ECLI:NL:RBLIM:2022:7798

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
03.114377.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met geweld en bedreiging

Op 11 oktober 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 maart 2021 samen met anderen een woningoverval heeft gepleegd in Holtum. De verdachte, geboren op Curaçao en gedetineerd in de P.I., werd bijgestaan door advocaat mr. E.W.B. van Twist. Tijdens de zitting op 27 september 2022 zijn de verdachte en zijn raadsman verschenen, en zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie beschouwde het ten laste gelegde feit als wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betoogde dat de verdachte niet opzet had op een diefstal met geweld.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een ander de woning van het slachtoffer is binnengedrongen en daarbij geweld heeft gebruikt. De verdachte heeft het slachtoffer vastgepakt, geslagen en bedreigd. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 2 maart 2021 te Holtum, tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee met bankpassen en geld heeft weggenomen, vergezeld van geweld en bedreiging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Daarnaast werd de verdachte hoofdelijk veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer, die materiële en immateriële schade had geleden. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 1.839,56 voor materiële schade en € 2.500,- voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.114377.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 11 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te Curaçao op [geboortedatum] ,
wonende te [Adres 1] ,
gedetineerd in de P.I. [Adres 2] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E.W.B. van Twist, advocaat kantoorhoudende te Dordrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 september 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De zaak is gelijktijdig doch niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (03-172311-21), [medeverdachte 2] (03-100782-21) en [medeverdachte 3] (03-172302-21).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
op 2 maart 2021 te Holtum samen met anderen een woningoverval heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, als verwoord in zijn op schrift gesteld requisitoir.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de intentie van de verdachte gericht was op een insluiping/inbraak en niet op een diefstal met geweld. Van opzet dan wel voorwaardelijk opzet op het plegen van een diefstal met geweld is geen sprake. Dat geweld is gebruikt na de insluiping kan de verdachte overigens wel worden aangerekend.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank stelt vast dat ter terechtzitting niet is erkend dat de verdachte samen met een ander op 2 maart 2021 te Holtum de woning van [slachtoffer] is binnengedrongen. De verdachte heeft verklaard dat alles geregeld zou zijn door de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De voorbereidingen waren al getroffen. De garagedeur zou openstaan. De verdachte zou samen met een ander de woning binnengaan, het geld pakken dat in de woning zou liggen en dan weer weggaan. Het geld zou worden verdeeld onder [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , de ander en verdachte. De verdachte en de ander werden in de woning geconfronteerd met de bewoner [slachtoffer] en de medeverdachte [medeverdachte 2] . De verdachte pakte [slachtoffer] direct vast, heeft hem ook naar de grond gewerkt en is ook nog op hem gaan zitten. Na hevig verzet van [slachtoffer] zijn de verdachte en de ander vertrokken. [2]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 2 maart 2021 met zijn huisgenote [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) aanwezig was in zijn woning te Holtum. Op enig moment zag hij een schim langs het keukenraam lopen. Hij keek door het raam en zag de garagepoort dichtgaan, terwijl die poort gewoonlijk dicht was. Op het moment dat hij met [medeverdachte 2] naar de garage liep werden zij geconfronteerd met twee mannen welke zich reeds in de garage bevonden. De mannen werkten zich met geweld de woning binnen. Door de mannen is geweld gebruikt tegen [slachtoffer] , bestaande uit vastpakken, slaan, de arm op de rug draaien en met kracht tegen de grond drukken. Verder hebben de mannen gedreigd dat zij hem zouden kapot schieten en verrot zouden slaan. [3]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij zag dat beide mannen over aangever heen stonden en hem herhaaldelijk met gebalde vuist en met kracht tegen diens gezicht sloegen. [4]
Op enig moment heeft aangever zich hevig verzet waarop de mannen zijn weggevlucht. Door aangever en [medeverdachte 2] werd de achtervolging ingezet. Buiten de woning zag aangever een vrouw genaamd [medeverdachte 1] staan. Dit betreft een vriendin van [medeverdachte 2] die een tijdje bij hen heeft ingewoond. Deze [medeverdachte 1] rende eveneens weg toen zij door de [slachtoffer] en [medeverdachte 2] werd gezien. [slachtoffer] zag dat de daders in een bruine, vijfdeurs personenauto auto wegreden. Een portemonnee met daarin bankpassen en € 150,- was uit de woning weggenomen. Aangever heeft verder verklaard dat [medeverdachte 2] mogelijk betrokken was bij de overval. De garagedeur waardoor de verdachten binnen kwamen was normaal gesproken altijd afgesloten. [medeverdachte 2] had voorts op de dag van de overval de kabels van de wifi en het camerasysteem uitgetrokken. [5]
[medeverdachte 2] heeft bevestigd dat zij de avond voor het gebeuren de camera’s had uitgeschakeld. Zij heeft ook gezorgd dat de rolluiken dicht waren. [6]
[medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) heeft verklaard dat [medeverdachte 2] met het idee kwam om te gaan inbreken bij [slachtoffer] . [medeverdachte 2] had aan [medeverdachte 1] gevraagd of zij mensen kende die hen daarmee konden helpen. [medeverdachte 1] heeft mannen uit Rotterdam geregeld. [medeverdachte 2] zou de garagedeur open laten staan zodat de mannen naar binnen konden gaan. De bedoeling was dat de mannen het geld of de hele kluis zouden meenemen. Dat zou moeten gebeuren op het moment dat er niemand thuis was. De mannen zijn nu te vroeg naar binnen gegaan.
