Overwegingen
Wat aan deze procedure vooraf ging
1. Eiseres heeft op 9 mei 2019, ontvangen door verweerder op 20 mei 2019, een subsidieaanvraag ingediend op grond van de Nadere subsidieregels Restauratie Monumenten 2018-2019 (Nadere subsidieregels) voor de verbouwing van het voormalige gemeentehuis Hoensbroek tot een gezondheidscentrum.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres in het primaire besluit afgewezen, omdat het subsidieplafond was bereikt. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar aangetekend. Naar aanleiding van het bezwaarschrift van eiseres heeft verweerder geconstateerd dat het subsidieplafond nog niet was bereikt.
Verweerder heeft vervolgens in het herzieningsbesluit de subsidieaanvraag volledig heroverwogen en het primaire besluit ingetrokken. Verweerder heeft geconcludeerd dat de in de aanvraag opgevoerde kosten niet subsidiabel zijn omdat de kosten reeds gemaakt zijn ruim voor het indienen van de aanvraag en het project reeds in 2018 was voltooid. Verweerder verwijst daarbij naar artikel 15 lid 1 onder b van de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v. (ASV).
3. Eiseres heeft bezwaar ingediend tegen het herzieningsbesluit. Volgens eiseres heeft verweerder ten onrechte niet alle gronden van bezwaar beoordeeld. Ook is volgens eiseres artikel 15 van de ASV niet van toepassing, verweerder moet slechts kijken naar artikel 9 van de Nadere subsidieregels. Zowel artikel 9 van de Nadere subsidieregels als artikel 17 van de ASV juncto artikel 6 van de Nadere subsidieregels sluiten niet uit dat er (alsnog) subsidie verstrekt wordt nadat een project is uitgevoerd. Ook heeft verweerder ten onrechte geen toepassing gegeven aan de hardheidsclausule.
4.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij onder andere verwezen naar het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften Provincie Limburg. Verweerder heeft aangevoerd dat zij het primaire besluit hebben herroepen waardoor de gronden die zagen op het bereiken van het subsidieplafond niet meer beoordeeld hoefden te worden.
Het standpunt van eiseres dat artikel 15 van de ASV niet van toepassing is, is volgens verweerder niet correct omdat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) subsidieverstrekking slechts mogelijk is als daaraan een wettelijk voorschrift ten grondslag ligt. De ASV moet derhalve als wettelijk voorschrift worden beschouwd, waarbij verweerder via Nadere subsidieregels aanvullende bepalingen heeft kunnen vaststellen.
5. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat niet alleen artikel 15 van de ASV bepalend is, maar dat ook de beleidsregels van de ASV nader ingekleurd worden door de Nadere subsidieregels of dat er zelfs van de ASV afgeweken mag worden. Verweerder had derhalve moeten beoordelen hoe artikel 9 van de Nadere subsidieregels zich verhoudt tot artikel 15 van de ASV. Los daarvan had verweerder uit zorgvuldigheid en rechtszekerheid ook de overige gronden van eiseres, doch in elk geval het beroep op de hardheidsclausule, moeten beoordelen.
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet betwist dat de opgevoerde kosten voor de subsidieaanvraag reeds zijn gemaakt voordat zij de subsidieaanvraag heeft gedaan en dat het renovatieproject ook volledig was afgerond voordat de subsidieaanvraag was ingediend.
7. De rechtbank overweegt dat kosten die samenhangen met financiële en/of contractuele verplichtingen voordat een projectsubsidie is aangevraagd, niet-subsidiabel zijn tenzij in de nadere regels anders is bepaald.De rechtbank stelt vast dat in artikel 9 van de Nadere subsidieregels weliswaar is gespecificeerd wat subsidiabele kosten en niet-subsidiabele kosten zijn, maar dat hierin niets anders is bepaald ten aanzien van hetgeen is bepaald in artikel 15, lid 1, sub b, van de ASV. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de opgevoerde kosten niet voor subsidie in aanmerking komen. De kosten zijn immers gemaakt reeds voordat de subsidie is aangevraagd. Het standpunt van eiseres dat artikel 15 van de ASV niet van toepassing is, volgt de rechtbank dan ook niet.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de gronden van eiseres die zien op het standpunt van verweerder in het primaire besluit dat het subsidieplafond was bereikt, niet hoefde te beoordelen omdat in het bestreden besluit een volledige heroverweging is gemaakt. Eiseres heeft ook niet gemotiveerd aangegeven waarom zij van mening is dat verweerder hier toch op in zou moeten gaan.
