ECLI:NL:RBLIM:2022:7963

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
C/03/309507 / JE RK 22-1639 en C/03/309257 / JE RK 22-1598
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige gezondheidsklachten

Op 30 september 2022 heeft de kinderrechter in Maastricht uitspraak gedaan in de zaken C/03/309507 / JE RK 22-1639 en C/03/309257 / JE RK 22-1598, betreffende verzoeken tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen, maar niet voor de gevraagde termijn. De minderjarige, die ernstige gezondheidsklachten vertoont, is geplaatst bij gezinshuisouders die medisch onderlegd zijn. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, is belast met de zorg voor de minderjarige. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om voortvarend te onderzoeken of plaatsing in een netwerkgezin, bij de grootmoeder van de minderjarige, op korte termijn mogelijk is. Tevens dient onderzocht te worden of de moeder, die momenteel aangeeft de zorg niet aan te kunnen, dit op termijn wel kan. De machtiging vervangt een eerder gegeven machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin. De kinderrechter heeft de beslissing voor de resterende termijn aangehouden en benadrukt het belang van de zorg en ondersteuning die de minderjarige nodig heeft, gezien haar medische situatie. De moeder heeft erkend dat zij op dit moment niet in staat is om de zorg voor de minderjarige te dragen, maar heeft aangegeven dat de grootmoeder wel een rol kan spelen in de verzorging. De kinderrechter heeft de GI verzocht om vier weken voor de expiratiedatum van de maatregel te rapporteren over de voortgang.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummers: C/03/309507 / JE RK 22-1639 en C/03/309257 / JE RK 22-1598
Datum uitspraak: 30 september 2022
Beschikking van de kinderrechter over verzoeken tot een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van:
de gecertificeerde instelling WILLIAM SCHRIKKER STICHTING Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonend te [woonplaats] ,
advocaat mr. S.C.H. Poelman, kantoorhoudend in Brunssum.
Wederom gezien de stukken waaronder de door deze rechtbank gegeven en op 22 september 2022 uitgesproken beschikking in de zaak met zaaknummer C/03/309507 / JE RK 22-1639.

1.Het (verdere) procesverloop

In de zaak C/03/309507 / JE RK 22-1639:
1.1.
Bij voornoemde beschikking van 22 september 2022 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van twee weken waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden.
In de zaak C/ C/03/309257 / JE RK 22-1598
- het verzoek met bijlagen van de GI van 15 september 2022.
1.2.
Op 30 september 2022 heeft de kinderrechter beide zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- een vertegenwoordigster van de GI;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
1.3.
Aan mevrouw [naam grootmoeder] (grootmoeder mz), mevrouw [naam tante] (tante van grootmoeder mz) en aan de heer [de vader] (de vader) is bijzondere toegang verleend voor het bijwonen van de mondelinge behandeling.

2.De feiten

2.1.
Het gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[minderjarige] verblijft op dit moment in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
2.3.
Bij beschikking van 10 juni 2022 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht van de GI gesteld voor de duur van drie maanden. Bij beschikking van 30 augustus 2022 (C/03/308254 / JE RK 22-1452) heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 10 september 2022 tot 10 september 2023.
2.4.
Bij de beschikking van 10 juni 2022 is door de kinderrechter tevens een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van twee weken. Bij beschikking van 23 juni 2022 is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 10 september 2022. Vervolgens is bij voormelde beschikking van 30 augustus 2022 een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend van 10 september 2022 tot 10 maart 2023.

