In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J. Jacobs-Hellebrekers, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. K. Canters. De eiser had een beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 7 juni 2021, waarin zijn bezwaar tegen de niet-wijziging van zijn WIA-uitkering werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een Skypezitting op 3 oktober 2022.
De eiser, die sinds 1 april 2008 wegens lichamelijke klachten ziek is, ontving vanaf 30 maart 2010 een loongerelateerde WGA-uitkering. Het UWV had zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 80 tot 100%, maar na een herbeoordeling concludeerde het UWV dat de eiser niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, en dat er binnen twee jaar verbetering van zijn belastbaarheid te verwachten viel. De eiser betwistte deze conclusie en verzocht de rechtbank om hem in het gelijk te stellen en het UWV te veroordelen tot schadevergoeding.
De rechtbank oordeelde dat het UWV op zorgvuldige wijze had besloten over de arbeidsongeschiktheid van de eiser, en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet duurzaam arbeidsongeschikt was en dat hij geen recht had op een IVA-uitkering. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en zijn verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd op 13 oktober 2022 verzonden en zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.