ECLI:NL:RBLIM:2022:7929

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
ROE 21/1922
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV over WIA-uitkering en duurzaam arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J. Jacobs-Hellebrekers, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. K. Canters. De eiser had een beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 7 juni 2021, waarin zijn bezwaar tegen de niet-wijziging van zijn WIA-uitkering werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een Skypezitting op 3 oktober 2022.

De eiser, die sinds 1 april 2008 wegens lichamelijke klachten ziek is, ontving vanaf 30 maart 2010 een loongerelateerde WGA-uitkering. Het UWV had zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 80 tot 100%, maar na een herbeoordeling concludeerde het UWV dat de eiser niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, en dat er binnen twee jaar verbetering van zijn belastbaarheid te verwachten viel. De eiser betwistte deze conclusie en verzocht de rechtbank om hem in het gelijk te stellen en het UWV te veroordelen tot schadevergoeding.

De rechtbank oordeelde dat het UWV op zorgvuldige wijze had besloten over de arbeidsongeschiktheid van de eiser, en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet duurzaam arbeidsongeschikt was en dat hij geen recht had op een IVA-uitkering. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en zijn verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd op 13 oktober 2022 verzonden en zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1922

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J. Jacobs-Hellebrekers),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. K. Canters).

Procesverloop

Met het besluit van 3 november 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de uitkering van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) niet gewijzigd. De mate van arbeidsongeschiktheid blijft 80 tot 100%.
Met het besluit van 7 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Skypezitting van 3 oktober 2022. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als engineer in de ICT. Hij heeft zich op 1 april 2008 wegens lichamelijke klachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld. Met het besluit van 23 maart 2010 is aan eiser vanaf 30 maart 2010 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Eiser is volledig arbeidsongeschikt.
3. Het UWV heeft op verzoek van eiser een herbeoordeling gedaan van zijn arbeidsongeschiktheid. Eiser heeft aan het UWV doorgegeven dat zijn gezondheid is verslechterd.
4. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn. De verzekeringsarts heeft zijn bevindingen hierna vastgelegd in het rapport van 27 oktober 2020 en de beperkingen opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiser geen verdiencapaciteit heeft. Eiser is 100% arbeidsongeschikt.
5. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een arts bezwaar en beroep [1] en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de arts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Er is geen sprake van een situatie van Geen Benutbare Mogelijkheden (GBM). Volgens hem valt binnen twee jaar een verbetering van de belastbaarheid te verwachten. De beperkingen die volgens de arts bezwaar en beroep duurzaam van aard zijn heeft hij vastgelegd in een fictieve FML van 26 mei 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van de fictieve FML voldoende passende functies kunnen duiden. Op basis van deze functies wordt de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op minder dan 80%. In de fictieve situatie zou eiser niet volledig arbeidsongeschikt zijn. Het UWV heeft in het bestreden besluit toegelicht dat eiser daarom niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.

Wat eiser vindt

6. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij voert aan dat hij vanaf 30 maart 2010 een WIA-uitkering ontvangt. Zijn belastbaarheid is niet of nauwelijks gewijzigd. Eiser bestrijdt de conclusie van de arts bezwaar en beroep dat er verbetering valt te verwachten op het vlak van persoonlijk en sociaal functioneren. Hij benadrukt dat ondanks diverse therapieën in de afgelopen jaren, enige verbetering iedere keer slechts kortdurend is geweest. Eiser vindt een IVA-uitkering op zijn plaats. Eiser verzoekt de rechtbank het UWV te veroordelen in de vergoeding van de schade die eiser lijdt dan wel zal lijden als gevolg van de onrechtmatigheid van het bestreden besluit.

Waarover het gaat in deze zaak

7. Eiser is volledig arbeidsongeschikt. Tussen partijen is in geschil of eiser duurzaam arbeidsongeschikt is en om die reden recht heeft op een IVA-uitkering. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op de datum in geding, te weten 3 november 2020.