Het idee was 1 of 2 dagen van te voren bedacht. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben het idee verder bedacht en uitgevoerd. [medeverdachte 1] heeft ten slotte verklaard dat de buit zou worden verdeeld. [7]
Conclusie
De rechtbank is - gelet op bovenstaande bewijsmiddelen - van oordeel dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] het plan hebben opgevat om anderen de woning van [slachtoffer] in te laten sluipen om daar geld en/of goederen weg te laten nemen. Het geld zou vervolgens worden verdeeld. De verdachte is samen met een ander aan het plan uitvoering gaan geven, echter zij werden geconfronteerd met de aangever [slachtoffer] . Deze werd direct door de verdachte en diens mededader met geweld aangepakt en met geweld bedreigd. De verdachte is samen met de ander uit de woning gerend. De portemonnee van [slachtoffer] met daarin bankpassen en geld is meegenomen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 2 maart 2021 te Holtum, tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee (inhoudende in elk geval 3 bankpasjes en/of € 150,-), die geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- die [slachtoffer] naar de grond te duwen en
- deze [slachtoffer] (meermalen) te slaan en
- aan een arm van genoemde [slachtoffer] te draaien en
- met een knie op de rug van voornoemde [slachtoffer] te gaan zitten en
- tegen die [slachtoffer] te zeggen "Ik schiet je kapot, ik sla je verrot".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 4 jaren en 6 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf kunnen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld die de reclassering heeft geadviseerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daartoe aangezet door anderen heeft verdachte samen met een ander de woning van [slachtoffer] in willen sluipen om daar geld en/of goederen weg te nemen.
De uitvoering van dat plan mislukte echter, doordat [slachtoffer] en [medeverdachte 2] thuis bleken te zijn. Geconfronteerd met hen hebben de verdachte en zijn mededader echter niet afgezien van hun snode plannen. Sterker nog, in plaats van weg te gaan, hebben zij een spreekwoordelijk tandje bijgezet. Koste wat kost hebben zij kennelijk hun buit willen verkrijgen en zijn toen overgegaan tot het plegen van geweld tegen [slachtoffer] en [medeverdachte 2] .
Pas door het verzet van [slachtoffer] hebben verdachte en zijn mededader ervoor gekozen weg te gaan.
Met het plegen van het bewezen verklaarde feit heeft de verdachte blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, zijn gezondheid, veiligheid en eigendom. Een woning behoort een veilige omgeving te zijn. Het is voor slachtoffers zeer beangstigend om in hun woning te worden overvallen met geweld en dreiging met geweld. Slachtoffers krijgen veelal te maken met psychische gevolgen die nog geruime tijd na het voorval hun leven zullen beïnvloeden. Bovendien veroorzaken zulke feiten ook in de samenleving gevoelens van onveiligheid en onrust. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zeer aan.
De rechtbank vindt het daarbij bepaald verontrustend dat dit blijkens zijn justitiële documentatie niet de eerste keer is dat verdachte veroordeeld wordt voor het plegen van geweld en vindt het nog verontrustender dat de verdachte kennelijk zo makkelijk te porren is voor het plegen van strafbare feiten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet met een andere straf worden volstaan dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Woningovervallen komen vaker voor. Zo vaak zelfs dat er door rechtbanken en hoven een zogeheten oriëntatiepunt voor de straftoemeting is geformuleerd. Dit oriëntatiepunt houdt in dat bij een "gewone" woningoverval met licht geweld/bedreiging een straf van 3 jaren als passend kan worden gezien. Zou een dergelijke straf hier ook moeten volgen? De rechtbank betrekt hierbij dat de verdachten aanvankelijk niet uit waren op het plegen van een woningoverval, ze zouden alleen naar binnen sluipen en dat wat van hun gading was meenemen. Toen dat plan doorkruist werd door de aanwezigheid van [slachtoffer] (en [medeverdachte 2] ) hebben zij wel licht geweld gepleegd en hebben ze [slachtoffer] bedreigd. Ook hebben ze het feit samen gepleegd, hetgeen voor [slachtoffer] extra bedreigend moet zijn geweest.
