Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] en
[eiseres sub 2]
[erflater] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 26 februari 2021 met de producties 1 tot en met 16
- de conclusie van antwoord met één productie
- de rolbeslissing van 21 juli 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- de producties 17 tot en met 19 van de vereffenaar
- de productie 2 van [gedaagde]
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 februari 2022
- de spreekaantekening van mr. Van der Wende met kopieën van jurisprudentie.
2.De feiten
€ 79.411,54 haar toekwamen (productie 12, dagvaarding) en dat zij een deel van het geld heeft opgemaakt.
8 februari 2021 [gedaagde] gesommeerd het volledig uitgekeerde bedrag van € 79.411,54 (plus kosten en rente) terug te betalen (producties 14 en 16, dagvaarding).
3.Het geschil
€ 79.411,54 dient te worden gekwalificeerd als quasi-legaat (gift) en dat dit bedrag, omdat de nalatenschap van erflater negatief is, door de vereffenaar kan worden teruggevorderd.
4.De beoordeling
2.228,00(2,0 punten × tarief IV € 1.114,00)