3.De verzoeken

In de zaak C/03/309507 / JE RK 22-1639:
3.1.
De GI persisteert bij haar verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlenen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
3.2.
Ter onderbouwing daarvan verwijst de GI naar het verzoekschrift en stelt daarbij nog – samengevat – dat [minderjarige] op dit moment niet terug naar de moeder kan. Door de medische toestand van [minderjarige] heeft zij extra zorg en ondersteuning nodig die de moeder haar niet kan bieden. [minderjarige] was reeds middels een machtiging tot uithuisplaatsing uit huis geplaatst in een pleeggezin. Op 30 augustus 2022 heeft de pleegmoeder aan de GI laten weten dat het niet goed ging met [minderjarige] en dat de pleegmoeder niet meer in staat was om aan haar de zorg te bieden die zij nodig heeft. Vastgesteld is dat [minderjarige] een gaatje in haar hart heeft dat op latere leeftijd in ieder geval operatief verholpen moet worden. De medische hulpvraag van [minderjarige] is te groot gebleken voor de pleegmoeder. Inmiddels verblijft [minderjarige] in een gezinshuis in Limburg. De gezinshuisouders zijn medisch onderlegd en kunnen [minderjarige] de ( medische) zorg bieden die zij nodig heeft. Het is belangrijk dat [minderjarige] mensen om zich heen heeft die alert zijn op de signalen die zij vertoont en daar dan ook zo snel mogelijk op kunnen handelen. Dat lukt de moeder (en de vader) op dit moment niet. De gezinshuisouders zijn daartoe wel in staat en kunnen direct met [minderjarige] naar het ziekenhuis vertrekken als zich een spoedsituatie voordoet. Onlangs is [minderjarige] wederom met spoed opgenomen in het ziekenhuis omdat haar ademhaling plots stopte. Er is toen contact met de moeder opgenomen, maar zij was niet te bereiken althans gaf aan dat ze aan het werk was.
In de zaak C/ C/03/309257 / JE RK 22-1598
3.3.
De GI heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling het verzoek in bovenvermelde zaak, met instemming van de moeder, ingetrokken.

4.Het standpunt van de belanghebbende

4.1.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling – zakelijk weergegeven – aangegeven dat ze begrijpt dat ze op dit moment de zorg voor [minderjarige] niet kan dragen. Dat is voor de moeder een moeilijke vaststelling. De moeder is van mening dat grootmoeder (mz) echter wel een rol kan spelen in de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . De grootmoeder is namelijk bereid om aan te leren wat nodig is om [minderjarige] de zorg te kunnen bieden zij nodig heeft en te fungeren als netwerkpleeggezin. De moeder vertelt dat zij zelf ook, net als de grootmoeder, een sonde heeft gehad als kind zijnde. Mede gelet op de jonge leeftijd van [minderjarige] vindt de moeder dat bij toewijzing van het verzoek van de GI, de duur dient te worden beperkt naar hoogstens twee maanden in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en dat onderzocht moet worden of [minderjarige] in het gezin van de grootmoeder kan worden geplaatst.

