ECLI:NL:RBLIM:2022:7886

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
ROE 20/2935
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking subsidie en belanghebbendheid in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Gezondheidscentrum Hoensbroek B.V. en het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg. De zaak betreft de intrekking van een subsidie die eerder was verleend aan de gemeente Heerlen voor de projecten Hoensbroek/voormalig gemeentehuis en Litscherveld. De subsidie van € 500.000,- was beschikbaar gesteld op 2 mei 2011, maar werd ingetrokken bij een nieuw besluit op 5 september 2017, omdat het project niet was gerealiseerd. Eiseres, Gezondheidscentrum Hoensbroek B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat het belang van eiseres een afgeleid belang is, aangezien de subsidie was verleend aan de gemeente Heerlen en niet aan eiseres zelf. De rechtbank verklaarde het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk en het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbende in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder een partij als belanghebbende kan worden aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 20/2935

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2022 in de zaken tussen

Gezondheidscentrum Hoensbroek B.V., gevestigd Hoensbroek, eiseres,

(gemachtigde: mr. A.A. van den Brand),
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg, verweerder,

(gemachtigden: N.S. Pardal de Souza en G. Walraven).

Procesverloop

Bij besluit van 5 september 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan het college van Burgemeesters en Wethouders (B&W) van de gemeente Heerlen een subsidie verleend van € 10.950.000,- en daarbij het besluit van 2 mei 2011 ingetrokken omdat het project niet was gerealiseerd. Het betaalde bedrag van € 500.000,- voor het project is verrekend met de verleende subsidie van € 10.950.000,-.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar ingesteld. Dit bezwaar ziet niet op de subsidieverlening, maar slechts op de intrekking van het besluit van 2 mei 2011.
Bij besluit van 29 september 2020, verzonden op 5 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij deze rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2022. Namens eiseres is de heer [naam] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Wat aan deze procedure vooraf ging
1. Verweerder heeft bij besluit van 2 mei 2011 aan het college van B&W van de gemeente Heerlen subsidie beschikbaar gesteld voor een totaalbedrag van € 500.000,- voor de projecten Hoensbroek/voormalig gemeente huis en Litscherveld, waarvan € 360.000,- was bedoeld voor het project Hoensbroek/voormalig gemeentehuis. Eén van de aan de subsidie verbonden verplichtingen was dat de uitvoering van de fysieke bouwwerkzaamheden uiterlijk vóór 1 januari 2012 diende te starten. In het besluit heeft verweerder eveneens opgenomen dat indien het project als geheel geen doorgang vond, verweerder zich het recht voorbehield de middelen terug te vorderen.
2. Bij besluit van 24 augustus 2011 heeft het college van B&W van de gemeente Heerlen een doelsubsidie verleend van € 544.000,- aan Welling Vastgoedontwikkeling B.V. ten behoeve van de realisatie van de AHOED (apotheek en huisartsen onder een dak) en renovatie van het voormalig gemeentehuis Hoensbroek. De voorwaarden die aan deze subsidie verbonden waren, waren dat het project gerealiseerd diende te zijn in de periode
1 augustus 2011 tot 1 juni 2012 en dat er per 1 december 2011 een evaluatierapportage overgelegd diende te worden. Als hierin niet kon worden aangetoond dat het project vóór
1 juni 2012 gerealiseerd was, kon de subsidieverlening worden ingetrokken.
2.1.
Per brief van 17 december 2012 heeft het college B&W van de gemeente Heerlen het besluit van 24 augustus 2011 – en daarmee de verleende subsidie – ingetrokken. Op dit moment was eiseres nog geen eigenaar van het pand.
2.2.
Op 25 januari 2013 heeft het college van B&W van de gemeente Heerlen aan verweerder gevraagd hoe zij de bijdrage voor het voormalige gemeentehuis aan verweerder kon terugbetalen nu het project niet was gerealiseerd. Hierbij werd verzocht om de middelen beschikbaar te houden voor de herstructureringsaanpak in Hoensbroek. Verweerder heeft niet op de brief gereageerd. Het geld is vervolgens bij de gemeente Heerlen gereserveerd gebleven en er hebben overleggen plaatsgevonden over verder uit te voeren projecten in de gemeente Heerlen.
