ECLI:NL:RBLIM:2022:7962

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
C/03/309246 / JE RK 22-1593
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met zorgelijke thuissituatie en ondertoezichtstelling

Op 30 september 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht, een beschikking gegeven in de zaak van de minderjarige [minderjarige], die onder toezicht is gesteld. De gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (GI) heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van een jaar, vanwege ernstige zorgen over haar veiligheid in de thuissituatie bij de moeder. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de ouders als de GI aanwezig waren. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de zorgen over de mentale gezondheid, schoolse ontwikkeling en de relatie van [minderjarige] met een meerderjarige vriend besproken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er positieve ontwikkelingen zijn, zoals het stoppen met automutilatie en de bereidheid van [minderjarige] om therapie te volgen. Echter, de zorgen blijven groot, en de kinderrechter heeft besloten om het verzoek tot uithuisplaatsing aan te houden, met voorwaarden voor de ouders en de GI om de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft afgesproken dat er een volgende mondelinge behandeling zal plaatsvinden op 13 december 2022, waarbij de voortgang van de hulpverlening en de naleving van de voorwaarden zal worden besproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummer: C/03/309246 / JE RK 22-1593
Datum uitspraak: 30 september 2022
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van:
de gecertificeerde instelling STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Roermond,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Bos, kantoorhoudend in Heerlen,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. van Riet, kantoorhoudend in Hoensbroek, gemeente Heerlen. .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 15 september 2022;
- de aanvullende stukken van de moeder van 28 september 2022.
1.2.
Op 30 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- een vertegenwoordigster van de GI;
- [minderjarige] , die apart is gehoord;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

2.De feiten

2.1.
Het gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 15 juli 2022 van deze rechtbank is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 15 juli 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van een jaar in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de te geven beschikking.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek voert de GI het volgende – samengevat – aan.
Er zijn grote zorgen over de situatie van [minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder waarbij haar veiligheid niet voldoende kan worden gegarandeerd. Er zijn onder andere zorgen over haar mentale gezondheid, de schoolse ontwikkeling en haar lichamelijke welbevinden nu er vermoedelijk sprake is van drugsgebruik. Ook zijn er grote zorgen over haar (seksuele) relatie met een meerderjarige (23 jaar). De vraag is of [minderjarige] de situatie kan overzien, gelet op haar licht verstandelijke beperking en persoonlijke problematiek. Er zijn ook zorgen over de relatie tussen [minderjarige] en de moeder nu de crisisdienst verschillende keren is ingeschakeld voor escalaties in de thuissituatie. Wanneer de hulpverlening na zo een crisismelding arriveert, wordt er gedaan alsof er niets aan de hand is. De moeder lijkt het gezag over [minderjarige] niet te kunnen uitoefenen en lijkt daardoor in veel dingen met [minderjarige] mee te gaan om escalaties te voorkomen. Ook lijkt de moeder de relatie van [minderjarige] met de meerderjarige vriend te gedogen. Er zijn grote zorgen over de afhankelijkheid van [minderjarige] van deze vriend waarbij het de vraag is of er sprake is van vrijwillig contact of een gedwongen contact. Er zijn veiligheidsafspraken gemaakt waar de moeder en [minderjarige] zich niet aan houden. [minderjarige] gaat inmiddels ruim twee jaar niet naar school en heeft een verstoord (dag- en nacht)ritme. Dit is heel zorgelijk. Het lukt de GI en de betrokken hulpverlening niet om de veiligheid van [minderjarige] in de thuissituatie te waarborgen. [minderjarige] geeft ook aan dat zij zal weglopen en dreigt met zelfbeschadiging. De GI kan niet anders dan verzoeken om een machtiging tot uithuisplaatsing.

4.De mening van [minderjarige]

4.1.
De kinderrechter heeft met [minderjarige] gesproken. Daarna heeft de kinderrechter dit gesprek voor de overige aanwezigen kort samengevat en zijn zij in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. [minderjarige] heeft – zakelijk weergegeven – verteld dat het sinds de mondelinge behandeling van het verzoek tot ondertoezichtstelling (in juli 2022) beter gaat met haar. Ze is onder andere gestopt met automutileren. Haar drijfveer om daarmee te stoppen was haar jongere zusje van 8 jaar voor wie zij een voorbeeld wil zijn en die het niet snapt dat [minderjarige] zichzelf pijn doet. [minderjarige] wil graag starten met therapie om haar innerlijke pijn een plekje te geven. De GI blijft echter aangeven dat dit nu niet kan omdat de thuissituatie te onrustig zou zijn. Er zijn twee begeleiders betrokken bij [minderjarige] , namelijk [naam 1] en [naam 2] . Vooral met [naam 1] heeft zij een goede band en daar is zij ook een paar keer mee naar “In2YourPlace” geweest om in contact te komen met andere jeugdigen. [minderjarige] is gemotiveerd voor de toekomst. Ze wil solliciteren voor een bijbaantje en wil ook graag weer naar school, [naam school] in [plaats] . Ook heeft zij interesse om te starten met boksen. Het vervoer naar de school is nog een probleem omdat [minderjarige] met het openbaar vervoer zal moeten reizen en haar moeder daar de financiële middelen niet voor heeft. [minderjarige] vertelt verder over haar relatie met haar meerderjarige vriend die [naam vriend] heet. Ze weet dat een relatie met hem, gezien het leeftijdsverschil, eigenlijk niet kan, maar ze houdt van hem en dat kan zij niet zomaar veranderen. Ze heeft nu eindelijk iemand in haar leven die haar goed laat voelen en haar niet onzeker maakt. Ze ziet [naam vriend] echter niet meer omdat zij elkaar niet in de problemen willen brengen. Verder vertelt [minderjarige] over haar slechte ervaring met een eerdere uithuisplaatsing op een groep bij Koraal. Een uithuisplaatsing gaat [minderjarige] ook nu niet helpen, vertelt ze. Het enige wat zij heeft is haar moeder en haar overige familieleden en zij wil niet gescheiden van hun leven.