5.De beoordeling

De rechtbank beveelt op grond van artikel 285 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de voeging van bovengenoemde zaken vanwege hun verknochtheid.
In de zaak C/03/309507 / JE RK 22-1639
5.1.
Op basis van de stukken en van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht is de kinderrechter van oordeel dat het noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] dat een machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend voor een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. [minderjarige] heeft vanaf haar geboorte een zeer moeizame start doorgemaakt, waarbij haar zwakke gezondheid een groot risico met zich brengt. [minderjarige] heeft intensieve (medische) zorg nodig en is volledig afhankelijk van volwassenen die alert zijn en onmiddellijk kunnen ingrijpen als dat nodig is. De kinderrechter oordeelt dat de moeder, op dit moment, niet in staat is deze noodzakelijke (medische) zorg aan [minderjarige] te bieden. De moeder heeft dit ter zitting ook erkend. Daarmee toont zij zich wel verantwoordelijk. De gezinshuisouders hebben een medische achtergrond en kunnen direct handelen als er zich een noodsituatie zou voordoen.
5.2.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen toewijzen. Wat betreft de duur van deze machtiging overweegt de kinderrechter het volgende. Bij voormelde beschikking van 30 augustus 2022, waarbij een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] is verleend, heeft de kinderrechter met betrekking tot de wens van de moeder om [minderjarige] bij oma moederszijde te plaatsen het volgende overwogen:
“Vooropgesteld zij dat in geval van uithuisplaatsing de bedoeling van de wetgever een voorkeur voor plaatsing in een netwerkpleegezin inhoudt boven plaatsing elders. Daarmee wordt, waar dat in het belang van een minderjarige mogelijk en aangewezen is, gewaarborgd dat de inbreuk op de bescherming van het gezinsleven (artikel 8 EVRM) vanwege een uithuisplaatsing zoveel mogelijk wordt beperkt door de minderjarige zoveel mogelijk in zijn sociale omgeving te houden. Vooralsnog is niet duidelijk in hoeverre de oma moederszijde in staat is invulling te geven aan de verzorgings- en opvoedingstaken voor [minderjarige] , of zij in staat is voldoende aan te sluiten bij de ontwikkelingsbehoeften van [minderjarige] en of in de onderhavige omstandigheden een netwerkplaatsing ook anderszins in het belang van [minderjarige] is. Hiernaar dient ook onderzoek te worden gedaan, zodat duidelijk wordt of plaatsing bij de oma moederszijde mogelijk is”.
De kinderrechter begrijpt dat de afgelopen periode zeer hectisch is geweest en dat de medische zorg voor [minderjarige] , die het pleeggezin niet meer aankon, leidend is geweest in de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Nu [minderjarige] echter inmiddels bij gespecialiseerde gezinshuisouders verblijft en naar alle waarschijnlijkheid in rustiger vaarwater terecht komt, zal de GI met voortvarendheid moeten onderzoeken of plaatsing in het netwerkpleeggezin van oma moederszijde in het belang van [minderjarige] is.
Ook zal onderzocht moeten worden of de moeder, die nu aangeeft dat zij niet in staat is om voor [minderjarige] te zorgen, op termijn wel de intensieve verzorging van [minderjarige] op zich kan nemen.
Daarom zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlenen tot 10 maart 2023, zoals ook reeds was beslist in voormelde beschikking, en de beslissing voor de resterende termijn aanhouden. De in het dictum te verlenen machtiging vervangt de machtiging die is verleend bij beschikking van 30 augustus 2022.
5.3.
Ter zitting is ook gesproken over de contacten tussen [minderjarige] en de moeder (en de vader). Het is van belang dat de moeder de komende periode een band kan opbouwen met [minderjarige] en voldoende omgang kan hebben met haar. De GI geeft aan dat het vervoeren van [minderjarige] volgens de artsen wellicht een probleem kan opleveren voor de omgang. In dat geval dient te worden gekeken naar andere mogelijkheden voor contact tussen [minderjarige] en de moeder, bijvoorbeeld in het gezinshuis. Daarbij dient de moeder zich flexibel op te stellen, mede gelet op de medische situatie van [minderjarige] . De kinderrechter benadrukt dat het belangrijk is dat de moeder zich inspant om op hoogte te raken van de (medische) ontwikkelingen rondom [minderjarige] en om aan te sluiten bij gesprekken met artsen. De moeder dient daarin zelf meer initiatief te nemen. Ook dient zij bereikbaar te zijn voor de GI, mede in het kader van het geven van toestemming voor eventuele medische behandelingen.
5.4.
Het is aan de GI om de kinderrechter vier weken vóór de expiratiedatum van de maatregel middels verslaglegging te informeren over de stand van zaken, waarbij ook een verslag van de begeleidende instantie van de omgang wordt overgelegd en over het al dan niet handhaven van het verzoek voor de overige verzochte duur.
In de zaak C/ C/03/309257 / JE RK 22-1598:
5.5.
Nu de GI dit verzoek ter zitting heeft ingetrokken, zal dit worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak C/03/309507 / JE RK 22-1639:
6.1.
verleent, ter vervanging van de bij beschikking van 30 augustus 2022 verleende machtiging, een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 30 september 2022 tot 10 maart 2023;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan;
6.4.
verzoekt de GI om de rechtbank vier weken vóór de expiratiedatum van de ondertoezichtstelling (dus vier weken vóór 10 maart 2023), te informeren over hetgeen is opgenomen onder randnummer 5.4.
6.5.
de advocaat wordt verzocht om vier weken vóór de expiratiedatum de verhinderdata door te geven.
In de zaak C/ C/03/309257 / JE RK 22-1598:
6.6.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2022 door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.J. Marx als griffier en nadien op schrift gesteld op 14 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.