3.1.beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:
1. Wat is/zijn naar uw oordeel de oorzaak of oorzaken van de scheurvorming (in het stuc- en metselwerk) die na de in opdracht van [naam 1] gemaakte vooropname van 25 augustus 2018 aan de binnen- en buitenzijde van het pand [adres 1] is opgetreden of verergerd?
Kunt u – voor zover u dat relevant acht en dit ook mogelijk is – daarbij in ieder geval ingaan op:
a) de deugdelijkheid van de inhoud en de (daadwerkelijke) uitvoering van het sloopplan van [naam 2] (productie 5 bij conclusie van antwoord);
b) de invloed van het tijdverloop na de sloop van het pand [adres 2] (inclusief begane grondvloer en kelder; zie sloopplan, algemeen bij 8)) en 12 maart 2019, de dag waarop het pand ‘schudde’ en vervolgens tussen 12 maart 2019 en de start van de onderstromingswerkzaamheden eind april/begin mei 2019, althans de voltooiing daarvan en de tijdigheid van deze maatregel;
c) de deugdelijkheid van de inhoud en de (daadwerkelijke) uitvoering van het stappenplan onderstroming van [naam 2] (productie 6 bij conclusie van antwoord) voor zover het gaat om het onderstromen van de fundering van de linkerzijgevel van [adres 1] ;
d) kunt u in verband met c) ingaan op de door [naam 2] voorgeschreven en de (daadwerkelijk) door BAS-Bouw aangehouden volgorde van het ontgraven van de moten, de breedte van de moten en de gekozen aanlegdiepte van de onderstroming alsmede op de voorgeschreven en de (daadwerkelijk) aangehouden wijze van onderstromen na die ontgravingen (inclusief voorgeschreven wachttijden tussen de diverse werkzaamheden);
e) de staat van de fundering alsmede de staat van het pand [adres 1] (bij aanvang van de sloop- en bouwwerkzaamheden) en in dit verband door RDR uitgevoerd onderhoud (vóór aanvang van de sloop- en bouwwerkzaamheden);
f) de invloed van de wijze waarop de bouwput voor het te realiseren appartementencomplex door BAS-Bouw is uitgegraven op een eventueel nadelige wijziging van de gronddruk bij de fundering van de linkerzijgevel van [adres 1] ;
g) de eventuele invloed die het aanbrengen van 50 schroefpalen voor de nieuwbouw heeft gehad op de fundering van de linkerzijgevel van [adres 1] .
2) Was het intreden van deze oorzaak of deze oorzaken voorafgaande aan het afbreken van [adres 2] dan wel (direct) na de afbraak te voorzien, mede gelet op de toen binnen de bouw- en sloopbranche bestaande kennis en (ter plekke) toe te passen onderzoekstechnieken en andere manieren om het risico daarop in kaart te brengen (zoals overleg met omwonenden, eigenaren)?
3) Zo ja, had het intreden van de oorzaak of oorzaken door het treffen van voorzorgsmaatregelen kunnen worden voorkomen dan wel had het treffen daarvan een ander schadebeeld doen ontstaan? Kunt u uw antwoord motiveren door aan te geven welke voorzorgsmaatregelen dan hadden kunnen worden genomen (op basis van de destijds bestaande informatie en de binnen de bouw- en sloopbranche bestaande kennis) en welke kosten zouden daaraan verbonden zijn geweest?
4) Welke voorzorgsmaatregelen zijn hiervan daadwerkelijk genomen?
5) Kunt u, als tijdens uw onderzoek blijkt dat partijen verschillende standpunten innemen over wat feitelijk is gebeurd ten aanzien van een punt dat naar uw oordeel van doorslaggevend belang is voor de beantwoording van de vraag, de vraag beantwoorden voor beide scenario’s?
6) Heeft u verder nog iets op te merken dat voor de beoordeling van de zaak relevant kan zijn?