tarief € 461,00)
Totaal € 2.537,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van de [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.537,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.type: EvdS