3. Op 12 juli 2017 heeft het college van B&W van de gemeente Heerlen verweerder verzocht om een provinciale bijdrage beschikbaar te stellen voor de stedelijke ontwikkeling in Heerlen. Verweerder heeft met het primaire besluit van 5 september 2017, verzonden
15 september 2017, aan het college van B&W van de gemeente Heerlen een subsidie verleend van € 10.950.000,-. Ook heeft verweerder in dit besluit het besluit van 2 mei 2011 ingetrokken nu beide projecten (waaronder de ontwikkeling van het voormalig gemeentehuis Hoensbroek) niet gerealiseerd waren. De reeds uitbetaalde voorschotten van in totaal € 500.000,- zijn middels dit besluit verrekend.
4. Eiseres heeft op 23 december 2019 pro forma bezwaar aangetekend nadat zij op
19 december 2019 voor het eerst kennis heeft genomen van het besluit van
5 september 2017. Eiseres stelt belanghebbende te zijn ex artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Eiseres is het niet eens met de (volledige) intrekking van de subsidie en stelt dat het besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
5. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Awb. Verweerder heeft daarbij onder andere verwezen naar het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften Provincie Limburg van 14 augustus 2020. Verweerder heeft aangevoerd dat het college van B&W van de gemeente Heerlen de begunstigde van de subsidie was. Eiseres had wellicht een financieel belang bij het al dan niet intrekken van die subsidie, maar dit is een van het college van B&W van de gemeente Heerlen afgeleid belang en maakt haar niet rechtstreeks belanghebbende. Verweerder verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 19 september 2012. [1] Volgens verweerder wordt eiseres niet geraakt in een fundamenteel recht, zoals het recht op leven, werk of woning, waarvan toegang tot de bestuursrechter hem niet onthouden zou mogen worden. Volgens verweerder is er ook geen sprake van een concurrentiepositie. [2]
6. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder heeft nagelaten, dan wel onvoldoende heeft onderzocht, of eiseres een zelfstandig eigen belang heeft bij het bestreden besluit. Eiseres is van mening dat zij wel degelijk een zelfstandig eigen belang heeft. Op het moment dat het primaire besluit werd genomen, was eiseres eigenaar van het voormalig gemeentehuis en al bezig met de verbouw van dit gemeentehuis tot AHOED, dan wel gezondheidscentrum. Eiseres werd toen de mogelijkheid ontnomen om nog aanspraak op deze gelabelde gelden te kunnen maken.
Het oordeel van de rechtbank
7. In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
7.1.
Aan het criterium rechtstreeks belang wordt niet voldaan wanneer er uitsluitend sprake is van een afgeleid belang. Een afgeleid belang wordt in de regel aangenomen indien een appellant slechts indirect, bijvoorbeeld via een contractuele relatie, wordt getroffen in een belang dat parallel is aan dat van de geadresseerde van het besluit. [3] In dat geval ligt het op de weg van de geadresseerde van het besluit om voor die belangen op te komen.
8. De rechtbank stelt vast dat eiseres onderhavige subsidie niet (mede) heeft aangevraagd. Eiseres was ook niet de ontvanger van de subsidie. Dit was immers de gemeente Heerlen. Ook wordt eiseres niet geraakt in een fundamenteel belang, in die zin dat bijvoorbeeld mensen hun baan verliezen door het bestreden besluit. Het belang van eiseres ziet vooral op een financiële tegemoetkoming in de door eiseres gemaakte renovatiekosten. Dat eiseres ten tijde van het nemen van het bestreden besluit eigenaar was van het pand en al bezig was met de renovatiewerkzaamheden, maakt het voorgaande niet anders.
9. Het financiële belang van eiseres is juridisch slechts een afgeleid belang, dat speelt in de relatie tussen eiseres en de gemeente Heerlen. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen direct door het bestreden besluit geraakt belang. Dit maakt eiseres daarom juridisch geen belanghebbende bij het bestreden besluit.
Conclusie
10. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb kan worden aangemerkt. Dit betekent dat verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding,

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, rechter, in aanwezigheid van mr. D.S.A.W. Raes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2022.
griffier (verhinderd te tekenen)
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 13 oktober 2022

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.ECLI:NL:RVSL2915:2258.
3.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 3 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2264.