Wat de rechtbank vindt

8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Hij heeft met de brief van 25 augustus 2020 informatie opgevraagd bij de huisarts. Deze informatie is op 16 oktober 2020 ontvangen. De verzekeringsarts heeft beschreven dat sprake is van meervoudige medische problematiek.
10. De arts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 25 mei 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier met daarin de informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft hij eiser gesproken op de hoorzitting. De arts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11. De verzekeringsarts en de arts bezwaar en beroep hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsarts en de arts bezwaar en beroep hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
12. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat er sprake is van meervoudige medische problematiek, voornamelijk van fysieke aard. Er zijn ook spanningsklachten vanwege de echtscheiding. Eiser heeft pijnklachten, last van vermoeidheid en stijfheid. Er is ook sprake van gehoorverlies. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen. Er is vanwege de vermoeidheid, mogelijk verband houdend met het inflammatoir ziektebeeld, reden om een urenbeperking aan te nemen.
13. De arts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 25 mei 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. Eiser kan niet worden gevolgd in zijn claim dat sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. Gezien de aard van de klachten en de visie van zijn behandelaars valt verbetering van de belastbaarheid binnen twee jaar te verwachten. Hij verwacht verbetering op persoonlijk en sociaal vlak bij gerichte behandeling (onder andere psycho-educatie, cognitieve gedragstherapie en stressmanagement). Omdat de psychosociale problematiek grotendeels achter de rug is, kan eiser weer een revalidatietraject in combinatie met psychische behandeling volgen. Dit kan tot verbetering leiden van dynamische handelingen en statische houdingen leiden. Een aantal lichamelijke klachten leiden tot enigszins blijvende functionele beperkingen. Het gaat om de gehoorproblematiek, hartklachten en artrotische klachten. Deze beperkingen worden opgenomen in een fictieve FML.
14. Kort voor de zitting heeft eiser nog aanvullende medische informatie ingediend. Het UWV heeft op zitting aangegeven dat hij gelet op het moment dat hij de stukken heeft ontvangen, niet meer in de gelegenheid is geweest om deze informatie voor te leggen aan de arts bezwaar en beroep. Het UWV heeft op zitting toegelicht dat een gedeelte van de informatie al bekende, en al door de arts bezwaar en beroep betrokken, informatie is en voor het overige niet ziet op de datum in geding.
15. De rechtbank overweegt als volgt. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de arbeidsongeschiktheid van eiser duurzaam is. Belangrijk punt hierbij is dat het gaat om de medische toestand van eiser op de datum in geding, 3 november 2020. Volgens vaste rechtspraak gaat het bij de vraag of de beperkingen duurzaam zijn om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. Dit brengt met zich mee dat de inschatting van de (verzekerings-)arts (bezwaar en beroep) van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij eiser aan de orde zijn. Als de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor eiser.
16. De arts bezwaar en beroep heeft onder verwijzing naar de medische informatie van de behandelaars geoordeeld dat slechts een deel van de beperkingen duurzaam zijn. Deze zijn opgenomen in een fictieve FML van 26 mei 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 1 juni 2021 toegelicht dat met deze duurzame beperkingen geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. Dit betekent dat eiser niet in aanmerking komt voor een IVA-uitkering.
17. De arts bezwaar en beroep vindt de psychische klachten niet duurzaam. Met gerichte behandeling, verwacht hij verbetering van de klachten en functionele beperkingen op het vlak van persoonlijk en sociaal functioneren. Hij baseert dit op de brief van GZ-psycholoog M. van de Goor aan de huisarts van 20 augustus 2020. Uit deze brief volgt dat de behandeling (veranderingsgerichte therapie) kwam stil te liggen, omdat eiser er geen ruimte voor had vanwege de scheiding en de zorg voor de kinderen. Omdat de scheiding achter de rug is en de zorg voor de kinderen goed is geregeld, vindt de arts bezwaar en beroep dat eiser de veranderingsgerichte therapie weer kan oppakken. De rechtbank vindt deze uitleg begrijpelijk. Eiser heeft in zijn aanvullende beroepschrift van 21 september 2022 en tijdens de zitting gesteld dat hij is uitbehandeld voor zijn psychische klachten. Hij kan geen gespecialiseerde GGZ-zorg meer ontvangen. De rechtbank merkt hierover op dat deze informatie ziet op de huidige situatie, maar dat dit niets zegt over de situatie ten tijde van de datum in geding. Op de datum in geding waren er, zo rapporteert de arts bezwaar en beroep, nog behandelmogelijkheden.
18. Bij verbetering van de psychische toestand is er geen reden meer voor een urenbeperking. De arts bezwaar en beroep heeft dit, op verzoek van de rechtbank, in zijn rapport van 21 juni 2022 nader toegelicht. Bij eiser was er rond de datum in geding geen sprake van een inflammatoire aandoening. Eiser heeft een somatische-symptoomstoornis. De klachten bij deze stoornis leiden tot catastroferen. Dit leidt tot meer klachten en tot forse ervaren beperkingen hetgeen veel energie kost. Daardoor is het plausibel om tijdelijk een urenbeperking aan te nemen. Met verbetering van de psychische klachten en functionele beperkingen zal er op termijn naar verwachting geen indicatie meer zijn voor een urenbeperking.
19. De rechtbank is van oordeel dat de arts bezwaar en beroep hiermee voldoende heeft gemotiveerd dat met de geadviseerde behandelingen de beperkingen in rubriek 1 en 2 en de urenbeperking kunnen verbeteren. De enkele stelling van eiser dat zijn beperkingen duurzaam zijn omdat ondanks diverse therapieën in de afgelopen jaren, enige verbetering iedere keer slechts kortdurend was, is onvoldoende voor twijfel aan dit standpunt. Dat eiser inmiddels is uitbehandeld voor zijn psychische klachten zegt niets over de situatie op de datum in geding en kan daarom ook niet tot een andere conclusie leiden.

De conclusie van de rechtbank

20. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed en wordt zijn verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 13 oktober 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 13 oktober 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De arts bezwaar en beroep heeft zijn bevindingen vastgelegd in het rapport van 25 mei 2021. De medische heroverweging in dit rapport is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts bezwaar en beroep.