Wanneer alles afgewogen wordt, de persoon van de verdachte erbij betrokken wordt en ook betrokken wordt dat de verdachte (uiteindelijk) zijn rol in het geheel heeft bekend, oordeelt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren passend en geboden. En dat met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.839,56 aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering voor wat betreft het materiële gedeelte (€ 1.839,56) voor toewijzing gereed ligt. Het immateriële gedeelte dient te worden gematigd tot € 6.000,-. Het totaalbedrag van € 7.839,56 dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en hoofdelijk te worden opgelegd.
Ten slotte dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij betwist; naar het oordeel van de verdediging is onvoldoende sprake van een rechtstreeks verband tussen de gevorderde schadeposten en de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de vergoeding van immateriële schade heeft de verdediging matiging tot € 400,- bepleit.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 1.839,56 materiële schade is geleden. Deze schade is – anders dan door de verdediging bepleit – een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank merkt daarbij op dat de stelling dat de voor vergoeding in aanmerking komende schadeposten beperkt zouden zijn tot de concreet in de tenlastelegging benoemde goederen geen steun vindt in het recht. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot het gevorderde bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering leent zich – naar maatstaven van billijkheid – voor toewijzing tot een bedrag van € 2.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De rechtbank zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijk
De verdachte is samen met zijn medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en een ander verantwoordelijk voor de diefstal in vereniging. De verdachte is verplicht om het totale bedrag aan materiële schade aan de benadeelde partij te betalen, voor zover dit niet reeds door een van de anderen is betaald.
De verdachte en de andere medeverdachte worden – anders dan de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] – ook verantwoordelijk geacht voor het toegepaste geweld en dreiging met geweld. De verdachte wordt derhalve ook verplicht het door de rechtbank vastgestelde bedrag aan immateriële schade aan de benadeelde partij te betalen, voor zover dit niet reeds is betaald door de andere medeverdachte.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte hoofdelijk opgelegd, zodat de benadeelde partij de opgelopen schade niet zelf hoeft te innen en de schade ook vergoed krijgt als verdachte die niet kan betalen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag van in totaal € 4.339,56 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan (2 maart 2021).
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 53 dagen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde feit tot een gevangenisstraf van
3 jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan materiële schade aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen ( [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] of de ander) is betaald;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan immateriële schade aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens de ander is betaald;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op tot
  • bepaalt de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op 53 dagen; verstaat dat deze gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte bovengenoemde bedragen aan de benadeelde partij heeft voldaan, daarmee de betalingsverplichting aan de Staat is vervallen en omgekeerd, dat voor zover de verdachte de genoemde bedragen aan de Staat heeft betaald, zijn betalingsverplichting jegens de benadeelde partij komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. drs. E.C.M. Hurkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 oktober 2022.
Buiten staat
Mr. drs. E.C.M. Hurkens is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging- ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 2 maart 2021 te Holtum, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een portemonnee (inhoudende in elk geval 3 bankpasjes en/of € 150,-), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] naar de grond te duwen en/of
- deze [slachtoffer] (meermalen) te slaan en/of
- aan een arm van genoemde [slachtoffer] te draaien en/of
- met een knie op de rug van voornoemde [slachtoffer] te gaan zitten en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen "Ik schiet je kapot, ik sla je verrot".
.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Districtsrecherche Zuid-West-Limburg, BVH nummer: PL2400-2021032217 (Onderzoek Reykjavik), gesloten d.d. 3 september 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 295 en de bijlage bij het einddossier, gesloten op 20 september 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 296-315.
2.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 september 2022 en proces-verbaal van aangifte d.d. 3 maart 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 25-28.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 3 maart 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 25-28 en het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 6 april 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 35 -38.
4.Proces-verbaal van aangifte van [medeverdachte 2] d.d. 2 maart 2021, doorgenummerde dossierpagina 47.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 3 maart 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 25-28 en het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 6 april 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 35 -38.
6.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , welk verhoor is afgelegd bij de rechter-commissaris op 14 april 2022.
7.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 15 februari 2022, niet doorgenummerd en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris d.d. 14 april 2022.