9. Tussen partijen is niet in geschil dat er in de ASV een hardheidsclausule is opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daar in het bestreden besluit ten onrechte geen toets aan gewijd. Uit de stukken blijkt namelijk dat eiseres al in het (aanvullende) bezwaarschrift een beroep heeft gedaan op de hardheidsclausule. Uit het verslag van de hoorzitting volgt eveneens dat eiseres een beroep hierop heeft gedaan en dat verweerder hierover een standpunt heeft ingenomen. Verweerder heeft echter in het bestreden besluit geen enkele motivering gegeven over de hardheidsclausule. Ook volgt uit het advies van de bezwaarschriftencommissie geen motivering over de hardheidsclausule. Dit is in strijd met artikel 7:11, eerste lid en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. In zoverre slaagt de beroepsgrond.
10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
11. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het verweerschrift alsnog heeft gemotiveerd waarom zij geen toepassing hebben gegeven aan de hardheidsclausule. Verweerder heeft aangevoerd dat toepassing van de hardheidsclausule slechts aan de orde is in alle gevallen waarin de ASV niet voorziet of indien toepassing van het bepaalde in de ASV naar het oordeel van verweerder tot kennelijke onbillijkheden leidt. De ASV voorziet in een bepaling omtrent niet-subsidiabele kosten, te weten artikel 15 van de ASV, waardoor het toepassen van de hardheidsclausule op grond van het eerste lid van artikel 38 van de ASV niet aan de orde is. Verweerder heeft daarnaast aangevoerd dat het niet-subsidiabel achten van de opgevoerde kosten niet leidt tot onbillijkheden. Het doel van de Nadere regels is immers het stimuleren van restauratie van monumenten waarbij sprake is van een urgente restauratieopgave en uit de Nadere regels volgt eveneens dat binnen zes maanden na ontvangst van de subsidiebeschikking gestart moet worden met de feitelijke werkzaamheden aan het monument. Nu de restauratie door eiseres al voltooid was vóór het indienen van de subsidieaanvraag, bleef deze stimulans middels de subsidie uit.
12. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet begrijpt waarom er niet tot subsidieverstrekking besloten is. Er was immers ten tijde van de hoorzitting van 16 januari 2020 nog subsidie beschikbaar en daarnaast is de hardheidsclausule eerder wel toegepast ten behoeve van de vorige eigenaar van het gezondheidscentrum Hoensbroek.
13. De rechtbank overweegt dat de hardheidsclausule een uitzonderingsregel is. Daarom ligt de bewijslast, om feiten aan te dragen die dat beroep op de hardheidsclausule onderbouwen, bij eiseres. Daarbij komt dat de toepassing van de hardheidsclausule een bevoegdheid is van verweerder. Daarom dient de rechtbank de weigering tot toepassing, alsmede de motivering hiervan, terughoudend te toetsen.
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die leiden tot onredelijkheid en onbillijkheid bij het in stand laten van de beslissing conform de geldende regelgeving en het van toepassing zijn beleid. Dat verweerder reeds een aantal jaren eerder een subsidie heeft verleend, maakt dat niet anders. Verder zijn er geen andere feiten en omstandigheden naar voren gebracht of gebleken op grond waarvan zou moeten worden geconcludeerd dat er sprake is van een situatie die leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding bestaat om de hardheidsclausule toe te passen.
15. Dat betekent al met al dat verweerder het bezwaar van eiseres terecht ongegrond heeft verklaard. De rechtbank ziet daarom aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
Griffierecht en proceskosten
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 354,- vergoedt.
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).