ECLI:NL:RBLIM:2022:7774

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
ROE 22/2258
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende demonstratie

Op 10 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de burgemeester van de gemeente Peel en Maas. Het verzoeker betreft een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een besluit dat voorschriften verbond aan een aangekondigde demonstratie voor meer woonwagenplekken, die op 23 september 2022 zou plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het spoedeisend belang ontbrak. Dit spoedeisend belang was niet meer aanwezig, aangezien het rechtsgevolg van het bestreden besluit al was ingetreden. Het verzoek was te laat ingediend, waardoor de rechtbank niet in staat was om het verzoek tijdig te beoordelen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de demonstratie op basis van het besluit moest zijn beëindigd en dat verzoeker met zijn verzoek niet meer kon bereiken wat hij wilde. De rechtbank heeft ook geen proceskosten aan de verweerder opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 22 / 2258

Uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

en

de burgemeester van de gemeente Peel en Maas, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van besluit van 22 september 2022 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder een aantal voorschriften verbonden aan de aangekondigde demonstatie ten behoeve van meer woonwagenplekken, te houden op 23 september 2022 op [locatie] te Helden.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft voorts de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening, als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), te treffen. Als gemachtigde heeft zich gesteld mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching, advocaat te Rotterdam.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder het verzoek ter zitting te behandelen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Eén van de aan de demonstratie verbonden voorschriften houdt in dat de demonstratie is toegestaan tot vrijdag 23 september 2022, 20.00 uur. Vanaf dat tijdstip dient, volgens dat voorschrift, het terrein te worden verlaten, inclusief alle aanwezige voertuigen en/of kampeermiddelen, en is de demonstratie beëindigd.
3. Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen is ter griffie ontvangen op vrijdag 23 september 2022 om 16.32u. Omdat bij het verzoek onvoldoende duidelijk is gemaakt welk onevenredig nadeel het bestreden besluit tot gevolg heeft en ook in de latere toelichting slechts in algemene bewoordingen is gesteld dat het recht op demonstratie wordt beperkt, heeft de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang gezien om een ordemaatregel te treffen. Daarbij is ook gewicht toegekend aan de omstandigheid dat het verzoek op een dusdanig laat tijdstip is ingediend (en de woordvoerder van de demonstratie niet bereikbaar was terwijl de gemachtigde zich pas later heeft gemeld) dat het verkrijgen van de voor een ordemaatregel noodzakelijke informatie feitelijk onmogelijk is gemaakt.
4. Op 26 september 2022 heeft de rechtbank aan de gemachtigde van verzoeker verzocht aan te geven of er nog grond bestaat het verzoek om voorlopige voorziening door te zetten, dan wel of het verzoek wordt ingetrokken. Verzoekers gemachtigde heeft hierop niet gereageerd.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat bij de huidige stand van zaken het vereiste spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt. Vastgesteld moet worden dat de demonstratie op grond van het besluit ten aanzien waarvan het verzoek was ingediend, is beëindigd, althans moest zijn beëindigd. Dit betekent dat het rechtsgevolg van het bestreden besluit is ingetreden en verzoeker met zijn verzoek om een voorlopige voorziening dan ook niet meer kan bereiken wat hij daarmee wilde bereiken. Ook anderszins is niet gebleken van belangen die maken dat de uitkomst van de bezwaarprocedure, waarin de rechtmatigheid van het bestreden besluit aan de orde komt, niet kan worden afgewacht.
6.De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek af wegens het ontbreken van een spoedeisend belang. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. R.M.M. Kleijkers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J.N. Buddeke, griffier.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 oktober 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 10 oktober 2022.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.