5.Het standpunt van de belanghebbenden

5.1.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling – zakelijk weergegeven – verklaard dat zij niet instemt met het verzoek van de GI. Een uithuisplaatsing van [minderjarige] op een groep zal averechts werken en is daarmee niet in haar belang. De moeder is de afgelopen periode aan de slag gegaan met haar eigen problematiek, ter onderbouwing daarvan heeft zij een overzicht van haar behandelingen overgelegd. De moeder gebruikt geen harddrugs meer. De relatie van [minderjarige] met [naam vriend] keurt de moeder niet goed. Daarom heeft zij ook besloten dat [naam vriend] niet meer bij de moeder thuis mag komen. De moeder ziet positieve ontwikkelingen bij [minderjarige] ; ze werkt aan haar ritme, ze eet beter, ze loopt niet meer weg, ze automutileert niet meer en ze is heel gemotiveerd voor de toekomst. Het is belangrijk dat [minderjarige] therapie krijgt, maar dat komt niet van de grond omdat het volgens de GI, zoals [minderjarige] aangeeft, te onrustig is in de thuissituatie. Ook is het van belang dat zij kan starten met school. Dit staat in de startblokken nu is afgesproken dat zij vanaf 10 oktober 2022 kan starten op [naam school] te [plaats] . Het schoolvervoer en de kosten daarvan zijn wel nog een probleem.
5.2.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij kan instemmen met het verzoek van de GI. De zorgen in de thuissituatie bij de moeder zijn enorm, alsmede de zorgen over de relatie van [minderjarige] met [naam vriend] . De vader vermoedt dat [minderjarige] nog steeds (stiekem) contact heeft met [naam vriend] . Zij wordt negatief beïnvloed door hem en ook vermoedt hij dat zij wordt betrokken bij criminele activiteiten. Hoewel [minderjarige] aangeeft dat zij gemotiveerd is voor de toekomst, is het, gezien het verleden, niet realistisch om er zonder meer vanuit te gaan dat het ook echt gaat lukken. De vader erkent dat het op een groep ook niet altijd is goed gegaan, maar dat geldt ook zeer zeker voor de thuissituatie bij de moeder. [minderjarige] dient te worden beschermd en dat lukt niet zolang zij bij de moeder blijft wonen. Verder zegt de vader toe dat hij zal instaan voor de kosten die gemaakt dienen te worden voor [minderjarige] , waaronder de reiskosten van en naar school en de kosten voor een eventuele hobby/sportuitoefening naar de wens van [minderjarige] .

6.De beoordeling

6.1.
Op grond van artikel 1:265b BW kan de kinderrechter de GI die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
6.2.
De kinderrechter verwijst naar de beschikking van 15 juli 2022, waarin de zorgen over [minderjarige] zijn beschreven namelijk onder andere een verstoord dag-nacht ritme, geen dagbesteding en geen schoolgang, de relatie met [naam vriend] , automutilatie en wegloopgedrag. Weliswaar moet op basis van de stukken en de mondelinge behandeling worden vastgesteld dat de zorgen rondom [minderjarige] nog steeds groot zijn, maar er lijken de afgelopen periode ook positieve ontwikkelingen in gang te zijn gezet. Onweersproken heeft de moeder gesteld dat [minderjarige] niet meer wegloopt, dat zij beter eet en dat er een begin is gemaakt met een beter dag/nachtritme. [minderjarige] heeft zelf aangegeven dat zij niet meer automutileert en dat zij op 10 oktober zal starten met school. Verder is gebleken dat de moeder haar eigen afspraken met hulpverlening altijd nakomt en dat [minderjarige] de hulp door [naam 1] ook toelaat. De GI en de vader hebben gesteld dat het de vraag is of [minderjarige] , mede gelet op de aard van de problematiek, in staat kan worden geacht om op eigen kracht een positieve ontwikkeling in gang te zetten en zij geven aan weinig vertrouwen te hebben in een goede afloop wanneer [minderjarige] niet bij de hand wordt genomen en wanneer aan haar geen duidelijk en strak kader wordt geboden. Hoewel de zorgen van de vader en van de GI niet onbegrijpelijk zijn, vraagt de kinderrechter zich af in hoeverre een uithuisplaatsing deze zorgen zal wegnemen, te meer nu [minderjarige] nare ervaringen heeft opgedaan bij een eerdere uithuisplaatsing op een groep. Zo vond ook tijdens de laatste uithuisplaatsing geen schoolgang plaats en heeft [minderjarige] seksuele contacten gehad binnen de groep waar zij verbleef. Bovendien is onduidelijk waarom de door [minderjarige] benodigde therapie niet thuis kan plaatsvinden maar wel in een groep.
6.3.
Een machtiging tot uithuisplaatsing is een uiterst redmiddel. Gelet op de zorgen die tot de ondertoezichtstelling hebben geleid, maar ook gelet op de voorzichtig positieve ontwikkeling, zal de kinderrechter het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing aanhouden. Aan [minderjarige] en aan haar ouders wordt de kans gegeven om de goede voornemens naar de praktijk om te zetten. De kinderrechter heeft met [minderjarige] én met de ouders en de GI tijdens de mondelinge behandeling afgesproken dat moet worden voldaan aan bepaalde voorwaarden om zodoende een uithuisplaatsing te voorkomen. Alle betrokkenen hebben ingestemd met het volgende:
  • De vader zal zijn toestemming verlenen voor het inschrijven bij de beoogde school.
  • Totdat de school van [minderjarige] begint, gaat zij twee keer in de week (al dan niet met een begeleider) naar In2YourPlace.
  • [minderjarige] zal vanaf 10 oktober 2022 iedere (school)dag naar school gaan. Zij mag niet verzuimen, meldt zich niet ziek (tenzij met een doktersverklaring) en zij komt altijd op tijd.
  • De moeder dient zich in te spannen voor en toe te zien op de dagelijkse schoolgang.
  • De vader zal de kosten van openbaar vervoer naar en van de school voor [minderjarige] voor zijn rekening nemen.
  • [minderjarige] gaat na school meteen naar huis. Als zij na school ergens naar toe wil, gebeurt dat alleen in overleg en met toestemming van de moeder.
  • [naam vriend] mag niet meer toegelaten worden in de woning van moeder.
  • [minderjarige] komt niet meer bij [naam vriend] thuis.
  • [minderjarige] zal zich inspannen voor het vinden van een bijbaantje en houdt bij wat zij daarvoor heeft gedaan.
  • [minderjarige] gaat samen met de moeder kijken bij een boksschool. De vader zal zorgdragen voor voldoende financiële middelen voor een eventueel lidmaatschap.
- De moeder zet zich, al dan niet met hulp van de GI, ervoor in dat [minderjarige] kan starten met therapie voor het psychische welzijn van [minderjarige] .
- De GI bepaalt welke hulpverlening (soort en frequentie) nodig is voor [minderjarige] en voor de moeder en laat dit schriftelijk weten aan [minderjarige] en de moeder.
- Zowel [minderjarige] als de moeder werken mee aan de door de GI nodig geachte hulp.
- De vader, de moeder en [minderjarige] werken mee met de hulpverlening (GI) om de relatie tussen de vader en [minderjarige] te verbeteren zodat op termijn weer contacten tussen de vader en [minderjarige] mogelijk zijn.
6.4.
Met alle betrokkenen is afgesproken dat tijdens de volgende mondelinge behandeling het verloop van de hulpverlening én van het opvolgen van de gestelde voorwaarden zal worden besproken en dat dan opnieuw bekeken wordt of uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van [minderjarige] .
6.5.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter iedere beslissing op het verzoek van de GI aanhouden tot 23 december 2022. De kinderrechter bepaalt dat [minderjarige] ,
de GI en de ouders en hun advocaat, zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling van 13 december 2022 om 13:00 uur, welke mondelinge behandeling zal worden gehouden te Maastricht, Sint Annadal 1.
6.6.
De GI wordt verzocht om de kinderrechter uiterlijk een week voor de nadere mondelinge behandeling, dus 6 december 2022, schriftelijk te informeren over de stand van zaken en over het al dan niet handhaven van het verzoek. De kinderrechter verwacht daarbij ook een verslag van de betrokken persoonlijke begeleiders van [minderjarige] .

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
houdt iedere beslissing aan, pro forma, tot 23 december 2022;
7.2.
bepaalt dat de GI, [minderjarige] en de ouders en hun advocaat zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling van 13 december 2022 om 13:00 uur, welke mondelinge behandeling zal worden gehouden te Maastricht, Sint Annadal 1;
7.3.
bepaalt dat de GI uiterlijk 6 december 2022 de rechtbank informeert over hetgeen hierover onder randnummer 6.6 is opgenomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2022 door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.J. Marx als griffier en nadien op schrift gesteld op 12 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.